Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2002, 532 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2002, 532 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid van 25 juni 2002, nr. CIM2002/55168;
Gelet op artikel 89 van de Grondwet, artikel 4:23, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 24, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens;
De Raad van State gehoord (advies van 2 september 2002, nr. W04.02.0281/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in overeenstemming met Onze Minister van Justitie van 17 oktober 2002, nr. CIM2002/86762;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;
b. de SVB: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
c. verhuizing: het zich vestigen vanuit Nederland op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of op Aruba;
d. de verhuizende persoon: de persoon, bedoeld in artikel 2, die met toepassing van dit besluit voornemens is zijn hoofdverblijf in Nederland op te geven om te verhuizen;
e. de partner: de meeverhuizende echtgenoot van de verhuizende persoon, de meeverhuizende geregistreerde partner van de verhuizende persoon of de meeverhuizende ongehuwd meerderjarige die met de verhuizende persoon, die geen bloedverwant is in de eerste graad, een gezamenlijke huishouding voert waarbij betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, met dien verstande dat deze gezamenlijke huishouding uit niet meer dan twee meerderjarige personen bestaat;
f. het kind: het meeverhuizende minderjarige eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind van de verhuizende persoon of zijn partner;
g. de voorzieningen: de voorzieningen, bedoeld in artikel 3.
Dit besluit is van toepassing op:
a. de meerderjarige persoon met de Nederlandse nationaliteit die op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of op Aruba is geboren,
b. de meerderjarige persoon met de Nederlandse nationaliteit die op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of op Aruba tot Nederlander is genaturaliseerd, en
c. de meerderjarige persoon met de Nederlandse nationaliteit die in Nederland is geboren en van wie een van de ouders op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of op Aruba is geboren dan wel tot Nederlander is genaturaliseerd.
Aan de verhuizende persoon worden onder de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 5 en 6, de volgende voorzieningen verstrekt:
a. een eenmalige tegemoetkoming in de kosten van het vervoer tot de plaats van bestemming van de verhuizende persoon, van zijn partner en van hun kinderen;
b. een eenmalige tegemoetkoming in de kosten van het vervoer tot de plaats van bestemming van bagage en huisraad van de verhuizende persoon, van zijn partner en van hun kinderen.
1. De eenmalige tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, bedraagt:
a. per verhuizende persoon € 679,–;
b. per partner € 679,–;
c. per kind van 12 jaar of ouder € 679,–;
d. per kind van 2 tot 12 jaar € 339,–;
e. per kind jonger dan 2 jaar € 69,–.
2. De maximaal voor de eenmalige tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, in aanmerking komende omvang van de bagage en huisraad, bedoeld in datzelfde onderdeel, wordt vastgesteld:
a. voor de verhuizende persoon op 3 m3;
b. voor de partner op 3 m3;
c. voor elk kind van 12 jaar of ouder op 2 m3;
d. voor elk kind van 11 jaar of jonger 1 m3.
3. De eenmalige tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, bedraagt per kubieke meter € 504,–.
4. De voorzieningen bedragen per verhuizende persoon, zijn partner en hun kinderen in totaal maximaal € 5900,–.
1. Om voor de voorzieningen in aanmerking te komen dient de verhuizende persoon:
a. blijkens een inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag van de voorzieningen ononderbroken hoofdverblijf in Nederland te hebben gehad;
b. aan te tonen aan de SVB dat hij een baan heeft op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen, respectievelijk Aruba;
c. zijn schulden aan Nederland te hebben voldaan dan wel ten behoeve van bedoelde schulden een afbetalingsregeling te hebben getroffen;
d. geen beschikking te hebben over een rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, op 1 januari van het jaar waarin de voorzieningen worden toegekend of, indien over dat jaar nog geen aanslag is opgelegd, op 1 januari van het daaraan voorafgaande jaar, van meer dan € 91 000,–;
e. niet eerder, noch als verhuizende persoon noch als partner, de voorzieningen te hebben genoten;
f. indien zijn partner en hun kinderen niet de Nederlandse nationaliteit bezitten, een schriftelijk bewijs aan de SVB over te leggen, afgegeven door de autoriteiten van de Nederlandse Antillen, respectievelijk Aruba, dat zijn partner en hun kinderen zullen worden toegelaten tot de Nederlandse Antillen, respectievelijk Aruba.
