Besluit van 13 december 2002 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 23 oktober 2002, nr. WV 2002/379M, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op de artikelen 71, tweede lid, en 72, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 31 oktober 2002, nr. W06.02.0464/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 9 december 2002, nr. WV2002/428M, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 12, onderdeel b, komt te luiden:

b. voorzover het vrachtauto's en autobussen betreft, de houder van het motorrijtuig een verklaring overlegt dat het motorrijtuig uitsluitend niet bedrijfsmatig wordt gebruikt.

B. Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. het kenteken van het motorrijtuig op naam van een openbaar lichaam of van een bedrijf dat zich bezighoudt met werkzaamheden waarbij deze motorrijtuigen worden ingezet, is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens; en.

2. In onderdeel b wordt «het openbaar lichaam» vervangen door: de houder van het motorrijtuig.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 december 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Deze wijziging van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (uitvoeringsbesluit) voorziet in een tweetal aanpassingen. Het betreft een aanpassing van de gebruiksverklaring die de houder van een ten minste 25 jaar oude vrachtwagen of autobus overlegt in het kader van de vrijstelling voor dat motorrijtuig en een verruiming van het toepassingsgebied van de vrijstelling voor motorrijtuigen die voor het vervoer van voor vernietiging bestemde dieren gebruikt worden.

Vrachtwagens en autobussen van 25 jaar of ouder (artikel I, onderdeel A)

Ingevolge artikel VIII, onderdeel E, van de Wet houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel II – overig fiscaal pakket) (Stb. 617), is de vrijstelling voor vrachtauto's of autobussen van 25 jaar of ouder niet langer gekoppeld aan de eis van niet-bedrijfsmatig vervoer van personen en goederen maar aan de eis van niet-bedrijfsmatig gebruik van het motorrijtuig. Dit artikelonderdeel strekt er toe de inhoud van de verklaring die de houder over het gebruik van het motorrijtuig overlegt, hieraan aan te passen.

Vrijstelling destructievervoer (artikel I, onderdeel B)

De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 kent een vrijstelling van motorrijtuigenbelasting voor motorrijtuigen die voor het vervoer van voor vernietiging bestemde dieren gebruikt worden. Het uitvoeringsbesluit geeft hiervoor nadere eisen. Tot dusverre gold als een eis dat het kenteken op naam staat van een openbaar lichaam. De onderhavige wijziging van het uitvoeringsbesluit strekt er toe deze eis te laten vervallen omdat in de praktijk inmiddels ook anderen zich met dit soort vervoer bezighouden.

Gevolgen voor (administratieve) lasten, uitvoering en handhaving

Het voorstel tot wijziging van het uitvoeringsbesluit houdt geen nieuwe informatieverplichtingen in aan de overheid of een derde en is voor de vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven niet relevant. Het wijzigingsvoorstel heeft geen nadelige effecten voor het bedrijfsleven of lagere publiekrechtelijke lichamen. Uitvoering en handhaving van onderhavige en aanverwante regelingen zullen door deze wijziging van het uitvoeringsbesluit niet veranderen, ook niet wat betreft menskracht.

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck


XNoot
1

Stb. 1995, 153, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 juli 2002, Stb. 352.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven