Besluit van 16 oktober 2002, houdende regels betreffende de procedure van veiling en loting inzake de toekenning van nummers (Besluit alternatieve verdeling nummers)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 13 juni 2002 nr. HDJZ 2002/1494, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 4.2, zevende lid, van de Telecommunicatiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 25 juli 2002, nr. W09.02.0253/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 10 oktober 2002, nr. DGTP/02/03582, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder wet: Telecommunicatiewet.

HOOFDSTUK 2. BESLUITVORMING MET BETREKKING TOT DE PROCEDURE VAN TOEKENNING VAN NUMMERS

Paragraaf 2.1. Veiling en loting

Artikel 2

  • 1. Indien het college, in het geval er meerdere aanvragen om toekenning van nummers voor eenzelfde bestemming bij het college ter behandeling voorliggen en bij die aanvragen een gelijke voorkeur wordt uitgesproken voor toekenning van een bepaald nummer dan wel bepaalde nummers, besluit de aanvragen om toekenning van die bepaalde nummers verder te behandelen volgens de procedure van veiling of loting, stelt hij binnen 5 weken na ontvangst van de eerste aanvraag voor deze nummers de aanvragers in kennis van dit besluit.

  • 2. Bij toepassing van de procedure van veiling of loting bedoeld in het eerste lid stelt het college het tijdstip vast waarop de veiling of de loting aanvangt alsmede de periode waarbinnen de veiling of de loting moet zijn beëindigd.

  • 3. In de in het eerste lid bedoelde kennisgeving wordt door het college tevens mededeling gedaan van het tijdstip van aanvang van de veiling of loting, van de periode waarbinnen deze veiling of loting plaatsvindt, en voorzover van toepassing, beperkingen waaronder de toekenning wordt verleend en de aan de toekenning te verbinden voorschriften.

Artikel 3

Tot de veiling dan wel de loting worden slechts toegelaten aanvragers die:

a. een aanvraag bij het college hebben ingediend voor toekenning van nummers waarvan het college heeft besloten, nadat hij heeft vastgesteld dat er meerdere aanvragen zijn met een gelijke voorkeur voor deze nummers, dat deze nummers worden toegekend door middel van de procedure van veiling of loting en aan wie het college overeenkomstig artikel 2 mededeling heeft gedaan van dit besluit en

b. op grond van bij of krachtens de wet gestelde regels in aanmerking komen voor toekenning van de aangevraagde nummers.

Artikel 4

Indien uit artikel 3, onderdeel b, voortvloeit dat slechts een aanvrager in aanmerking komt voor toekenning van het bepaalde nummer dan wel de bepaalde nummers, kent het college het nummer dan wel de nummers toe aan deze aanvrager zonder toepassing van een veiling of loting.

Artikel 5

  • 1. Bij ministeriële regeling worden in het kader van de behandeling van een aanvraag om toekenning van nummers die worden toegekend door middel van een veiling of een loting regels gesteld omtrent de wijze waarop de veiling of de loting plaatsvindt.

  • 2. In het geval van een veiling hebben de in het eerste lid bedoelde regels in elk geval betrekking op:

    a. de wijze waarop een bod wordt uitgebracht;

    b. de eisen die aan een geldig bod worden gesteld;

    c. maatregelen ten behoeve van een ongestoord verloop van de veiling;

    d. de bij de veiling toe te passen methode ter vaststelling van het bod waarvan de uitbrenger in aanmerking komt voor toekenning van het nummer;

    e. de eisen die gesteld worden met betrekking tot de wijze van betaling en het tijdstip waarop degene aan wie het nummer wordt toegekend deze betaling verricht moet hebben;

    f. de gevallen waarin, de termijn waarbinnen en de voorwaarden waaronder er opnieuw wordt geveild zonder dat er sprake is van een nieuwe veilingprocedure;

    g. de gevallen waarin, de termijn waarbinnen en de voorwaarden waaronder de veiling geschorst kan worden.

    h. In het geval van een loting hebben de in het eerste lid bedoelde regels in elk geval betrekking op maatregelen ten behoeve van een ongestoord verloop van de loting.