2. Onverminderd het eerste lid dient de verhuizende persoon, om voor de voorzieningen in aanmerking te komen, indien voor zijn toelating of voor de toelating van zijn partner of van hun kinderen, tot de Nederlandse Antillen dan wel Aruba een vergunning of verklaring is vereist, de door de SVB gevraagde bescheiden aan de SVB over te leggen.
3. Indien de verhuizende persoon en zijn partner het voornemen hebben met hun pleegkind te verhuizen, dient de verhuizende persoon een schriftelijk bewijs van toestemming tot de voorgenomen verhuizing van het pleegkind van degene die het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent over het pleegkind aan de SVB over te leggen.
De verhuizende persoon komt slechts in aanmerking voor de voorzieningen indien ook zijn partner voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen c en d.
1. Om voor de voorzieningen in aanmerking te kunnen komen, dient de verhuizende persoon een aanvraag in bij de SVB.
2. De SVB neemt het besluit op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag.
1. Indien de verhuizende persoon, zijn partner en hun kinderen niet binnen een termijn van drie maanden na de datum van het besluit, bedoeld in artikel 7, tweede lid, zijn verhuisd, wordt het besluit geheel of gedeeltelijk ingetrokken, tenzij de verhuizende persoon of zijn partner van de overschrijding van die termijn redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
2. De verhuizende persoon, zijn partner en hun kinderen dienen binnen vier weken na vertrek uit Nederland een bewijs van inschrijving in het Antilliaanse, respectievelijk Arubaanse, bevolkingsregister aan de SVB te zenden.
3. De in het tweede lid bedoelde inschrijving moet hebben plaatsgevonden na de datum van uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
4. Indien de verhuizende persoon, zijn partner en hun kinderen niet hebben voldaan aan het zenden van het bewijs van inschrijving, bedoeld in het tweede lid, wordt het besluit, bedoeld in artikel 7, tweede lid, geheel of gedeeltelijk ingetrokken, tenzij de verhuizende persoon of zijn partner van het niet zenden van het bewijs van inschrijving redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
De verhuizende persoon en zijn partner zijn verplicht om onverwijld aan de SVB op verzoek of uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan het hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of op de hoogte van de voorzieningen.
De SVB wijzigt een besluit als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of trekt dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 9, heeft geleid tot het ten onrechte of tot het voor een te hoog bedrag vaststellen van de voorzieningen;
b. indien anderszins de voorzieningen ten onrechte of voor een te hoog bedrag zijn vastgesteld.
Indien de verhuizende persoon, zijn partner of een van hun kinderen binnen twee jaren na verhuizing, blijkens een inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, zich wederom in Nederland vestigt, worden de voorzieningen teruggevorderd, voorzover deze voorzieningen ten behoeve van personen die zich wederom in Nederland hebben gevestigd zijn toegekend.
1. De voorzieningen die als gevolg van een besluit als bedoeld in de artikelen 8, eerste en vierde lid, en 10 onverschuldigd zijn betaald, worden door de SVB teruggevorderd.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan de SVB besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering als bedoeld in het eerste lid en artikel 11.
3. Indien de verhuizende persoon aan de bij dit besluit gestelde verplichtingen heeft voldaan, en hij in redelijkheid niet heeft kunnen begrijpen dat de voorzieningen ten onrechte of voor een te hoog bedrag zijn vastgesteld en verleend, besluit de SVB geheel of gedeeltelijk van terugvordering als bedoeld in het eerste lid af te zien.
1. De SVB is belast met de uitvoering van dit besluit.
2. De SVB biedt Onze Minister een handhavingsplan aan overeenkomstig artikel 3 van de Regeling uitvoering en informatieverstrekking Sociale Verzekeringsbank.
1. Onze Minister vergoedt de SVB de uitgaven van de voorzieningen die door de SVB op grond van dit besluit zijn betaald.
2. Onze Minister vergoedt de SVB de kosten die door de SVB zijn gemaakt bij de uitvoering van haar taak, bedoeld in artikel 13.
1. Ten behoeve van een goede uitvoering van dit besluit zijn de artikelen 8c, eerste lid, 8i en 8j van de Remigratiewet en de artikelen 2 tot en met 6 van het Besluit begroting en verantwoording Remigratiewet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 8j van de Remigratiewet, artikel 13 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op dit besluit van toepassing is.
