Wet van 28 januari 2002 tot wijziging van de Mededingingswet (implementatie van een wijziging van de EG-transparantierichtlijn)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Mededingingswet te wijzigen ter implementatie van richtlijn nr. 2000/52/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 2000 (PbEG L 193) tot wijziging van richtlijn nr. 80/723/EEG betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mededingingswet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 25 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4A. FINANCIËLE TRANSPARANTIE BINNEN BEPAALDE ONDERNEMINGEN

Artikel 25a

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. richtlijn: richtlijn nr. 2000/52/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 2000 (PbEG L 193) tot wijziging van Richtlijn nr. 80/723/EEG betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven;

b. uitsluitend recht: een recht dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van een bestuursorgaan aan een onderneming wordt verleend, waarbij voor die onderneming het recht wordt voorbehouden om binnen een bepaald geografisch gebied een dienst te verrichten of een activiteit uit te oefenen;

c. bijzonder recht: een recht dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van een bestuursorgaan aan een beperkt aantal ondernemingen wordt verleend en waarbij binnen een bepaald geografisch gebied:

1°. het aantal van deze ondernemingen die een dienst mogen verrichten of een activiteit mogen uitoefenen op een andere wijze dan volgens objectieve, evenredige en niet-discriminerende criteria tot twee of meer wordt beperkt,

2°. verscheidene concurrerende ondernemingen die een dienst mogen verrichten of een activiteit mogen uitoefenen op een andere wijze dan volgens deze criteria worden aangewezen, of

3°. aan een of meer ondernemingen op een andere wijze dan volgens deze criteria voordelen worden toegekend waardoor enige andere onderneming aanzienlijk wordt belemmerd in de mogelijkheid om dezelfde activiteiten binnen hetzelfde geografische gebied onder in wezen gelijkwaardige voorwaarden uit te oefenen;

d. verschillende activiteiten: enerzijds producten of diensten met betrekking tot welke aan een onderneming een bijzonder of uitsluitend recht is verleend, of alle diensten van algemeen economisch belang waarmee een onderneming is belast en, anderzijds, elk ander afzonderlijk product met betrekking tot hetwelk of elke andere afzonderlijke dienst met betrekking tot welke de onderneming werkzaam is.

Artikel 25b
  • 1. Ondernemingen waaraan overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van het Verdrag een bijzonder of uitsluitend recht is verleend of die overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van het Verdrag met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang zijn belast en met betrekking tot deze dienst in enigerlei vorm, waaronder een subsidie, ondersteuning of compensatie, overheidssteun ontvangen, en die verschillende activiteiten uitvoeren, houden een zodanige administratie bij dat:

    a. de registratie van de lasten en baten van de verschillende activiteiten gescheiden zijn;

    b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend;

    c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.

  • 2. De onderneming bewaart de in het eerste lid, onderdelen a, b en c, bedoelde gegevens gedurende vijf jaar, gerekend vanaf het einde van het boekjaar waarop de gegevens betrekking hebben.

Artikel 25c

Artikel 25b, eerste lid, is niet van toepassing op activiteiten die onder de toepassing vallen van specifieke door de Europese Gemeenschap vastgestelde bepalingen inzake een gescheiden administratie, andere dan die van de richtlijn.

Artikel 25d
  • 1. Artikel 25b, eerste lid, is voorts niet van toepassing op:

    a. ondernemingen die diensten verrichten welke de handel tussen lidstaten niet op merkbare wijze ongunstig kunnen beïnvloeden;

    b. ondernemingen waarvan de totale nettojaaromzet minder dan € 40 miljoen heeft bedragen gedurende de twee boekjaren voorafgaande aan het boekjaar waarin de onderneming een bijzonder of uitsluitend recht heeft genoten dat overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van het Verdrag is verleend of waarin zij is belast met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van het Verdrag;

    c. ondernemingen die voor een redelijke periode met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang belast zijn overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van het Verdrag, indien de overheidssteun in enigerlei vorm, waaronder een subsidie, ondersteuning of compensatie, die zij ontvangen, was vastgesteld ingevolge een open, doorzichtige en niet-discriminerende procedure.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt ten aanzien van openbare kredietinstellingen de nettojaaromzet vervangen door een balanstotaal van minder dan € 800 miljoen.

  • 3. Het in het eerste lid, onderdeel b, en het in het tweede lid genoemde bedrag kunnen bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd indien de wijziging voortvloeit uit een bindend besluit van een orgaan van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 25e

Indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen verzoekt om terbeschikkingstelling van gegevens als bedoeld in artikel 25b, eerste lid, verstrekt de onderneming die dit aangaat, de directeur-generaal op diens verzoek binnen de door hem gestelde termijn de desbetreffende gegevens. De directeur-generaal doet de gegevens toekomen aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 25f

Indien de goede uitvoering van de richtlijn dat vereist, kunnen bij regeling van Onze Minister nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van dit hoofdstuk.

B

Het opschrift van hoofdstuk 8 komt te luiden:

HOOFDSTUK 8. OVERIGE OVERTREDINGEN

C

Na artikel 70 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1a. Overtreding verplichtingen inzake financiële transparantie

Artikel 70a
  • 1. De directeur-generaal kan ingeval van overtreding van artikel 25b, eerste, tweede of derde lid, of van artikel 25e, eerste volzin, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend:

    a. een boete opleggen van ten hoogste € 22 500;

    b. een last onder dwangsom opleggen, die ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen.

  • 2. Een boete en een last onder dwangsom kunnen tezamen worden opgelegd.

  • 3. De directeur-generaal legt geen boete op indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend aannemelijk maakt dat hem van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt.

  • 4. De artikelen 5:32, vierde en vijfde lid, 5:33, 5:34, eerste lid, en 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op de in het eerste lid, onder b, bedoelde last.

D

In artikel 77, eerste lid, wordt na «69, eerste lid,» ingevoegd: 70a, eerste lid,.

E

In artikel 79, eerste lid, wordt na «69, eerste lid,» ingevoegd «70a, eerste lid, onder a,» en wordt na «70, eerste lid,» ingevoegd «70a, eerste lid, onder b,».

F

In artikel 81 wordt na «69, eerste lid,» ingevoegd: 70a, eerste lid, onder a,.

G

Na artikel 82 wordt artikel 82a ingevoegd, luidende:

De bevoegdheid tot het opleggen van een boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 70a, eerste lid, vervalt vijf jaren nadat de overtreding is begaan.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Kamerstukken II 2001/2002, 27 639) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in de artikelen 25e en 70a, eerste en derde lid, van de Mededingingswet «directeur-generaal» telkens vervangen door: raad.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 28 januari 2002

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de veertiende februari 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb.1997, 242, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 584.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 27 870.

Handelingen II 2001/2002, blz. 2655.

Kamerstukken I 2001/2002, 27 870 (170, 170a).

Handelingen I 2001/2002, blz. 770.

Naar boven