Besluit van 13 december 2002 tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten mede in het kader van het Belastingplan 2003

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 9 oktober 2002, nr. WDB 2002/662M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;

Gelet op de artikelen 2.6, 3.127 en 10.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 19e, 33, 35 en 35g van de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 3 van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen, artikel 95, tweede lid, van de Wet op de accijns, artikel 40 van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten, artikel 3 van de Douanewet en artikel 16 van de Prijzennoodwet;

De Raad van State gehoord (advies van 14 november 2002, nr. W06.02.0480/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 12 december 2002, nr. WDB 2002–00817M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 20011 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de tweede volzin vervangen door: Een keuze voor partieel buitenlandse belastingplicht geldt voor het gehele kalenderjaar, maar ten hoogste voor de periode waarin de werknemer in dat kalenderjaar voor hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 2001 wordt beschouwd als ingekomen werknemer.

2. In het eerste lid vervalt de derde volzin.

3. Het tweede lid wordt vervangen door:

  • 2. De in het eerste lid genoemde keuze kan worden gemaakt en herzien zolang de aanslag niet onherroepelijk vaststaat.

4. Het derde lid, dat foutief is genummerd als tweede lid, vervalt.

B. In artikel 15, eerste lid, wordt «artikel 3.127, tweede en vijfde lid» vervangen door: artikel 3.127, eerste en vierde lid.

ARTIKEL II

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 19652 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 10e wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste tot en met vijfde lid tot tweede tot en met zesde lid wordt als eerste lid ingevoegd:

  • 1. Er is een Adviescommissie fiscale behandeling pensioenen, hierna te noemen: de commissie.

2. In het tot tweede lid vernummerde eerste lid wordt «Adviescommissie fiscale behandeling pensioenen» vervangen door: commissie.

3. Na het tot zesde lid vernummerde vijfde lid wordt een zevende lid toegevoegd:

  • 7. De archiefbescheiden van de commissie worden, na opheffing van de commissie, of zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgedragen aan het archief van het Ministerie van Financiën.

B. Artikel 10f wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 15b, eerste lid, onderdeel b,» vervangen door: artikel 15b, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

2. In het vierde lid wordt «artikel 15, eerste lid, onderdeel b, » vervangen door: artikel 15b, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

C. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «de Algemene nabestaandenwet,» ingevoegd: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,.

2. In het eerste lid, onderdeel h, vervalt: en ingevolge de Wet Werkloosheidsvoorziening.

D. Artikel 12a, negende lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «buitenlands». Voorts vervalt «dan wel een inhoudingsplichtige».

2. In onderdeel b vervalt «buitenlands». Voorts vervalt «als bedoeld in artikel 5b van de wet».

3. In onderdeel c wordt na «het sociaal-fiscaalnummer» ingevoegd: van de artiest of beroepssporter.

ARTIKEL III

In hoofdstuk 2, Overgangsrecht, artikel I, eerste lid, van het Besluit van 20 december 2000 tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten (Stb. 640) wordt «artikel 3.127, derde lid» telkens vervangen door «artikel 3.127, tweede lid» en wordt «artikel 3.127, tweede tot en met vijfde lid» vervangen door «artikel 3.127, eerste tot en met vierde lid».

ARTIKEL IV

In artikel 4, tweede en derde lid, van het Besluit overheidsaanbestedingen3 wordt «de inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de gegadigde» vervangen door: de inspecteur onder wie de gegadigde ressorteert voor de heffing van belastingen.

ARTIKEL V

In artikel 41 van het Uitvoeringsbesluit accijns4 wordt «de inspecteur in wiens ambtsgebied de verkoper woont of is gevestigd» vervangen door: de inspecteur onder wie de verkoper ressorteert.

ARTIKEL VI

In artikel 31 van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten5 wordt «de inspecteur in wiens ambtsgebied de verkoper woont of is gevestigd» vervangen door: de inspecteur onder wie de verkoper ressorteert.

ARTIKEL VII

Het Douanebesluit6 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 19, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. in andere gevallen bij de inspecteur onder wie de exporteur ressorteert of onder wie de plaats ressorteert waar de goederen zijn verpakt of met het oog op de uitvoer in of op het vervoermiddel zijn geladen.

B. In artikel 42, derde lid, vervalt: in wiens ambtsgebied de behandeling heeft plaatsgevonden.

ARTIKEL VIII

Artikel 2, onderdeel d, van het Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving7 komt te luiden:

d. Financiën: de voorzitters van de managementteams van de Belastingdienst/Douane;.

ARTIKEL IX

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 december 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het onderhavige besluit bevat aanpassingen van enkele uitvoeringsbesluiten. De in dit besluit opgenomen aanpassingen zijn hoofdzakelijk van technische aard.

In dit besluit wordt onder meer een in het Besluit van 26 november 2001, nr. CPP 2001/2970 M, opgenomen goedkeuring gecodificeerd. Het gaat hierbij om het moment waarop de in artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 opgenomen keuze voor partieel buitenlandse belastingplicht uiterlijk dient te worden gemaakt. Dit keuzerecht geldt voor in het buitenland geworven deskundigen. Op grond van deze goedkeuring kan de keuze uiterlijk nog bij de aangifte worden gedaan. De keuze geldt op grond van die goedkeuring niet eerder dan op de eerste dag van het kalenderjaar waarover die aangifte wordt gedaan. De codificatie van deze goedkeuring is aangegrepen om de regeling verder te vereenvoudigen. Daarnaast bevat het besluit een aanvulling van de bepalingen voor de instelling van de Adviescommissie fiscale behandeling pensioenen. Deze aanvulling is nodig om tot benoeming van de leden van deze commissie te kunnen overgaan.

Voorts bevat het besluit enkele wijzigingen van de formele bevoegdheidsbepalingen van de inspecteur die verband houden met een nieuwe reorganisatie van de Belastingdienst.

De in dit besluit opgenomen wijzigingen hebben geen effect op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 11 Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001)

Met deze wijziging vindt een codificatie plaats van de in het Besluit van 26 november 2001, nr. CPP 2001/2970 M, onder meer gepubliceerd in Vakstudie Nieuws 2001/62.20, opgenomen goedkeuring met betrekking tot de toepassing van artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001. Op grond van dit artikel kunnen belastingplichtigen die van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen – de zogenoemde ingekomen werknemers als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 – er voor kiezen te worden aangemerkt als partieel buitenlandse belastingplichtige. De keuze kan worden gemaakt voor de periode waarin de belastingplichtige voor de toepassing van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt beschouwd als ingekomen werknemer, of voor een deel van die periode. De keuze en de herziening van de keuze geschiedt door middel van het indienen van een verzoek bij de inspecteur. Deze beslist op het verzoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Op grond van de oude tekst van artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 moest dit verzoek worden gedaan uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin de ingekomen werknemer de partiële buitenlandse belastingplicht toegepast wilde zien of juist wilde beëindigen. De partieel buitenlandse belastingplicht ging namelijk niet eerder in dan op de eerste dag van het kalenderjaar waarin de keuze was gemaakt. Aangezien bleek dat in de praktijk behoefte bestond om de keuze op een later moment te kunnen maken is in het reeds genoemde besluit van 26 november 2001, vooruitlopend op een wijziging van voornoemd artikel 11, goedgekeurd dat het verzoek met een keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht of een herziening van die keuze uiterlijk bij de aangifte kan worden gedaan. Als gevolg van deze goedkeuring is ook de noodzaak komen te vervallen om de keuze en de herziening van de keuze bij afzonderlijk verzoek te laten plaatsvinden. Ook de beslissing bij afzonderlijke voor bezwaar vatbare beschikking is niet meer nodig. Om deze reden kan het derde lid vervallen. Het keuzerecht kan thans in de aangifte worden opgenomen en de beslissing daarop kan meelopen in de aanslagregeling. In verband met deze wijziging is ook een aantal bepalingen overbodig geworden inzake het moment waarop de partieel buitenlandse belastingplicht kan ingaan dan wel eindigen. Op grond van de nieuwe tekst van het tweede lid kan de keuze worden gemaakt en herzien zolang de aanslag niet onherroepelijk vaststaat.

Artikel I, onderdeel B (artikel 15 Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001)

Deze wijziging vloeit voort uit de vernummering van artikel 3.127 wegens het vervallen van de basisaftrek lijfrente in het kader van het Belastingplan 2003.

