Besluit van 18 november 2002, houdende wijziging van het Octrooireglement en het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (taksen 2003)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 20 september 2002, nr. WJZ 02046012;

Gelet op de artikelen 35, eerste en tweede lid, van de Rijksoctrooiwet en 61, eerste en tweede lid, van de Rijksoctrooiwet 1995;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 17 oktober 2002, nr. W10.02.0423/II/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 12 november 2002, nr. WJZ 02053707;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 17, achtste lid, van het Octrooireglement1 komt te luiden als volgt:

  • 8. Het bedrag dat krachtens artikel 35, eerste of tweede lid, van de wet ter zake van een octrooi onderscheidenlijk een Europees octrooi elk jaar moet worden betaald, is:

    de eerste maal€   242
    de tweede maal€   279
    de derde maal€   318
    de vierde maal€   353
    de vijfde maal€   390
    de zesde maal€   443
    de zevende maal€   492
    de achtste maal€   541
    de negende maal€   581
    de tiende maal€   624
    de elfde maal€   667
    de twaalfde maal€   726
    de dertiende maal€   835
    de veertiende maal€   897
    de vijftiende maal€   944
    de zestiende maal€   992
    de zeventiende maal€ 1 057
    de achttiende en volgende malen€ 1 106

ARTIKEL II

Artikel 6, zevende lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 19952 komt te luiden als volgt:

  • 7. Het bedrag dat krachtens artikel 61, eerste of tweede lid, van de wet ter zake van een octrooi onderscheidenlijk een Europees octrooi elk jaar moet worden betaald, is:

    de eerste maal€   242
    de tweede maal€   279
    de derde maal€   318
    de vierde maal€   353
    de vijfde maal€   390
    de zesde maal€   443
    de zevende maal€   492
    de achtste maal€   541
    de negende maal€   581
    de tiende maal€   624
    de elfde maal€   667
    de twaalfde maal€   726
    de dertiende maal€   835
    de veertiende maal€   897
    de vijftiende maal€   944
    de zestiende maal€   992
    de zeventiende maal€ 1 057
    de achttiende en volgende malen€ 1 106

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 18 november 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

J. G. Wijn

Uitgegeven de achtentwintigste november 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit strekt tot wijziging van het Octrooireglement en het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Het gaat om verhoging van de instandhoudingstaksen in beide regelingen. Ingevolge artikel 113 van de Rijksoctrooiwet 1995 geldt de verplichting tot betaling van de in artikel 61, eerste of tweede lid, van die wet bedoelde instandhoudingstaksen niet in Aruba.

2. Taksenaanpassing

De taksen zijn het laatst aangepast bij Besluit van 26 september 2001 tot wijziging van het Octrooireglement en het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (omrekening naar euro) (Stb. 470). Toen was sprake van een neutrale omzetting van de taksen van guldens in euro's. De taksen moeten nu echter worden geïndexeerd aan het inflatiecijfer. De laatste maal dat een dergelijke indexatie plaatsvond, was in 1999, bij Besluit van 21 september 1999, houdende wijziging van het Octrooireglement en het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (taksen en vormvereisten tentoonstellingsexceptie) (Stb. 411). Overeenkomstig staand beleid dient indexatie van eigen bijdragen voor door de overheid geleverde diensten plaats te vinden volgens een koppeling aan de algemene prijsontwikkeling.

Gezien het inflatiepercentage van 9,5% sinds 1999 zouden de octrooitaksen verhoogd moeten worden met 9,5% ten opzichte van de laatstelijk in 1999 vastgestelde bedragen. Het beleid ten aanzien van de taksen is er evenwel ook op gericht de drempel voor het aanvragen van octrooien zo laag mogelijk te houden. Om die reden is afgezien van een verhoging van de aanvraagtaksen en van andere proceduretaksen, bedoeld in de artikelen 7 en 8 van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Daarnaast is gekozen voor een progressieve verhoging van de instandhoudingstaksen. Dat houdt in dat de taks voor octrooien waarvoor minder dan tien maal taks wordt betaald met 9% wordt verhoogd. Vanaf de tiende maal bedraagt de verhoging 10% en vervolgens tot en met de achttiende maal vervolgens voor elke maal één procentpunt meer.

Hoewel ditmaal geen sprake is van een verlaging van de bedragen voor een aantal van de proceduretaksen zoals bij de twee voorafgaande wijzigingsbesluiten in 1997 en 1999 wel het geval was, is de handhaving van het nominale niveau ervan in feite bedoeld om de toegang tot het octrooieren te bevorderen.

3. Budgettaire gevolgen

In algemene zin wordt ernaar gestreefd het bestaande evenwicht tussen kosten en ontvangsten van het octrooisysteem in stand te houden. Voornoemde aanpassing heeft als doel de instandhoudingstaksen aan te passen in verband met de wijziging van de prijsindex. De hoogte van de stijging van de ontvangsten op de Rijksbegroting die hiervan het gevolg is, is afhankelijk van de ontwikkelingen bij de verlening en instandhouding van octrooien in de komende jaren.

4. Artikelgewijze toelichting

Artikelen I en II

De achtergrond van de wijziging van de taksen is uiteengezet in paragraaf 2 van deze toelichting. De na herziening of indexering verkregen bedragen zijn afgerond op hele euro's.

Artikel III

Er is gekozen voor de standaard inwerkingtredingbepaling. Het streven is erop gericht het besluit op 1 januari 2003 in werking te laten treden, maar de zorgvuldigheid gebiedt hier een zekere marge aan te houden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

J. G. Wijn


XNoot
1

Stb. 1979, 62, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 september 2001, Stb. 470.

XNoot
2

Stb. 1995, 108, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 september 2001, Stb. 470.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven