Wet van 24 januari 2002 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met de samenvoeging van de afdelingen 3.4 en 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht tot één uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de afdelingen 3.4 en 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht samen te voegen tot één uniforme openbare voorbereidingsprocedure, waarbij de bezwaarschriftprocedure uit die wet buiten toepassing blijft, en in verband daarmee de inspraakbepalingen in de Provinciewet en de Gemeentewet te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene wet bestuursrecht1 wordt gewijzigd als volgt:

A

De afdelingen 3.4 en 3.5 worden vervangen door een afdeling, luidende:

AFDELING 3.4 UNIFORME OPENBARE VOORBEREIDINGSPROCEDURE

Artikel 3:10
  • 1. Deze afdeling is van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

  • 2. Afdeling 4.1.1 is mede van toepassing op andere besluiten dan beschikkingen, indien deze op aanvraag worden genomen en voorbereid overeenkomstig deze afdeling.

Artikel 3:11
  • 1. Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.

  • 2. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing. Indien op grond daarvan bepaalde stukken niet ter inzage worden gelegd, wordt daarvan mededeling gedaan.

  • 3. Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten verstrekt het bestuursorgaan afschrift van de ter inzage gelegde stukken.

  • 4. De stukken liggen ter inzage gedurende de in artikel 3:16, eerste lid, bedoelde termijn.

Artikel 3:12
  • 1. Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.

  • 2. Indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft, wordt de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3. In de kennisgeving wordt vermeld:

    a. waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;

    b. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;

    c. op welke wijze dit kan geschieden;

    d. indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

Artikel 3:13
  • 1. Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, zendt het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

  • 2. Artikel 3:12, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:14
  • 1. Het bestuursorgaan vult de ter inzage gelegde stukken aan met nieuwe relevante stukken en gegevens.

  • 2. Artikel 3:11, tweede tot en met vierde lid, is van toepassing.

Artikel 3:15
  • 1. Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.

  • 2. Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

  • 3. Indien het een besluit op aanvraag betreft, stelt het bestuursorgaan de aanvrager zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

  • 4. Indien het een besluit tot wijziging of intrekking van een besluit betreft, stelt het bestuursorgaan degene tot wie het te wijzigen of in te trekken besluit is gericht zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

Artikel 3:16
  • 1. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.

  • 2. De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.

  • 3. Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn de artikelen 6:9 en 6:10 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:17

Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.

Artikel 3:18
  • 1. Indien het een besluit op aanvraag betreft, neemt het bestuursorgaan het besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, kan het bestuursorgaan, alvorens een ontwerp ter inzage te leggen, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid neemt het bestuursorgaan het besluit uiterlijk twaalf weken na de terinzagelegging van het ontwerp, indien het een besluit betreft:

    a. inzake intrekking van een besluit;

    b. inzake wijziging van een besluit en de aanvraag is gedaan door een ander dan degene tot wie het te wijzigen besluit is gericht.

  • 4. Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht, doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, mededeling op de wijze, bedoeld in artikel 3:12, eerste en tweede lid. In afwijking van het eerste of derde lid neemt het bestuursorgaan het besluit in dat geval binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.

B

In artikel 3:43 vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd tot tweede lid.

C

Artikel 3:44 komt te luiden:

Artikel 3:44

  • 1. Indien bij de voorbereiding van het besluit toepassing is gegeven aan afdeling 3.4, geschiedt de mededeling, bedoeld in artikel 3:43, eerste lid:

    a. met overeenkomstige toepassing van de artikelen 3:11 en 3:12, eerste of tweede lid, en derde lid, onderdeel a, met dien verstande dat de stukken ter inzage liggen totdat de beroepstermijn is verstreken, en

    b. door toezending van een exemplaar van het besluit aan degenen die over het ontwerp van het besluit zienswijzen naar voren hebben gebracht.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan het bestuursorgaan:

    a. indien de omvang van het besluit daartoe aanleiding geeft, volstaanmet een ieder van de daar bedoelde personen de strekking van het besluit mee te delen;

    b. indien een zienswijze door meer dan vijf personen naar voren is gebracht bij hetzelfde geschrift, volstaan met toezending van een exemplaar aan de vijf personen wier namen en adressen als eerste in dat geschrift zijn vermeld;

    c. indien een zienswijze naar voren is gebracht door meer dan vijf personen bij hetzelfde geschrift en de omvang van het besluit daartoe aanleiding geeft, volstaan met het meedelen aan de vijf personen wier namen en adressen als eerste in dat geschrift zijn vermeld, van de strekking van het besluit;

    d. indien toezending zou moeten geschieden aan meer dan 250 personen, die toezending achterwege laten.

D

Artikel 4:10 vervalt.

E

Aan artikel 6:8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.

F

Artikel 7:1, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4.

ARTIKEL II

Artikel 147 van de Provinciewet2 komt te luiden:

Artikel 147

  • 1. Provinciale staten stellen een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van provinciaal beleid worden betrokken.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders is bepaald.

ARTIKEL III

Artikel 150 van de Gemeentewet3 komt te luiden:

Artikel 150

  • 1. De raad stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders is bepaald.

ARTIKEL IV

  • 1. Ten aanzien van het nemen van besluiten die zijn aangevraagd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet en ambtshalve te nemen besluiten die binnen dertien weken na dat tijdstip zijn bekendgemaakt, blijft het recht zoals het gold vóór dat tijdstip van toepassing.

  • 2. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht vindt geen toepassing ten aanzien van geschillen die betrekking hebben op besluiten die zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.5 van die wet, zoals die afdeling luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, en zijn bekendgemaakt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

  • 3. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht, zoals dit luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing ten aanzien van geschillen die betrekking hebben op besluiten die zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van die wet, zoals die afdeling luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, en zijn bekendgemaakt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van de artikelen II en III, die in werking treden met ingang van een jaar na het in dit koninklijk besluit bepaalde tijdstip.

ARTIKEL VI

Deze wet wordt aangehaald als: Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 januari 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de twaalfde februari 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1998, 1, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 januari 2002, Stb. 53.

XNoot
2

Stb. 1998, 276, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 december 2001, Stb. 2002, 13.

XNoot
3

Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 december 2001, Stb. 2002, 13.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 27 023.

Handelingen II 2000/2001, blz. 2818.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 023 (177, 177a, 177b, 177c).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 22 januari 2002.

Naar boven