Paragraaf 2.2. Termijn toekenning nummer

Artikel 6

Indien de duur van de procedure van veiling tot gevolg heeft dat het college niet binnen 6 weken kan beslissen op een aanvraag om toekenning van nummers zal het college in elk geval binnen 9 weken na ontvangst van de aanvraag beslissen op een aanvraag om toekenning van nummers.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit alternatieve verdeling nummers.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 oktober 2002

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de twaalfde november 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het onderhavige Besluit alternatieve verdeling nummers bevat regels met betrekking tot de verdeling van nummers door middel van de methode van veiling en loting. Op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: wet) kunnen nummers uit een door de Minister van Economische Zaken vastgesteld nummerplan of in een op grond van het vijfde lid van hetzelfde artikel vastgestelde aanwijzing door het college, op aanvraag worden toegekend aan aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, aan aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en aan gebruikers van openbare telecommunicatiediensten. De methode die het college hierbij tot aan de totstandkoming van het onderhavige besluit uitsluitend heeft gehanteerd, is toekennen op aanvraag. Dit betekent dat aanvragen worden behandeld en nummers worden toegekend op volgorde van binnenkomst van de aanvragen bij het college. Indien er echter meerdere aanvragen om toekenning van hetzelfde nummer bij het college voorliggen, biedt de wet de mogelijkheid om twee andere verdeelmechanismen toe te passen. Dit zijn de veiling en de loting. Op grond van artikel 4.2, zesde lid van de wet zijn deze procedures door het college enkel toe te passen in geval er meerdere aanvragen om toekenning van nummers voor eenzelfde bestemming bij het college ter behandeling voorliggen en bij die aanvragen een gelijke voorkeur wordt uitgesproken voor toekenning van een bepaald nummer dan wel bepaalde nummers. Van belang hierbij is dat het alleen gaat om aanvragen voor toekenning van een nummer en niet om aanvragen voor reservering van een nummer en dat er een gelijke voorkeur bestaat voor hetzelfde nummer dan wel voor dezelfde nummers. Daarnaast geldt als voorwaarde voor het kunnen toepassen van een veiling of loting dat er twee of meer aanvragen voor hetzelfde nummer bij het college zijn ingediend, voordat er besloten kan worden door het college om over te gaan tot de procedure van veiling dan wel loting. Dit heeft tot het gevolg dat alleen die nummeraanvragen worden meegenomen in beide procedures, die reeds ter behandeling bij het college voorliggen en het niet mogelijk is voor overige aanvragers van nummers om, nadat het college besloten heeft te gaan veilen of loten, zich aan te melden om deel te nemen aan de veiling of loting van de desbetreffende nummers. Nummers waarvoor een zogenoemde «dubbele» aanvraag wordt gedaan worden aangeduid als kwalitatief schaarse nummers. Kwalitatieve schaarste doet zich voor indien een bepaald nummer (of een nummerblok) vanuit concurrentie-oogpunt commercieel aantrekkelijk wordt bevonden. Om die reden zijn er meerdere marktpartijen die in aanmerking willen komen voor hetzelfde nummer en daartoe een aanvraag indienen. Het is echter altijd mogelijk om een ander nummer te verkrijgen. Van absolute schaarste, zoals bij frequenties, is geen sprake.

Zoals uit het voorgaande blijkt is een veiling van nummers van een geheel andere aard dan een veiling van frequenties. Alleen wanneer er meerdere aanvragen ter behandeling voorliggen bij het college voor eenzelfde nummer, kan er een besluit tot veiling volgen. Het is geen groots opgezette veiling die vooraf bekendgemaakt wordt en waarvoor deelnemers zich vanaf dat moment kunnen aanmelden. Slechts wanneer blijkt dat er min of meer toevalligerwijs sprake is van een zogenoemde «dubbele» aanvraag, kan het instrument veilen worden ingezet. Dit is geheel anders bij het veilen van frequenties, waarbij vooraf bekend gemaakt wordt dat er in verband met verwachte schaarste een verdeling van frequenties plaats zal vinden door middel van het veilinginstrument, en waarbij groots opgezette veilingen volgen, die telkens een eigen procedure kennen, waarvan de regels per veiling bij ministeriële regeling worden vastgesteld. In het geval van het veilen van nummers zal er een algemene procedure worden vastgesteld bij ministeriële regeling die geldt voor alle te veilen nummers. Bij ministeriële regeling zal een zo eenvoudig mogelijke procedure voor het veilen van nummers worden geregeld, die geheel los staat van de procedures die voor het veilen van frequenties gelden. Dat betekent dat bepaalde voorzieningen die wel bij het veilen van frequenties wenselijk worden geacht, bij het veilen van nummers achterwege kunnen blijven.

Met het Besluit alternatieve verdeling nummers wordt uitvoering gegeven aan artikel 4.2, zevende lid van de wet. Ingevolge artikel 4.2, zevende lid, van de wet, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot de procedure van veiling en de procedure van loting. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de toepassing en uitvoering van beide procedures. De beslissing of en zo ja welke van beide procedures zal worden toegepast neemt het college. Deze bevoegdheid is krachtens de wet immers niet toegekend aan de minister, maar aan het college. Het college is echter niet verplicht om bij een zogenoemde «dubbele» nummeraanvraag te kiezen voor een van beide procedures, maar kan ook nog altijd beslissen de nummers toe te kennen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Het college heeft ter waarborging van de rechtszekerheid aangegeven beleidsregels te zullen publiceren waarin per nummercategorie aangegeven wordt of het college voornemens is bij meerdere aanvragen voor hetzelfde nummer dan wel dezelfde nummers te gaan veilen of loten of geen van beide procedures zal toepassen. Het college zal daarbij de doelstellingen die bepalend zijn voor de keuze voor de inzet van een bepaald verdeelinstrument in kaart brengen. Tevens heeft het college aangegeven dat, voordat overgegaan wordt tot een veiling of een loting, partijen op eventuele alternatieven voor het aangevraagde nummer zullen worden gewezen. Tegen het besluit van het college om daadwerkelijk over te gaan tot een bepaalde procedure kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen.

Het onderhavige besluit brengt geen wijzigingen aan in de administratieve lasten.

Resultaten van het overleg

Een ontwerp van het onderhavige besluit is voorgelegd aan het Permanent overlegorgaan post en telecommunicatie (OPT). Een van de leden van het OPT heeft opgemerkt dat nu de Europese Commissie voornemens is om de termijnen voor het toekennen van nummers te verkorten, het wenselijk is hierbij aansluiting te zoeken in het onderhavige besluit. De huidige wet schrijft een termijn van 6 weken voor; in geval van veiling kan deze termijn worden verlengd. In het onderhavige besluit is dan ook aangesloten bij de huidige regelgeving, met dien verstande dat van de mogelijkheid, om de termijn van 6 weken in geval van veiling te verlengen tot vier maanden niet ten volle gebruik is gemaakt. De termijn kan worden verlengd tot negen weken.

Een ontwerp van het onderhavige besluit is eveneens voorgelegd aan het college. In het kader van de door het college overeenkomstig artikel 5 van het Informatiestatuut Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit uitgevoerde uitvoeringstoets van het ontwerp-besluit zijn door het college in de brief van 28 juni 2001, nr OPTA/N&R/2001/201598 enkele opmerkingen gemaakt.

De eerste opmerking van het college betrof artikel 2, tweede lid. In het aan het college voorgelegde ontwerp-besluit was in deze bepaling opgenomen dat een veiling of een loting binnen zes weken na ontvangst door het college van de eerste aanvraag beëindigd dient te zijn. Het college heeft verzocht om de formulering van deze zin zodanig aan te passen dat de maximale termijn betrekking heeft op de netto tijd die nodig is om te beslissen. Het college doelde hierbij waarschijnlijk op de opschorting van de termijn van rechtswege wanneer aan een aanvrager gevraagd wordt de aanvraag aan te vullen. In het onderhavige besluit wordt in deze bepaling niet langer gesproken van een termijn van zes weken. Reden hiervoor is dat het college op grond van artikel 4.2, tweede lid, van de wet, op een aanvraag om toekenning van nummers binnen zes weken dient te beslissen. Het heeft dan ook geen betekenis om deze termijn te herhalen in het onderhavige besluit. Ingeval van veiling dient het college binnen uiterlijk negen weken te beslissen op een aanvraag. Wat de netto tijd betreft wordt een termijn van rechtswege opgeschort op grond van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan krachtens artikel 4:5 van de Awb de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Het onderhavige besluit heeft hier geen invloed op. Rekening dient echter te worden gehouden met de mogelijkheid dat niet de eerste aanvraag, maar de tweede aanvraag aangevuld dient te worden. Dit schort in geval van het in staat stellen om de tweede aanvraag aan te vullen, niet van rechtswege de termijn om te beslissen op de eerste aanvraag op.

Vervolgens heeft het college verzocht de mogelijkheid te creëren om de termijn van zes weken in geval de procedure van veiling wordt toegepast te verlengen. Op grond van Richtlijn nr. 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten (PbEG L 117) (hierna: Vergunningenrichtlijn) kunnen individuele vergunningen onder andere verleend worden om de vergunninghouder toegang te verlenen tot radiofrequenties of nummers. De Vergunningenrichtlijn schrijft in dat geval voor dat op een aanvraag moet worden beslist binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan echter tot vier maanden worden verlengd in objectief gerechtvaardigde gevallen. Hiervan kan sprake zijn als het instrument van veiling wordt toegepast, indien de uitvoering van deze procedure zo bewerkelijk is dat niet binnen de termijn van zes weken kan worden beslist. Momenteel wordt de Vergunningenrichtlijn herzien. De Europese Commissie wil de termijnen voor vergunningverlening verkorten. Hiertoe worden momenteel nieuwe ONP-regels (ONP=Open Network Provisions) opgesteld. Deze ONP-regels zullen naar alle waarschijnlijkheid medio 2003 geïmplementeerd zijn in nationale regelgeving. Het college heeft verzocht om vooralsnog geen aansluiting te zoeken bij het nieuwe Europese beleid om de termijnen van vergunningverlening te verkorten.

Het college heeft de volgende argumenten gegeven voor het verlengen van de termijn van zes weken. Het college heeft aangegeven tot het van kracht worden van de nieuwe ONP-regels gebruik te willen maken van de mogelijkheid van de huidige Vergunningenrichtlijn om de termijn van zes weken te verlengen in geval van veiling, om zodanig enige ervaring op te doen met het verdelingsmechanisme. Bovendien heeft het college gezegd voornemens te zijn wanneer het voorontwerp van wet «Elektronisch Bestuurlijk Verkeer» wet is geworden, zoveel mogelijk aanvragen elektronisch te verwerken en beschikkingen te doen via de elektronische weg. Hierdoor zou het college tijdwinst kunnen behalen in een veilingprocedure en zal het college wel kunnen aansluiten bij het nieuwe Europese beleid dat een verkorting van de procedures inhoudt.

Hierbij dient het college indien het na het van kracht worden van een wet Elektronisch Bestuurlijk Verkeer voor de elektronische weg kiest inzake besluitvorming, rekening te houden met het feit dat de burger de mogelijkheid behoudt om aan te geven dat hij uitsluitend schriftelijk dan wel mondeling contact wenst. Het zal het bestuursorgaan niet zijn toegestaan bepaalde zaken alleen nog maar langs elektronische weg te doen, tenzij alle betrokkenen hiermee instemmen. Het kabinet heeft in de nota «Wetgeving voor de elektronische snelweg» «nevenschikking» tot uitgangspunt genomen en niet «verdringing».

Daarnaast heeft het college aangegeven dat zolang de procedure van veiling op een conventionele (veelal schriftelijke) wijze moet geschieden, het voor het college zeer moeilijk is om de gehele procedure van veiling binnen een termijn van zes weken uit te voeren. Het college heeft een inschatting gemaakt van de benodigde tijd vanaf de datum van indiening van de eerste aanvraag tot de beslissing op de aanvraag, waarbinnen ook de veilingprocedure valt. Het college is hierbij gekomen tot een doorlooptijd van bijna negen weken. Besloten is dan ook om de termijn van zes weken te verlengen tot negen weken in het geval van veiling. Zodoende kan het college enige ervaring opdoen met het verdelingsmechanisme veilen, en kan het college bezien welke aanpassingen er in de procedure mogelijk zijn om na de implementatie van de nieuwe ONP-regels een kortere procedure toe te passen. Bij het van kracht worden van de nieuwe ONP-regels zal het onderhavige besluit dan ook worden aangepast.

Als laatste heeft het college verzocht artikel 2, eerste lid, aan te passen, waarin in het aan het college voorgelegde ontwerp-besluit stond dat het college binnen vier weken na ontvangst van de eerste aanvraag, aanvragers in kennis dient te stellen van het besluit dat er wordt overgegaan tot veiling dan wel loting. Het college verzoekt deze vier weken te vervangen door vijf weken omdat het college de mogelijkheid wil behouden om pas laat in de procedure te besluiten of er over wordt gegaan tot veilen dan wel loten. Gezien de procedure in geval van veiling binnen negen weken zal plaatsvinden in plaats van zes weken, is ook deze aanpassing overgenomen.

Voor het overige achtte het college het besluit uitvoerbaar.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat er een uiterlijke termijn van vijf weken geldt, waarbinnen het college bekijkt of er een «dubbele» aanvraag voorligt. Slechts wanneer dit binnen deze termijn het geval is, kan er een loting of een veiling plaatsvinden. De termijn kan echter ook korter worden gesteld door het college. De uiterlijke termijn van 5 weken is na overleg met het college uit praktische overwegingen tot stand gekomen. Volgens artikel 4.2, tweede lid, van de wet dient het college binnen 6 weken na de ontvangst van een nummeraanvraag te beslissen op de aanvraag. Door een uiterlijke termijn van 5 weken aan te houden, heeft het college voldoende tijd om de aanvragen ook te toetsen en eventueel de procedure van loting dan wel veiling op te starten. In geval van veiling kan de termijn, waarbinnen beslist dient te zijn over de nummeraanvraag, verlengd worden.

Artikel 3

Indien uit regels bij of krachtens de wet volgt dat een aanvrager niet in aanmerking komt voor de toekenning van de aangevraagde nummers wordt deze aanvrager niet toegelaten tot de procedure van veiling of loting. Dit betekent dat de aanvragen voorafgaand aan de veiling of loting door het college getoetst zullen worden aan de bij of krachtens de wet gesteld regels. Deze toetsing heeft bijvoorbeeld betrekking op de weigeringsgronden genoemd in artikel 4.3 van de wet en de regels gesteld in de Regeling beperking toekenning nummers. In de Regeling beperking toekenning nummers wordt onder andere voor een aantal categorieën nummers beperkingen gesteld aan de kring van potentiële gegadigden. Voor geografische nummers geldt bijvoorbeeld dat deze niet kunnen worden toegekend aan dan wel gereserveerd kunnen worden voor eindgebruikers.

Artikel 4

Indien uit de toetsing overeenkomstig artikel 3 volgt dat er slechts één aanvrager in aanmerking komt voor toekenning van het bepaalde nummer dan wel de bepaalde nummers, is er geen sprake meer van schaarste. In dit geval zal het nummer dan wel de nummers worden toegekend aan de desbetreffende aanvrager zonder toepassing van een veiling of een loting.

Artikel 5

Krachtens artikel 5 worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de toepassing en de uitvoering van de procedure van de veiling en de loting. Wat betreft de veiling zijn verschillende veilingprocedures denkbaar. Een veiling kan plaatsvinden bij opbod of bij afslag. Bij een veiling bij afslag wordt de prijs voor het nummer telkens verlaagd totdat een partij een bod doet. Indien de veiling bij opbod wordt gehouden wordt het nummer aan de hoogste bieder toegekend. Aangezien de op te stellen regels technisch van aard zijn en veelal detaillistisch zijn, is het niet goed mogelijk deze regels met betrekking tot de veilingprocedure en de lotingprocedure op het niveau van dit besluit vast te stellen. Daarbij komt dat deze regels sterk aan verandering onderhevig zijn. Gezien het feit dat het college nog geen ervaring heeft opgedaan op het gebied van het veilen van nummers, is het zeer wel mogelijk dat de behoefte bestaat om bepaalde aspecten nader of anders te regelen. Die nodige flexibiliteit wordt verkregen door regels op ministerieel niveau.

In het tweede lid wordt een aantal onderwerpen genoemd inzake de veilingprocedure die bij ministeriële regeling dienen te worden uitgewerkt.

Ingevolge het bepaalde onder a worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop een bod wordt uitgebracht. Een bod kan bijvoorbeeld door middel van het inleveren van een biedkaart op een bepaalde fysieke locatie worden uitgebracht, maar kan ook door middel van internet of fax worden uitgebracht. Voorts zou bepaald kunnen worden welke personen gerechtigd zijn een bod uit te brengen.

Ingevolge het bepaalde onder b worden regels gesteld met betrekking tot de eisen die aan een geldig bod worden gesteld. Te denken valt aan eisen met betrekking tot de methode waarop het bedrag moet worden aangegeven. Verder zouden, indien dat in de concrete situatie wenselijk wordt geoordeeld, eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot een eventueel te bieden minimumbedrag per ronde.

Ingevolge het bepaalde onder c worden regels opgesteld die moeten waarborgen dat de veiling een ongestoord verloop heeft. Gedacht zou kunnen worden aan het uitsluiten van een deelnemer van verdere deelname aan de veiling als blijkt dat hij opzettelijk obstructie pleegt met welk doel ook of anderszins de regels inzake de veilingprocedure schendt.

Ingevolge het bepaalde onder d worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld aan welke deelnemer een nummer zal worden toegekend. Bijvoorbeeld dat het nummer aan de hoogste bieder wordt verleend.

Ingevolge het bepaalde onder e worden eisen gesteld met betrekking tot de wijze en het tijdstip van betaling.

Ingevolge het bepaalde onder f dient in de ministeriële regeling onder meer te worden bepaald in welke gevallen er opnieuw wordt geveild met toepassing van dezelfde procedure.

Ingevolge het bepaalde onder g dient in de ministeriële regeling ook te worden bepaald in welke gevallen de veilingprocedure kan worden geschorst.

In het derde lid wordt aangegeven dat de regels die bij ministeriële regeling gesteld kunnen worden in elk geval betrekking hebben op waarborgen dat de loting een ongestoord verloop kent.

Artikel 6

In het algemeen dient volgens de wet op een aanvraag voor het toekennen van een nummer te worden beslist binnen zes weken. Hierop wordt in geval van veiling in onderhavig artikel in verband met Richtlijn nr. 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten (PbEG L 117) (hierna: Vergunningenrichtlijn) een uitzondering gemaakt. Op grond van de Vergunningenrichtlijn kunnen individuele vergunningen onder andere verleend worden om de vergunninghouder toegang te verlenen tot radiofrequenties of nummers. De Vergunningenrichtlijn schrijft in dat geval voor dat op een aanvraag moet worden beslist binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan echter tot vier maanden worden verlengd in objectief gerechtvaardigde gevallen. Aangezien het Europese beleid erop gericht is om de termijnen voor vergunningverlening te verkorten, is in dit besluit de termijn niet verlengd tot vier maanden, maar is de termijn verlengd tot negen weken. Deze verlenging tot negen weken is opgenomen, omdat het college heeft aangegeven dat de procedure van veiling momenteel een doorlooptijd van bijna negen weken zal hebben.

Artikel 7

Aangezien bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing en de uitvoering van de procedure van de veiling en de loting, zal dit besluit gezien de samenhang met de betreffende ministeriële regeling in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

De Minister van Economische Zaken,

H. Ph. J. B. Heinsbroek


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 december 2002, nr. 238.

Naar boven