Besluit van 27 november 2002, houdende vaststelling van de vergoeding voor reprografisch verveelvoudigen en vaststelling van de vrijstelling van de opgaveplicht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 8 juli 2002, nr. 5173614/02/6, Directie Wetgeving, Sector Privaatrecht;

Gelet op artikel 16i, tweede lid, en artikel 16m, tweede lid, van de Auteurswet 1912;

De Raad van State gehoord (advies van 27 september 2002, nr. W03.02.0296/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 25 november 2002, nr. 5198458/02/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. De vergoeding, bedoeld in artikel 16h van de Auteurswet 1912, bedraagt € 0,045 per gekopieerde pagina.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de vergoeding € 0,011 per gekopieerde pagina voor het reprografisch verveelvoudigen door andere onderwijsinstellingen dan instellingen die gericht zijn op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 2

De verplichting tot betaling van de vergoeding, bedoeld in het eerste artikel, rust op degene die de verveelvoudigingen vervaardigt of daartoe opdracht geeft.

Artikel 3

Degene die minder dan 50 000 reprografische verveelvoudigingen per jaar maakt, is niet gehouden daarvan opgave te doen bij de in artikel 16l, eerste lid, van de Auteurswet 1912 aangewezen rechtspersoon.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 november 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de derde december 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Artikel 16h van de Auteurswet 1912 geeft een vrijstelling van het verbod om auteursrechtelijk beschermde werken reprografisch te verveelvoudigen, mits er een vergoeding wordt betaald. Deze vergoeding is in het besluit vastgesteld. Voorts regelt het besluit hoeveel kopieën jaarlijks gemaakt mogen worden zonder dat daarvan opgave gedaan hoeft te worden bij de rechtspersoon, bedoeld in artikel 16l, eerste lid, van de Auteurswet 1912.

Het tarief per gekopieerde pagina bedraagt € 0,045. De vergoedingsplicht geldt voor overheid, bibliotheken, onderwijsinstellingen, andere instellingen werkzaam in het algemeen belang en bedrijfsleven. Voor onderwijsinstellingen die niet gericht zijn op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, geldt een tarief van € 0,011.

Een vergoeding wordt betaald bij reprografisch verveelvoudigen van een artikel uit een tijdschrift, of uit een dag-, week- of nieuwsblad, of kleine gedeeltes van een boek. Ook voor de hierin opgenomen werken, zoals tekeningen of foto's, geldt de vergoedingsplicht. Verder dient een vergoeding te worden betaald voor het in zijn geheel verveelvoudigen van een boek, wanneer redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er geen nieuwe exemplaren meer zullen worden uitgegeven. De vergoedingsplicht geldt niet voor het reprografisch verveelvoudigen van brieven, interne nota's, rapporten en verslagen (Kamerstukken II 2000–2001, 27 617, nr. 3, blz. 20). De hoogte van de vergoeding is gerelateerd aan het aantal pagina's waarop auteursrechtelijk materiaal wordt verveelvoudigd.

Betalingsplichtigen doen opgave bij de rechtspersoon, bedoeld in artikel 16l, eerste lid, van de Auteurswet 1912, van het totaal aantal kopieën dat jaarlijks wordt gemaakt (artikel 16m, eerste lid, van de Auteurswet 1912). Daarbij gaat het niet om het aantal auteursrechtelijk relevante kopieën, maar om het totaal aantal fotokopieën dat binnen de instelling is gemaakt. De rechtspersoon en de kopieerder bepalen in onderling overleg over welk percentage vergoeding betaald wordt. In het besluit is vastgesteld dat een kopieerder jaarlijks 50 000 kopieën kan maken zonder dat daarvoor een opgaveplicht geldt (artikel 16m, tweede lid, van de Auteurswet 1912).