Artikel II, onderdeel A (artikel 10e Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

Deze wijziging strekt ertoe de bepalingen voor de instelling van de Adviescommissie fiscale behandelingen pensioenen aan te vullen. Deze Adviescommissie is een commissie in de zin van de Kaderwet Adviescolleges. Artikel 19e van de Wet op de loonbelasting 1964 schrijft voor om bij algemene maatregel van bestuur de samenstelling en de werkwijze vast te stellen. In het zevende lid wordt geregeld dat de archiefbescheiden overgedragen worden aan het archief van het Ministerie van Financiën.

Artikel II, onderdeel B (artikel 10f Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

De wijziging betreft het herstel van een onjuiste verwijzing.

Artikel II, onderdeel C (artikel 11 Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

Met de eerste wijziging vindt een herstel van de bij het Aanpassingsbesluit Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Stb. 2001, 687) abusievelijk aangebrachte wijziging plaats, zodat uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering onder de loonbelasting blijven vallen. De abusievelijk aangebrachte wijziging, die in de praktijk ook is genegeerd, wordt hiermee per 1 januari 2003 teruggedraaid. De tweede wijziging hangt samen het feit dat geen uitkeringen meer worden gedaan op grond van de Wet Werkloosheidsvoorziening.

Artikel II, onderdeel D (artikel 12a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

De wijziging van artikel 12a, negende lid, onderdelen a tot en met c, betreft een verduidelijking van de verlangde gegevens die een verzoek voor een kostenvergoedingsbeschikking ten minste moet bevatten, en de persoon die deze gegevens dient te verstrekken. De gegevensverstrekking is afhankelijk van de woonplaats van de artiest, beroepssporter, of leider dan wel vertegenwoordiger van het gezelschap. Het gezelschap kan een buitenlands gezelschap als bedoeld in artikel 5b van de Wet op de loonbelasting 1964 zijn of een niet-buitenlands gezelschap (dwz. een binnenlandse gezelschap).

Artikel III (hoofdstuk 2, artikel 1, Besluit van 20 december 2000, Stb. 640)

Deze wijziging vloeit voort uit de vernummering van artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wegens het vervallen van de basisaftrek lijfrente in het kader van het Belastingplan 2003.

Artikelen IV, V, VI, VII en VIII (artikel 4 Besluit overheidsbestedingen, artikel 41 Besluit accijns, artikel 31 Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten, artikelen 19 en 42 Douanebesluit en artikel 2 van het Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving)

De wijzigingen voorgesteld in de artikelen IV, V, VI , VII en VIII houden verband met een nieuwe reorganisatie van de Belastingdienst, ingaande 1 januari 2003. Daartoe worden bij de wet tot Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel II – overig fiscaal pakket) (Kamerstukken II 2002/03, 28 608) enkele formele bepalingen gewijzigd. De wijzigingen leiden onder andere ertoe dat de bevoegdheid van de inspecteur niet langer territoriaal begrensd is. Teneinde duidelijk te maken op welke inspecteur nader omschreven verplichtingen rusten, kan niet langer aangesloten worden bij diens competentie. Er dient dan ook in de nieuwe situatie aangesloten te worden bij die inspecteur onder wie een bepaalde persoon voor de heffing van belastingen ressorteert. Dit geldt ook voor de bepalingen die betrekking hebben op het ambtsgebied van de inspecteur. Op een vergelijkbare wijze worden de artikelen 19 en 42 van het Douanebesluit aangepast. In artikel 19 wordt voortaan aangesloten bij de inspecteur onder wie de exporteur ressorteert dan wel onder wie de plaats ressorteert waar de uit te voeren goederen zich bevinden. In artikel 42 vervalt de verwijzing naar het ambtsgebied van de inspecteur.

Artikel IX (Inwerkingtreding)

Artikel IX regelt de inwerkingtreding. De wijzigingen van de diverse uitvoeringsbesluiten treden in werking met ingang van 1 januari 2003.

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck


XNoot
1

Stb. 2000, 641, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2001, Stb. 700.

XNoot
2

Stb. 1965, 202, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2001, Stb. 700.

XNoot
3

Stb. 1997, 436, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 mei 2002, Stb. 246.

XNoot
4

Stb. 1991, 754, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 januari 2000, Stb. 35.

XNoot
5

Stb. 1992, 685, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 september 1998, Stb. 549.

XNoot
6

Stb. 1996, 166, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 december 2001, Stb. 648.

XNoot
7

Stb. 1991, 447, gewijzigd bij besluit van 11 mei 1999, Stb. 197.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Financiën.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 januari 2003, nr. 9.

Naar boven