Besluit van 28 januari 2002, houdende wijziging van het Bevoegdhedenbesluit WPO in verband met het totstandkomen van bevoegdheden voor het geven van onderwijs in enkele expressievakken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 5 december 2001, nr. WJZ/2001/47594 (2594), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 186, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 21 december 2001, nr. W05.01.0656/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 23 januari 2002, nr. WJZ/2002/2098 (2594), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Bevoegdhedenbesluit WPO1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4 (Tekenen) worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel v door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

w. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding beeldende kunst en vormgeving, zoals vermeld in het onderdeel Taal en Cultuur van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs;

x. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het diploma van een of meer andere opleidingen op het gebied van tekenen in combinatie met relevante praktijkervaring, op grond waarvan betrokkene naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt over een vakbekwaamheid op het gebied van tekenen op hbo-niveau beschikt.

B

Aan artikel 4a (Muziek) worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

n. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding op het gebied van muziek, zoals vermeld in het onderdeel Taal en Cultuur van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs;

o. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het diploma van een of meer andere opleidingen op het gebied van muziek in combinatie met relevante praktijkervaring, op grond waarvan betrokkene naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt over een vakbekwaamheid op het gebied van muziek op hbo-niveau beschikt.

C

Aan artikel 5 (Handvaardigheid) worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ee door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

ff. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding beeldende kunst en vormgeving, zoals vermeld in het onderdeel Taal en Cultuur van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs;

gg. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het diploma van een of meer andere opleidingen op het gebied van handvaardigheid in combinatie met relevante praktijkervaring, op grond waarvan betrokkene naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt over een vakbekwaamheid op het gebied van handvaardigheid op hbo-niveau beschikt.

D

Aan artikel 5b (Dans) worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

e. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding theater of de hbo-opleiding theater/drama en dans, zoals vermeld in het onderdeel Taal en Cultuur van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs;

f. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het diploma van een of meer andere opleidingen op het gebied van dans in combinatie met relevante praktijkervaring, op grond waarvan betrokkene naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt over een vakbekwaamheid op het gebied van dans op hbo-niveau beschikt.

E

Aan artikel 5c (Drama) worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

i. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding theater of de hbo-opleiding theater/drama en dans, zoals vermeld in het onderdeel Taal en Cultuur van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs;

j. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het diploma van een of meer andere opleidingen op het gebied van drama in combinatie met relevante praktijkervaring, op grond waarvan betrokkene naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt over een vakbekwaamheid op het gebied van drama op hbo-niveau beschikt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 28 januari 2002

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Uitgegeven de twaalfde februari 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze wijziging worden in het Bevoegdhedenbesluit WPO de bewijzen van bekwaamheid opgenomen die een bevoegdheid verlenen voor het verzorgen van onderwijs in één van de expressievakken: muziek, tekenen, handvaardigheid, dans en drama.

Deze toevoeging maakt het mogelijk dat meer personen die een kunstzinnige opleiding hebben afgerond als vakleerkracht in het primair onderwijs kunnen worden benoemd of aangesteld. Daardoor kunnen personeelstekorten in het primair onderwijs worden bestreden en ontstaat ook een verruiming van de werkgelegenheid van «uitvoerend kunstenaars».

Het gaat onder meer om personen die een vakinhoudelijke hbo-opleiding voor één der vermelde expressievakken hebben afgerond, maar die niet zijn opgeleid voor het leraarsberoep en pedagogisch-didactische scholing ontberen.

Door het voltooien van een pedagogisch-didactische scholingstraject kunnen zij de bevoegdheid verwerven tot het geven van onderwijs in een van de genoemde expressievakken in het primair onderwijs.

Door de Vereniging Kunstzinnige Vorming is in samenwerking met de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten een pedagogisch-didactische scholingstraject voor deze doelgroep ontwikkeld, dat mede gebaseerd is op bekwaamheidseisen die zijn afgeleid van de bekwaamheidseisen voor de leraar primair onderwijs, en die geformuleerd zijn door de minister.

De duur van dit «Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs» beslaat 800 uur; het wordt, inclusief stages, in één schooljaar gegeven.

Bovendien is het denkbaar dat personen niet in het bezit zijn van een diploma van een kunstopleiding dat vermeld wordt in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, maar wel een diploma bezitten van een of meer andere opleidingen op het gebied van het desbetreffende expressievak en die tevens over de nodige relevante praktijkervaring beschikken. Op grond hiervan kunnen deze personen over een vakbekwaamheid beschikken die qua niveau vergelijkbaar is met een hbo-kunstopleiding. Indien dat naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt het geval is, kunnen ook zij tot de cursus worden toegelaten en een bevoegdheid tot vakleerkracht verwerven.

De cursus is gestart met ingang van het cursusjaar 2000–2001, de eerste diploma's van deze cursus zijn aan het einde van dat cursusjaar uitgereikt en op grond daarvan zijn gediplomeerden in scholen aan het werk gegaan. Daarom werkt dit besluit terug tot en met 1 juni 2001.

Dit besluit heeft een beperkte geldigheidsduur.

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO) – beoogd is 1 augustus 2002 – vervallen de huidige bevoegdheidsregelingen en vervalt dus ook het Bevoegdhedenbesluit WPO. In plaats daarvan wordt in dat wetsvoorstel zoals dat thans luidt, geregeld dat degene die voldoet aan bepaalde bekwaamheidseisen bevoegd is tot het geven van onderwijs. Er wordt van uitgegaan dat als vakIeraar benoembaar is degene die voldoet aan de bekwaamheidseisen voor dat vak in het voortgezet onderwijs .

Het onderhavige besluit vervalt met ingang van de datum waarop de Wet BIO in werking treedt.

2. Financiële gevolgen

Aan deze wijziging van het Bevoegdhedenbesluit WPO zijn geen financiële gevolgen verbonden.

3. Uitvoering door Centrale financiën Instellingen (CFI)

Deze wijziging heeft geen uitvoeringsgevolgen voor CFI.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel II

De terugwerkende kracht van de inwerkingtreding leidt er toe dat personen die het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs hebben behaald aan het eind van het cursusjaar 2000–2001, aan dat diploma eveneens een bevoegdheid als vakleerkracht in het primair onderwijs ontlenen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans


XNoot
1

Stb. 1986, 572, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 augustus 2001, Stb. 398.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt omdat het uitsluitend een opmerking van redactionele aard bevat (artikel 25a, vijfde lid jo, vierde lid onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven