Wet van 31 oktober 2002 tot wijziging van de Beroepswet in verband met het openstellen van hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep tegen uitspraken omtrent besluiten van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Centrale Raad van Beroep in hoogste instantie oordeelt over beroepen tegen besluiten van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De bijlage bij de Beroepswet1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan onderdeel B wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

20. De reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar.

B

De onderdelen C.24b tot en met C.24d worden vervangen door:

24a. Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

24b. Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ;

24c. Wet studiefinanciering 2000

24d. Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

ARTIKEL II

  • 1. In afwijking van artikel 28a, aanhef en onderdeel a, van de Beroepswet is onderdeel B.20 van de bijlage bij de Beroepswet ook van toepassing op de mogelijkheid hoger beroep in te stellen tegen een uitspraak die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is bekendgemaakt.

  • 2. Een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij de Afdeling bestuursrechtspraak aanhangig hoger beroep betreffende een besluit op grond van een reglement als bedoeld in onderdeel B.20 van de bijlage bij de Beroepswet wordt van rechtswege in de stand waarin het zich bevindt, verwezen naar de Centrale Raad van Beroep.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet beroep of hoger beroep is ingesteld terzake van een besluit op grond van een reglement als bedoeld in onderdeel B.20 van de bijlage bij de Beroepswet, blijft ten aanzien van het verschuldigde griffierecht het recht van toepassing dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL III

Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatsten dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulksaangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullenhouden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 31 oktober 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de twaalfde november 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1994, 3, laatstelijk gewijzigdbij de wet van 30 mei 2002, Stb. 288.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in deStaten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 28 370.

Handelingen II2002/2003, blz. 309.

Kamerstukken I 2002/2003, 28 370(24).

Handelingen I 2002/2003, zie vergadering d.d. 29 oktober2002.

Naar boven