Wet van 7 november 2002 tot wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet (stroomlijning procedure behandeling gratieverzoeken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet aan te passen in verband met een stroomlijning van de procedure voor de behandeling van gratieverzoeken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 558, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Terzake van alle door de Nederlandse strafrechter onherroepelijk opgelegde hoofdstraffen en bijkomende straffen kan gratie worden verzocht en verleend, met dien verstande dat geen gratie wordt verleend van onvoorwaardelijke geldboeten tot en met een bedrag van € 340.

B

In artikel 558a, eerste lid, onder c°, wordt «€ 225» vervangen door: € 340.

C

Artikel 559a komt te luiden:

Artikel 559a

  • 1. Onze Minister van Justitie doet mededeling van het ingaan van de opschorting van de tenuitvoerlegging die is verbonden aan het indienen van een verzoekschrift aan het openbaar ministerie en de veroordeelde.

  • 2. Wanneer een verzoekschrift om gratie van een vrijheidsstraf, van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege of van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden is ingediend, zonder dat de wet daaraan de opschorting van de tenuitvoerlegging verbindt, kan Onze Minister van Justitie niettemin bepalen dat de tenuitvoerlegging wordt opgeschort of geschorst zolang op het verzoek niet is beschikt. Hij doet daarvan mededeling aan het openbaar ministerie.

  • 3. De opschorting of schorsing gaat in, zodra het openbaar ministerie dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing is belast, kennis heeft gekregen van de mededeling, bedoeld in het eerste lid. De opschorting of schorsing duurt totdat op het verzoekschrift is beslist.

  • 4. Het openbaar ministerie draagt na de mededeling, bedoeld in het eerste of tweede lid, zorg dat de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel waarvan gratie is verzocht, wordt opgeschort of geschorst overeenkomstig de te dien aanzien geldende wettelijke voorschriften.

D

Van artikel 560a vervallen het eerste en tweede lid alsmede de aanduiding «3.» voor het derde lid.

ARTIKEL II

De Gratiewet2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:

verzoekschrift: een schriftelijk verzoek om gratie van een veroordeelde of een derde, ingediend op het formulier, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

veroordeelde: degene op wie het verzoekschrift betrekking heeft.

B

Artikel 4 vervalt. Onder vernummering van artikel 3 tot artikel 4 wordt daarvoor een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 3

  • 1. Het verzoekschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

    a. de naam en het adres van de indiener;

    b. de dagtekening;

    c. de aanduiding van het vonnis of arrest, waarvan gratie wordt verzocht;

    d. de redenen om welke gratie wordt verzocht.

    Het verzoekschrift wordt ingediend op een bij ministeriële regeling vast te stellen formulier.

  • 2. Indien het verzoek op grond van artikel 560 van het Wetboek van Strafvordering door een derde wordt ingediend, geeft degene op wie het verzoek betrekking heeft, op het in het eerste lid bedoelde formulier tevens aan of hij met het verzoek instemt.

  • 3. Indien het formulier niet volledig is ingevuld, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen binnen een termijn van zes weken, ingaande op de dag nadat het verzoek om aanvulling van die gegevens door Onze Minister is verzonden.

  • 4. Indien de termijn voor aanvulling verstrijkt zonder dat de gevraagde gegevens worden ontvangen, en de ontbrekende gegevens essentieel zijn voor de beoordeling van het verzoek of de voorbereiding van de beslissing daarop, kan Onze Minister besluiten het verzoekschrift buiten behandeling te laten.

C

Artikel 4 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het eerste, tweede en derde lid blijven buiten toepassing indien het verzoekschrift:

    a. wordt ingediend binnen drie maanden nadat het vonnis of arrest waarvan gratie wordt verzocht, onherroepelijk is geworden, en geen nieuwe, na dit tijdstip opgekomen omstandigheid wordt vermeld waarvan de rechter bij diens beslissing niet reeds kennis heeft kunnen nemen, of

    b. is voorafgegaan door een eerder verzoekschrift betreffende dezelfde straf of maatregel, waarop binnen een jaar voor de indiening van het tweede verzoekschrift is beschikt, tenzij in het tweede verzoekschrift een nieuwe omstandigheid wordt aangevoerd.

2. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 5. In de gevallen waarin geen toepassing wordt gegeven aan het vierde lid, onder a of b, omdat blijkt van een nieuwe omstandigheid, wordt het verzoekschrift in behandeling genomen.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. Naar aanleiding van een verzoekschrift kan Onze Minister omtrent de veroordeelde inlichtingen inwinnen bij de daarvoor in aanmerking komende autoriteiten, instellingen of personen. Deze verlenen daaraan hun medewerking.

  • 2. Onze Minister kan, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat, de veroordeelde horen.

  • 3. Onze Minister stelt op basis van de door de verzoeker verstrekte gegevens en de ingevolge het eerste en tweede lid ingewonnen informatie een verslag van bevindingen op.

  • 4. In de gevallen waarin het verzoekschrift betrekking heeft op een vonnis of arrest dat is gewezen door de meervoudige kamer of waarbij het openbaar ministerie de aantekening heeft geplaatst dat het wil adviseren over te nemen besluiten inzake de verschillende vormen van te verlenen vrijheden aan de gedetineerde, zendt Onze Minister het verzoekschrift en zijn verslag van bevindingen naar het openbaar ministerie voor advies. Het openbaar ministerie legt zijn advies neer in een verslag en zendt de stukken vervolgens aan het in artikel 4 aangewezen gerecht.

  • 5. In de overige gevallen zendt Onze Minister het verzoekschrift met zijn verslag van bevindingen rechtstreeks aan het in artikel 4 aangewezen gerecht.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. Het gerecht kan naar aanleiding van de in artikel 5, vierde of vijfde lid, ontvangen stukken inlichtingen inwinnen bij de daarvoor in aanmerking komende autoriteiten, instellingen of personen. Het gerecht zendt zijn advies, met het op grond van artikel 5, vierde lid, uitgebrachte verslag van het openbaar ministerie, aan Onze Minister.

  • 2. Indien het uitgebrachte advies daartoe aanleiding geeft, kan Onze Minister aan het openbaar ministerie en het gerecht nader advies vragen.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de inrichting van het rechterlijk advies en dat van het openbaar ministerie.

F

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 1. Verzoekschriften die met toepassing van artikel 3, vierde lid, buiten behandeling zijn gelaten, worden niet aan Ons voorgelegd.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 3» vervangen door: artikel 4.

G

In artikel 11 wordt «artikel 3» vervangen door: artikel 4.

H

Artikel 12 vervalt.

I

In artikel 19, eerste lid, wordt «artikel 3» vervangen door «artikel 4» en komt de zinsnede na «anders bepaalt,» te luiden: zijn de artikelen 559a van het Wetboek van Strafvordering en 5 tot en met 7 en 9 tot en met 11 van deze wet van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

Ten aanzien van de verzoekschriften die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht zoals dit voor dit tijdstip gold, van toepassing.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 7 november 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de negentiende november 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 oktober 2002, Stb. 539.

XNoot
2

Stb. 1987, 598, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juni 2002, Stb. 316.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 27 798.

Handelingen II 2001/2002, blz. 4185.

Kamerstukken I 2001/2002, 27 798 (280, 280a, 280b, 280c (H)).

Handelingen I 2002/2003, zie vergadering d.d. 5 november 2002.

Naar boven