Artikelen

Artikel 1

In artikel 1, eerste lid, van het besluit is de te betalen vergoeding per gekopieerde pagina vastgesteld op € 0,045. De vergoedingsplicht geldt voor overheid, bibliotheken, onderwijsinstellingen, andere instellingen werkzaam in het algemeen belang en bedrijfsleven. Op grond van het vervallen artikel 17 van de Auteurswet 1912 gold er ook al een vergoedingsplicht voor het bedrijfsleven. Er zijn echter nooit bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld, zoals bijvoorbeeld de hoogte van de door het bedrijfsleven te betalen vergoeding. In artikel 1, tweede lid, is bepaald dat onderwijsinstellingen die geen instellingen van wetenschappelijk onderwijs zijn, een vergoeding van € 0,011 betalen. Voor onderwijs-instellingen die niet gericht zijn op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, geldt een lager tarief, omdat zij in het algemeen aanzienlijk minder kostbare werken kopiëren (Kamerstukken II 2000–2001, 27 617, nr. 3, blz. 21, 22).

Er is aangesloten bij de tarieven die golden op grond van het Besluit van 20 juni 1974 inzake het kopiëren van auteursrechtelijk beschermdewerken (Stb. 351) (verder: Reprobesluit). De tarieven vóór omrekening naar de euro waren f 0,10 respectievelijk f 0,025 per gekopieerde pagina. In de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet euro is aangegeven dat uitgangspunt bij de omzetting van gulden- in eurobedragen is dat deze waar mogelijk technisch worden omgezet, dat wil zeggen omgerekend op basis van de officiële wisselkoers van 1 euro = f 2,20 371 en afgerond op twee decimalen. Het is mogelijk van deze hoofdregel af te wijken in gevallen waar zelfs met afronding op twee decimalen effecten van enige omvang zouden kunnen optreden (Kamerstukken II 2000–2001, 27 472, nr. 3, blz. 3 en 4). In het Aanpassingsbesluit euro is bij de omrekening van gulden naar euro het bedrag van f 0,10 omgerekend naar € 0,05. Het bedrag is afgerond op twee decimalen. Afronding naar boven leidt evenwel tot verhoging van de vergoeding van zo'n 10%. Verder is in het Aanpassingsbesluit euro per abuis niet het bedrag van f 0,025 omgerekend, maar een bedrag van f 0,25. Dit bedrag is omgerekend naar € 0,11. Deze fout wordt thans hersteld. Voorts is bij de nieuwe vaststelling rekening gehouden met de toezegging dat het tarief vooralsnog op het destijds bestaande niveau wordt gehandhaafd (Kamerstukken II 2000–2001, 27 617, nr. 3, blz. 9). Mocht een thans lopend onderzoek naar tarieven in het buitenland tot de conclusie leiden dat het Nederlandse tarief uit de pas loopt, dan kan eventueel nieuwe vaststelling van het tarief plaatsvinden.

Artikel 2

In artikel 2 is bepaald dat degene die de verveelvoudigingen vervaardigt of daartoe opdracht geeft, verplicht is de in artikel 1 genoemde vergoeding te betalen. Een copy-shop valt derhalve buiten deze regeling, aangezien deze niet voor zichzelf kopieert, maar in opdracht van bijvoorbeeld een onderneming, organisatie of instelling. In de memorie van toelichting is een en ander reeds aan de orde gekomen (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 617, nr. 3, blz. 21).

Artikel 3

Artikel 3 bepaalt dat zolang een instelling of organisatie minder dan 50 000 kopieën per jaar maakt, daarvan geen opgave behoeft te worden gedaan. Men is daarmee overigens niet vrijgesteld van de plicht om voor het verveelvoudigen van auteursrechtelijk beschermde werken de vergoeding, bedoeld in artikel 16h van de Auteurswet 1912, te betalen. Ratio van de vrijstelling van de opgaveplicht is dat zo tegemoet wordt gekomen aan de belangen van kleinere kopieerders. Ook worden zo onnodige administratieve lasten voorkomen. In de memorie van toelichting is al uiteengezet waarom er voor de grens van 50 000 kopieën per jaar per instelling is gekozen (Kamerstukken II 2000–2001, 27 617, nr. 3, blz. 29).

Artikel 4

Uit artikel 17d van de Auteurswet 1912 volgt dat dit besluit niet in werking treedt dan acht weken na de datum van uitgifte in het Staatsblad waarin het is geplaatst.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 januari 2003, nr. 9.

Naar boven