Besluit van 18 december 2002, houdende wijziging van het Besluit in- en doorstroombanen en het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden met het oog op de invoering van een vrij besteedbaar reïntegratiebudget en een technische wijziging van het Besluit gelijkstelling vreemdelingen Abw, Ioaw, Ioaz en Wvg

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte, van 6 november 2002, Directie Arbeidsmarkt Bijzondere Groepen, ABG/GA/02/79323;

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies, de artikelen 5, derde lid, 16, tweede lid, 17, derde lid, en 18, vierde lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden en 5, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars;

De Raad van State gehoord (advies van 29 november 2002, No. W12.02.0490/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte, van 17 december 2002;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit in- en doorstroombanen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede «die 23 jaar of ouder is, en».

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Subsidie arbeidsplaatsen en voorzieningen arbeidsinschakeling.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister verstrekt subsidie aan de gemeente voor arbeidsplaatsen voor langdurig werklozen die in de vorm van dienstbetrekkingen bij werkgevers worden vervuld en, voorzover de subsidie daarvoor toereikend is, andere voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling voor werkzoekenden.

3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid, vervallen het tweede, vijfde, zesde en zevende lid.

C

Artikel 4 vervalt.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «verklaart het gemeentebestuur» vervangen door: verklaren burgemeester en wethouders.

2. Het derde lid komt als volgt te luiden:

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen voor de toepassing van dit besluit personen, die in vergelijkbare omstandigheden verkeren als die bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, gelijkstellen met een langdurig werkloze.

E

Artikel 6, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen c en f tot b en c, vervallen de onderdelen b, d en e.

2. Het tot onderdeel b verletterde onderdeel komt te luiden:

b. indien de werkgever voor de loonkosten voortvloeiend uit het aangaan van die dienstbetrekking geen andere subsidie ontvangt of die kosten niet op andere wijze kan verminderen dan op grond van de hoofdstukken III en IV van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, artikel 79b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de artikelen 82, 82a of 97c van de Werkloosheidswet, tenzij een subsidie voor meerkosten als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten wordt ontvangen.

F

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot eerste, tweede en derde lid, vervallen het eerste en tweede lid.

2. In het tot tweede lid vernummerde lid en in de aanhef van het tot derde lid vernummerde lid wordt telkens «het eerste en derde lid» vervangen door: het eerste lid.

G

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 9, derde lid» vervangen door: artikel 9, eerste lid.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

3. In het tot tweede lid vernummerde lid wordt «artikel 9, derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: artikel 9.

4. Het tot derde lid vernummerde lid komt als volgt te luiden:

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming, bedoeld in het eerste lid, slechts geven indien voor het tot stand komen van de functie is voldaan aan artikel 7, eerste lid.

H

Artikel 12 vervalt.

I

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13 Verlening, betaling, vaststelling subsidie 2003 en informatieverplichting

  • 1. Onze Minister verleent op of omstreeks 15 mei 2003 aan de gemeente voor het jaar 2003 een subsidie voor de uitvoering van artikel 3, eerste lid, op basis van een door burgemeester en wethouders bij wijze van aanvraag uiterlijk op 1 februari 2003 gedane opgave van het aantal feitelijk bezette arbeidsplaatsen op 30 juni 2002.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt in aanvulling op dat lid aan de gemeenten door Onze Minister in totaal € 45 000 000,– extra subsidie verleend. Deze subsidie wordt over de gemeenten verdeeld op basis van de verdeelmaatstaf, opgenomen in artikel 14, eerste lid, van het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden.

  • 3. Gemeenten die op 30 juni 2002 geen feitelijk bezette arbeidsplaatsen als bedoeld in het eerste lid hebben gerealiseerd, ontvangen op of omstreeks 15 mei 2003 de subsidie, bedoeld in het tweede lid. De subsidie wordt, in afwijking van het tweede lid, vastgesteld volgens de bijlage bij dit besluit.

  • 4. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt bij wijze van voorschot op of omstreeks de vijftiende dag van iedere maand als volgt betaalbaar gesteld:

    a. in de maanden januari tot en met april van het jaar 2003, in vier gelijke delen en in de maand mei in een deel ter grootte van tweemaal het daaraan voorafgaande maandelijkse bedrag, op basis van de verdeling van de voor het jaar 2002 toegekende arbeidsplaatsen;

    b. in de maanden juni tot en met december van het jaar 2003, in zeven gelijke delen van de verleende subsidie, verminderd met de eerder betaalde voorschotten.

    Het voorschot voor de maand januari wordt betaalbaar gesteld, ongeacht of door burgemeester en wethouders een aanvraag is ingediend.

  • 5. De subsidie, bedoeld in het tweede lid, wordt per maand bij wijze van voorschot op of omstreeks de vijftiende dag van iedere maand betaalbaar gesteld. De laatste volzin van het derde lid is van toepassing.

  • 6. Indien burgemeester en wethouders de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, niet of niet binnen de gestelde termijn indienen, worden de reeds betaalde voorschotten teruggevorderd.

  • 7. Indien de betaalde voorschotten meer bedragen dan de verleende subsidie, wordt het teveel betaalde teruggevorderd.

  • 8. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat Onze Minister ten behoeve van de vaststelling van de subsidie uiterlijk op 1 juli 2004 een jaaropgave heeft ontvangen. De jaaropgave wordt voorzien van een verklaring van een accountant, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid van de verstrekte gegevens. Na ontvangst van de jaaropgave stelt Onze Minister de subsidie binnen 12 maanden vast. Indien de jaaropgave niet is ontvangen binnen 12 maanden na het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft dan wel niet is voorzien van de verklaring, bedoeld in de tweede volzin, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

  • 9. Burgemeester en wethouders verstrekken desgevraagd aan Onze Minister kosteloos alle inlichtingen die hij voor de informatievoorziening, de beleidsvorming en voor het betalen en vaststellen van de subsidie nodig heeft en werken mee aan door of namens Onze Minister ingesteld onderzoek, dat erop gericht is Onze Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van beleidsontwikkeling.

  • 10. Indien de inlichtingen, bedoeld in het negende lid, niet of niet volledig binnen de daarvoor gestelde termijnen zijn ontvangen, kan Onze Minister de betaling van de voorschotten, bedoeld in het vierde en vijfde lid, opschorten. Hervatting van de betaling en nabetaling van de niet betaalde voorschotten vindt zo spoedig mogelijk plaats na ontvangst van de in het negende lid bedoelde gegevens.

  • 11. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld voor de vorm en inhoud van:

    a. de opgave, bedoeld in het eerste lid;

    b. de jaaropgave en de verklaring, bedoeld in het achtste lid;

    c. de inlichtingen die op grond van het negende lid worden verstrekt en de wijze en het tijdstip van verstrekking.

  • 12. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

J

De artikelen 14, 15, 16, 17, 18, 19a en 20 vervallen.

K

Het vierde lid van artikel 19 vervalt.

L

Artikel 19b wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer «1» geplaatst ter aanduiding van het eerste lid.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het Besluit in- en doorstroombanen, zoals dit luidde vóór 1 januari 2003, blijft van toepassing op vóór 1 januari 2003 aan de gemeente verleende subsidie.

ARTIKEL II

Het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. indien voor de arbeidskosten door de werkgever, met uitzondering van subsidie op grond van het Besluit in- en doorstroombanen, geen andere subsidie wordt ontvangen;.

B

Het vierde lid van artikel 14 vervalt, onder vernummering van het vijfde tot het vierde lid.

C

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. Onze Minister stelt de subsidie aan de gemeente vast binnen een jaar na ontvangst van het verslag en de daarop betrekking hebbende verklaring, bedoeld in artikel 20, vierde lid, van de wet.

2. De leden zes en zeven komen als volgt te luiden:

  • 6. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat Onze Minister het verslag en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk op 20 september van het jaar volgend op het jaar waarop zij betrekking hebben, heeft ontvangen.

  • 7. Indien het verslag niet is ontvangen binnen 18 maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft of niet is voorzien van een daarop betrekking hebbende verklaring, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

D

Aan artikel 18, zevende lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Terugvordering dan wel verrekening van subsidie die op grond van de eerste volzin niet aan het scholings- en activeringsbudget van het volgende subsidiejaar wordt toegevoegd, vindt voorlopig plaats bij de ontvangst van het verslag over de uitvoering, bedoeld in artikel 17, zesde lid.

ARTIKEL III

Het Besluit gelijkstelling vreemdelingen Abw, Ioaw, Ioaz en Wvg3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, aanhef, wordt «en de Wet voorzieningen gehandicapten» vervangen door: «, de Wet voorzieningen gehandicapten en de Wet inkomensvoorziening kunstenaars».

B

In artikel 3 wordt «Besluit gelijkstelling vreemdelingen Abw, Ioaw, Ioaz en Wvg» vervangen door: Besluit gelijkstelling vreemdelingen Abw, Ioaw, Ioaz, Wvg en WIK.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2003 en werkt, voorzover het betreft het in artikel I, onderdeel E, vervatte artikel 6, tweede lid, onderdeel b, en artikel II, onderdeel C, terug tot en met 1 januari 2002.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. De bijlage bij dit besluit wordt met ingang van 1 februari 2003 ter inzage gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

histnoot

's-Gravenhage, 18 december 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Uitgegeven de vierentwintigste december 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit wijzigt het Besluit in- en doorstroombanen en het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden De wijzigingen vloeien met name voort uit het Strategisch Akkoord (Kamerstukken II 2001/02, 28 375, nr. 5). Daarnaast wordt in technische zin het Besluit gelijkstelling vreemdelingen Abw, Ioaw, Ioaz en Wvg aangepast.

ALGEMEEN

Wijziging Besluit in- en doorstroombanen (artikel I)

Onderhavige wijziging van het Besluit in- en doorstroombanen beoogt gemeenten de verantwoordelijkheid, de ruimte en de middelen te geven voor het voeren van een activerend reïntegratiebeleid. Met de grotere beleidsruimte kunnen gemeenten in hun beleid verschillende keuzes maken, afhankelijk van de lokale omstandigheden. Met deze beleidsruimte kunnen gemeenten tevens de bezuiniging op de middelen voor in- en doorstroombanen in 2003 zoveel als mogelijk binnen de beschikbare middelen opvangen. Met het oog daarop is ook de financieringssystematiek gewijzigd (budgettering). Verder is een aantal bepalingen vervallen (deregulering). Dit is ook aangekondigd in het Actieplan vereenvoudiging SZW-regelgeving (Kamerstukken II, 2002/03, 28 600 XV, nr. 24).

Over de inhoud van het ontwerpbesluit is overeenstemming bereikt in het Bestuurlijk Overleg met de VNG op 13 november 2002.

Budgettering

Voor het jaar 2003 worden de middelen niet meer op basis van declaratie van het aantal gerealiseerde in- en doorstroombanen beschikbaar gesteld, maar als ongedifferentieerd en flexibel besteedbaar budget (artikel I, onderdelen B en I). In de verdeelsystematiek van het budget is rekening gehouden met verschillen tussen gemeenten naar realisatie van aantal ID-banen.

Gemeenten kunnen het budget voor in- en doorstroombanen door de verruiming van het doel waarvoor de subsidie wordt verleend niet alleen inzetten voor in- en doorstroombanen, maar ook besteden aan andere voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling voor werkzoekenden (reïntegratieactiviteiten). Gemeenten kunnen middelen die zij niet aan arbeidsplaatsen besteden, aanwenden voor training, scholing, (loopbaan)begeleiding, arbeidsbemiddeling, stimuleringspremies, zowel ten behoeve van de werknemers in ID-banen naar ongesubsidieerde banen als ten behoeve van de arbeidsinschakeling van andere werkzoekenden. Het budget kan daarmee ingezet worden voor reïntegratieactiviteiten voor bijvoorbeeld bijstandsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet. Daarnaast kunnen gemeenten de spaartegoeden, die opgebouwd zijn over de in de afgelopen jaren voor in- en doorstroombanen verstrekte middelen, niet alleen in het kader van in- en doorstroombanen maar ook aan andere reïntegratieactiviteiten besteden.

Om de gemeenten tegemoet te komen in hun verzoek om al in 2003 een grotere bestedingsvrijheid te creëren, is een deel (10 procent) van het scholings- en activeringsbudget van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) overgeheveld naar het budget dat de gemeenten ontvangen op grond van het Besluit in- en doorstroombanen. Gemeenten kunnen deze middelen flexibel aanwenden voor reïntegratieactiviteiten.

Naast de bredere bestedingsmogelijkheid van het budget kunnen gemeenten overigens ook middelen uit het scholings- en activeringsbudget van de WIW besteden aan uitstroombevordering van werknemers in in- en doorstroombanen naar ongesubsidieerde arbeid, indien de betreffende activiteiten voldoen aan de voorwaarden van het scholings- en activeringsbudget WIW en de betreffende werknemer zich als werkzoekende laat inschrijven bij de Centrale organisatie werk en inkomen.

Deregulering

Die bepalingen uit het Besluit in- en doorstroombanen die een belemmering vormen voor de inzet van in- en doorstroombanen als reïntegratie-instrument en de onderhandelingsruimte van gemeenten bij de subsidieverstrekking aan werkgevers beperken, zijn weggenomen. De vervallen voorschriften handelden, kort samengevat, over de minimumleeftijdsgrens van 23 jaar voor de doelgroep; de voorschriften voor gelijkstelling van personen aan werklozen in de zin van het Besluit in- en doorstroombanen; het vereiste van een dienstverband voor onbepaalde tijd; het verbod op detachering van werknemers; de begrenzing van het aanvangsalaris tot 100% van het wettelijk minimumloon; het vereiste van vergoeding door gemeenten aan de werkgever van minimaal 100% van het wettelijk minimumloon en de beperking van het aantal doorstroombanen.

Het gewijzigd Besluit in- en doorstroombanen is zodanig vormgegeven, dat geen bepalingen worden afgeschaft die nog relevant kunnen zijn voor het nog vorm te geven Fonds Werk en Inkomen. Ook is ervoor gewaakt, dat voor het overgangsjaar 2003 geen bepalingen zijn afgeschaft, waardoor gemeenten, werkgevers en werknemers niet meer weten waar zij elkaar aan kunnen houden.

De vereenvoudiging van het Besluit in- en doorstroombanen zal leiden tot vermindering van de informatieuitvraag over de uitvoering hiervan. De Regeling informatie Besluit in- en doorstroombanen en de Regeling uitvoering en financiering in- en doorstroombanen zullen daarom overeenkomstig worden aangepast.

Wijziging Besluit uitvoering en financiering WIW (artikel II)

In het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden worden vier wijzigingen doorgevoerd. De bepaling die cumulatie verbiedt voor werkervaringsplaatsen, is aangepast (onderdeel A). Door de huidige formulering is het mogelijk voor een werkervaringsplaats tevens subsidie op grond van het Besluit in- en doorstromenbanen te ontvangen. Verder vervalt voor 2003 de oormerking van het scholings- en activeringsbudget, voor niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet. Er wordt voor deze doelgroep dus geen afzonderlijk budget vastgesteld. Voorzieningen voor deze doelgroep kunnen uit het ongeoormerkte, volledig ontschotte scholings- en activeringsbudget worden bekostigd (onderdeel A). Als gevolg van de Wet SUWI is verder het begrip «jaarverslag» vervangen door «verslag over de uitvoering» (onderdeel B).

Ten slotte wordt bepaald dat de verrekening van het deel van de subsidie dat in het jaar van toekenning niet is uitgegeven en dat niet mag worden toegevoegd aan het scholings- en activeringsbudget voorlopig zal worden verrekend bij de ontvangst van het verslag over de uitvoering en niet eerst, zoals voorheen het geval was, na de vaststelling daarvan (onderdeel C).

Wijziging Besluit gelijkstelling vreemdelingen Abw, Ioaw, Ioaz en Wvg (artikel III)

Het Besluit gelijkstelling vreemdelingen Abw, Ioaw, Ioaz en Wvg is aangepast, omdat door een omissie de Wet inkomensvoorziening kunstenaars niet was opgenomen. Ook de citeertitel van genoemd besluit is hierop aangepast.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Artikel I, onderdelen B, C en D

De in de onderdelen B en C geformuleerde wijzigingen leiden ertoe dat de subsidie die voorheen op basis van declaraties van gerealiseerde in- en doorstroombanen werd toegekend, voor het jaar 2003 als budget voor arbeidsplaatsen en reïntegratieactiviteiten wordt verleend.

De leden 2, 5, 6 en 7, van artikel 3 van het Besluit in- en doorstroombanen bevatten regels die niet langer relevant zijn nu gemeenten voor het jaar 2003 een vrij besteedbaar reïntegratiebudget ontvangen. Vanwege het feit dat gemeenten per 1-1-2003 beschikken over een ongedifferentieerd en flexibel besteedbaar budget voor in- en doorstroombanen is hiermee de verstrekking van uitstroompremies aan gemeenten komen te vervallen.

Het flexibel besteedbaar budget wordt op grond van het tweede lid van artikel 13 verhoogd met 10 procent van het bedrag dat de gemeenten voor 2003 zouden ontvangen als scholings- en activeringsbudget als bedoeld in de WIW. Dit om de gemeenten tegemoet te komen in hun verzoek om al in 2003 een grotere bestedingsvrijheid te creëren. De bestedingsvrijheid van het budget dat wordt verstrekt op grond van het Besluit in- en doorstroombanen is immers groter dan dat van het scholings- en activeringsbudget van de WIW. Deze overheveling heeft voor de gemeenten per saldo geen financiële consequenties.

Om te voorkomen dat gemeenten die geen subsidie ontvangen op grond van het Besluit in- en doorstroombanen, door deze overheveling in een nadeliger positie zouden komen te verkeren, is in het derde lid een regeling opgenomen. Deze houdt in dat ook die gemeenten het bedrag van de overheveling, zoals beschreven in het tweede lid, ontvangen. De subsidie voor de betreffende gemeenten is vastgesteld conform de bijlage bij dit besluit welke bijlage per 1 februari ter inzage zal worden gelegd. Voor deze gemeenten vloeien uit het Besluit in- en doorstroombanen geen verder verplichtingen voort. De betreffende gemeenten worden hiervan individueel op de hoogte gesteld.

Uitgangspunt is dat gemeenten bij de toepassing van artikel 3 van het Besluit in- en doorstroombanen voorzover het gaat om «andere voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling van werkzoekenden» de regels op grond van artikel 4.1 van het Besluit SUWI in acht nemen. Eveneens is van toepassing de zogenaamde 80–20% circulaire die onder kenmerk B&GA/GAB/2002/56606 op 4 september 2002 aan gemeenten is toegestuurd. Daarnaast gelden bij het aanbesteden van reïntegratieactiviteiten de regels van de Europese richtlijn diensten.

Artikel I, onderdelen A, D, E, onder 1, F, G en H

De minimumleeftijdsgrens van 23 jaar voor de doelgroep vervalt (onderdeel A), evenals de voorschriften voor gelijkstelling van personen aan werklozen in de zin van het Besluit in- en doorstroombanen (onderdeel D). Met het wegvallen van de voorschriften met betrekking tot de doelgroep is meer op de persoon gericht maatwerk mogelijk.

Door het opheffen van de beperking van het aantal doorstroombanen (onderdeel G) krijgt de gemeente de ruimte om een eigen afweging maken over het aantal doorstroombanen. Door de budgettering van de middelen zal de gemeente zelf kunnen bepalen voor wie een relatief dure in- en doorstroombaan binnen het beschikbare budget het meest geëigend is met het oog op reïntegratie. Wel dient de gemeente rekening te houden met het feit dat de hogere beloningsgrens van een doorstroombaan een belemmering kan vormen bij de uitstroom van de betreffende werknemer naar een ongesubsidieerde baan.

Het vereiste van een dienstverband voor onbepaalde tijd is afgeschaft omdat een dergelijk dienstverband een belemmering kan zijn voor doorstroom naar een reguliere baan. Wanneer een werkgever een werknemer herhaaldelijk een contract voor onbepaalde tijd heeft aangeboden, kan dit leiden tot een verzwaring van de ontslagprocedure op basis van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid.

Omdat in- en doorstroombanen niet langer als structurele banen beschouwd worden, maar als gesubsidieerde banen, die een tussenstap vormen naar een reguliere baan, is het verbod op detachering niet meer relevant (onderdeel E, onder 1).

De Beleidsregels toepassing detacheringsverbod Besluit in- en doorstroombanen zullen met ingang van 1 januari 2003 worden ingetrokken.

Een dienstverband met een werkgever blijft mogelijk. De gemeente kan dit laatste overwegen, indien dit een beter uitzicht biedt op uitstroom naar een reguliere baan, gelet op bijvoorbeeld het ziekteverzuim beperkende effect van de koppeling tussen het werkgeverschap en de aansturing van de te verrichten werkzaamheden of de afspraken die de gemeente met de werkgever kan maken over het voortzetten van het dienstverband na afloop van de subsidie.

Door budgettering van de middelen en het vervallen van de begrenzing van het aanvangsalaris tot 100% van het wettelijk minimumloon (onderdeel F) kan de gemeente een eigen afweging maken over de hoogte van de loonkostensubsidie en de hoogte van het aanvangsalaris. De gemeente kan daarbij rekening houden met de armoedeval die de uitstroom uit de bijstand naar een instroombaan kan belemmeren en vervolgens de uitstroom naar een ongesubsidieerde baan kan belemmeren. De hoogte van het aanvangsalaris voor de betreffende werknemer dient overigens binnen de maximumbeloningsgrens voor in- en doorstroombanen te blijven. Binnen de maximumbeloningsgrens van 130% van het niveau van het wettelijk minimumloon bij een Instroombaan hoeft geen sprake te zijn van een armoedeval bij uitstroom uit de bijstand naar een Instroombaan.

Met het wegvallen van het vereiste van vergoeding door gemeenten aan de werkgever van minimaal 100% van het wettelijk minimumloon en het vervallen van de verplichting voor de gemeenten de hoogte van de vergoeding voor de werkgever voor volgende jaren te bepalen bij aanvang van de dienstbetrekking (onderdeel H), wordt de onderhandelingsruimte van gemeenten bij het sluiten van nieuwe overeenkomsten vergroot. Daarbij zullen factoren als de financiële draagkracht van de werkgever, het belang van de betreffende arbeidsplaats, de productie-capaciteit van de betreffende werknemer en de mate waarin de werkgever garanties biedt voor doorstroom naar een ongesubsidieerde functie, een rol spelen.

De onderdelen F en G bevatten overigens mede technische wijzigingen waarmee een aantal verwijzingen naar andere artikelen wordt gecorrigeerd.

Artikelen I, onderdeel E, onder 2 en IV

Onderdeel E, onder 2, bevat een wijziging van artikel 6, tweede lid, van het Besluit in- en doorstroombanen dat de voorwaarden regelt waaronder de werkgever voor een vergoeding in aanmerking komt voor de kosten die voortvloeien uit een in- en doorstroombaan. De in onderdeel b opgenomen regeling komt er op neer, dat een verleende premiekorting of premievrijstelling op grond van artikel 79b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de artikelen 82, 82a en 97c van de Werkloosheidswet (WW), respectievelijk een ontvangen subsidie voor reïntegratiekosten op grond van artikel 16 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA), geen invloed heeft op de vergoeding van de kosten van een in- en doorstroombaan. Dit was reeds beoogd vanaf 1 januari 2002 (Belastingplan 2002 V – Sociale zekerheidswetgeving) (Stb. 644) maar destijds is door middel van een wijziging van het Besluit in- en doorstroombanen weliswaar de verwijzing naar de tot dan toe geldende subsidies op grond van de Wet REA geschrapt, doch heeft onverhoopt geen verwijzing plaatsgevonden naar de vervangende premievrijstelling op grond van de WAO en WW, respectievelijk subsidie voor reïntegratiekosten als bedoeld in de Wet REA. In het onderhavige wijzigingsonderdeel wordt deze omissie met terugwerkende kracht hersteld (artikel IV).

Artikel I, onderdeel I

Artikel 13 van het Besluit in- en doorstroombanen is vervangen door een nieuw artikel. Tevens zijn de artikelen 14 tot en met 17 vervallen (onderdeel J). Deze wijziging is ingegeven door enerzijds de veranderde financieringssystematiek en anderzijds de wens de regelgeving waar mogelijk te verminderen. De procedure inzake de subsidie die gemeenten kunnen ontvangen voor de uitvoering van het Besluit in- en doorstroombanen is daarmee gewijzigd.

In de maand januari ontvangen alle gemeenten een voorschot met het oog op de continuïteit van de uitvoering en de gemeentelijke financieringsbehoefte. Indien de gemeenten voor 1 februari 2003 de aanvraag voor subsidieverlening hebben ingediend, ontvangen zij tevens in de maanden februari tot en met mei een voorschot. Wanneer de subsidieaanvraag niet tijdig is ingediend, komt de gemeente niet in aanmerking voor subsidie op grond van het Besluit in- en doorstroombanen, zal de betaling van voorschotten worden stopgezet en zullen reeds betaalde gelden worden teruggevorderd.

De aanvraag voor het jaar 2003 bestaat uit een door het ministerie verstrekt formulier, waarop het aantal op 30 juni 2002 feitelijk bezette arbeidsplaatsen in de betreffende gemeente is ingevuld. Op basis van deze gegevens vindt vervolgens medio mei de subsidieverlening plaats. In de resterende maanden van 2003 wordt vervolgens de subsidie, verminderd met de reeds betaalde voorschotten, in zeven gelijke delen bij wijze van voorschot betaalbaar gesteld. De betaling van voorschotten kan worden opgeschort gedurende de tijd dat de gemeenten niet aan hun inlichtingenverplichting, als verwoord in artikel 13, vierde lid, van het Besluit in- en doorstroombanen, voldoen.

Om de gemeenten tegemoet te komen in hun verzoek om al in 2003 grotere bestedingsvrijheid te creëren, wordt een deel (10 procent) van het scholings- en activeringsbudget van de WIW overgeheveld naar het budget dat de gemeenten ontvangen op grond van het Besluit in- en doorstroombanen. De gemeenten kunnen dit budget, in tegenstelling tot het scholings- en activeringsbudget van de WIW, flexibel aanwenden voor reïntegratieactiviteiten. De overheveling is een verdere stap in het beleid gericht op deregulering. Om herverdeeleffecten te voorkomen, wordt deze toevoeging van € 45 mln. aan het op grond van het Besluit in- en doorstroombanen verstrekte budget op dezelfde wijze verdeeld als het scholings- en activeringsbudget van de WIW. Het flexibel besteedbaar budget wordt op grond van het tweede lid van artikel 13 verhoogd met 10 procent van het bedrag dat de gemeenten voor 2003 zouden ontvangen als scholings- en activeringsbudget als bedoeld in de WIW. De betaalbaarstelling zal op dezelfde wijze als in de WIW plaatsvinden.

De vaststelling van de subsidie geschiedt op grond van de jaaropgave, voorzien van een accountantsverklaring, die uiterlijk op 1 juli 2004 moet zijn ingediend, binnen 12 maanden na de ontvangst daarvan. De subsidie wordt ambthalve vastgesteld indien de jaaropgave en bijhorende accountantsverklaring niet binnen 12 maanden na afloop van het subsidiejaar zijn ontvangen. Deze termijn bedroeg 18 maanden maar is, met het oog op het, conform artikel 21, vervallen van het Besluit in- en doorstroombanen per 1 januari 2004, verkort tot 12 maanden. De ambtshalve vaststelling van de verstrekte subsidies kan daarmee sneller plaatsvinden.

Artikel I, onderdeel J en K

Het vervallen van de artikelen 14 tot en met 17 is in onderdeel I toegelicht. Een tweetal overgangsbepalingen is uitgewerkt en kan daarmee vervallen. De bepalingen handelden, kort samengevat, over dienstbetrekkingen bij instellingen in de zorgsector en de uitstroompremie. Artikel 20 had reeds bij een eerdere wijziging van het Besluit kunnen vervallen; deze omissie wordt eveneens met onderdeel J hersteld. Het vierde lid van artikel 19 kan vervallen, omdat het artikel waarnaar verwezen wordt eveneens vervallen is.

Artikel I, onderdeel L

Artikel I, onderdeel L, bevat een overgangsbepaling en bewerkstelligt dat de in het Besluit in- en doorstroombanen vervatte regels omtrent onder andere de vaststelling van de subsidie van toepassing blijven op subsidies die zijn verleend voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel II

Artikel II, onderdeel A

Het subsidiebedrag dat in 2003 geldt voor werkervaringsplaatsen is lager dan in 2002. Dit is geregeld in artikel 4 van de Regeling uitvoering en financiering WIW. In verband met de flexibilisering wordt gemeenten de vrijheid geboden het bedrag dat zij op grond van de WIW als subsidie aan werkgevers verstrekken, te verhogen met een subsidie die afkomstig is uit het flexibel besteedbare budget voor in- en doorstroombanen en reïntegratieactiviteiten. Hierdoor kunnen gemeenten zelf afwegingen maken over een doelmatige en doeltreffende inzet van middelen ten behoeve van de uitstroom uit gesubsidieerde arbeid. De regelgeving bevatte een algeheel verbod op cumulatie van subsidies voor werkervaringsplaatsen. De wijziging van artikel 10, derde lid, onderdeel a, van het Besluit uitvoering en financiering WIW strekt ertoe dat in aanvulling op de subsidie op grond van de WIW ook subsidie afkomstig uit het budget van het Besluit in- en doorstroombanen kan worden verleend voor dezelfde werkervaringsplaats.

Artikel II, onderdeel B

Met artikel II, onderdeel B, vervalt artikel 14, vierde lid, van het Besluit uitvoering en financiering WIW. Als gevolg van het Strategisch Akkoord, vervalt voor 2003 de oormerking van het scholings- en activeringsbudget, voor niet-uitkeringsgerechtigden (Nug) en personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Er wordt voor deze doelgroep dus geen afzonderlijk budget vastgesteld. Voorzieningen voor deze doelgroep kunnen uit het ongeoormerkte, volledig ontschotte scholings- en activeringsbudget worden bekostigd. In lagere regelgeving (artikel 6 van de Regeling uitvoering en financiering WIW) is daarom geen bedrag voor 2003 opgenomen. Gemeenten blijven – conform de taakverdeling die bij de invoering van de Wet en Invoeringswet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen tot stand is gekomen– de verantwoordelijkheid behouden voor deze doelgroep. Voorzieningen voor deze doelgroep kunnen uit het ongeoormerkte scholings- en activeringsbudget worden bekostigd. De bedragen die voor 2003 reeds via de Regeling vergoeding uitvoeringskosten reïntegratie niet-uitkeringsgerechtigden en Anw'ers ter beschikking zijn gesteld, blijven ongewijzigd.

Artikel I, onderdeel C

Met de Invoeringswet Wet SUWI is het toezichtartikel van de WIW (artikel 20) afgestemd op de vergelijkbare bepalingen van de andere gemeentelijke wetten (de Abw, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, Wet inkomensvoorziening kunstenaars en de Wet sociale werkvoorziening). Een van de gevolgen hiervan is de introductie van het verslag over de uitvoering (vierde lid), ter vervanging van de jaaropgave. Dit is echter nog niet in het Besluit uitvoering en financiering WIW verwerkt. Met de wijziging van artikel 17 van dit besluit wordt deze omissie met terugwerkende kracht hersteld (artikel IV).

Artikel II, onderdeel D

Gemeenten mogen op grond van artikel 18, vijfde lid, van het Besluit uitvoering en financiering WIW en het daarop gebaseerde artikel 10 van de Regeling uitvoering en financiering WIW tot bepaalde hoogte subsidie die is verstrekt ten behoeve van scholing en (sociale) activering en die niet is uitgegeven in het jaar van toekenning toevoegen aan het budget van het daarop volgende jaar. Het niet uitgegeven deel dat niet mag worden toegevoegd aan het budget van het daarop volgende jaar, dient te worden terugbetaald. Dit terug te betalen bedrag wordt thans pas daadwerkelijk verrekend na vaststelling van het verslag over de uitvoering van de WIW (waarin de kostenopgave WIW is verwerkt). Deze vaststelling vindt geruime tijd na indiening van het verslag plaats. Dat heeft tot ongewenst gevolg dat gelden waar gemeenten geen recht op hebben pas na bijna 2 jaar terugvloeien naar het rijk.

Onderdeel D heeft tot gevolg dat een voorlopige verrekening van het niet uitgegeven deel van de subsidie (voorzover dit niet mag worden toegevoegd aan het budget van het volgende jaar) reeds plaatsvindt bij de ontvangst van het verslag over de uitvoering en niet eerst na vaststelling daarvan. Hierdoor komen middelen waar gemeenten geen recht op hebben eerder beschikbaar voor re-allocatie door de rijksoverheid. Hiermee wordt een doelmatiger inzet van middelen beoogd. Voor gemeenten heeft dit als gevolg dat bedragen sneller worden verrekend met het ministerie.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte


XNoot
1

Stb. 1999, 591, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 december 2001, Stb. 699.

XNoot
2

Stb. 1999, 533, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 juni 2002, Stb. 341.

XNoot
3

Stb. 1998, 308, gewijzigd bij besluit van 3 april 2001, Stb. 183.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 januari 2003, nr. 9.

Naar boven