2. Ten behoeve van de controle van de in artikel 14, eerste en tweede lid, bedoelde uitgaven en kosten zijn de artikelen 8d, 8e en 8f van de Remigratiewet van overeenkomstige toepassing.
Voor het aan Onze Minister verstrekken van inlichtingen, gegevens en bescheiden door de SVB zijn artikel 8h van de Remigratiewet, artikel 4, artikel 5, aanhef, onderdeel a, b en d, artikel 6, aanhef, onderdeel b, artikel 7, aanhef, onderdeel b, artikel 9, en artikel 10 van de Regeling uitvoering en informatieverstrekking Sociale Verzekeringsbank van overeenkomstige toepassing.
Het Besluit gebruik sofi-nummer Wbp1 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 4 wordt, na vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel f toegevoegd, luidende:
f. de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, met het oog op de uitvoering van het Tijdelijk besluit tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen en Arubanen.
Een aanvraag voor de voorzieningen moet uiterlijk 26 oktober 2004 bij de SVB zijn ingediend.
Voorzover de peildata, genoemd in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, zijn gelegen vóór 1 januari 2002 moet voor € 91 000,– worden gelezen: f 200 000,–.
1. De Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen wordt ingetrokken met ingang van 27 oktober 2002.
2. Verplichtingen en vorderingen op grond van de regeling, genoemd in het eerste lid, worden beschouwd als verplichtingen en vorderingen op grond van dit besluit.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 27 oktober 2002. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 26 oktober 2002, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 27 oktober 2002.
2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2006.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.
histnootDe Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
H. P. A. Nawijn
Uitgegeven de twaalfde november 2002
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
1. Aanleiding en doel van het besluit
Tijdens de parlementaire behandeling van de Remigratiewet is, omdat Antillianen geen doelgroep zijn van deze wet, door de Nederlandse regering de bereidheid uitgesproken met de Antilliaanse overheid overleg te voeren over specifieke remigratieprojecten voor beperkte duur (kamerstukken II 1997/98, 25 741, nr. 5 pag. 3). De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid heeft bij verschillende gelegenheden deze bereidheid herhaald. Sinds januari 1999 wordt tussen de Nederlandse Antillen en Nederland op gestructureerde wijze gesproken over de migratieproblematiek. Doel van het overleg is het gezamenlijk formuleren en uitvoeren van maatregelen die enerzijds kansen bieden aan jongeren op de Nederlandse Antillen en anderzijds het vertrek van Antillianen naar Nederland reguleren.
In januari 2000 vond op Curaçao een bestuurlijk overleg plaats tussen de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland, waarbij gesproken werd over de migratieproblematiek en de uitvoering van de nota Migratie Antilliaanse jongeren. Doel van het overleg was het gezamenlijk formuleren en uitvoeren van maatregelen die enerzijds kansen bieden aan jongeren op de Nederlandse Antillen en anderzijds het vertrek van Antillianen naar Nederland te reguleren. In de Slotverklaring van 7 januari 2000 zijn diverse maatregelen opgenomen ter bevordering van beide of een van beide doelen. Een van deze maatregelen is als volgt in de Slotverklaring vastgelegd:
«Overeengekomen is om een project op te zetten om in Nederland woonachtige Antillianen te ondersteunen die naar de Nederlandse Antillen willen terugkeren. Het project is bedoeld voor Antillianen die – aantoonbaar – een baan op de Nederlandse Antillen hebben gevonden en zelf niet in de remigratiekosten kunnen voorzien».
Dit project is bedoeld als een tijdelijke en beperkte faciliteit. Doel ervan is, dat op tijdelijke basis (maximaal drie jaren) in Nederland woonachtige Antillianen – die beschikken over een baan op de Antillen – worden ondersteund bij hun hervestiging op de Antillen.
Met de uitvoering van het project is een start gemaakt door middel van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen die op 27 oktober 2001 in werking trad en bij onderhavig besluit wordt ingetrokken per 27 oktober 2002. Bedoelde regeling liep vooruit op dit besluit. De reden hiervoor was gelegen in het feit dat het wenselijk was om spoedig met het project te starten. Op de juridische grondslag van dit besluit wordt hierna onder paragraaf 3 nader ingegaan.
Vanaf het moment van inwerkingtreding van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen zijn er door de SVB 57 aanvragen gehonoreerd en zijn 86 aanvragen afgewezen. Momenteel zijn 88 aanvragen bij de SVB in behandeling. Gelet op deze ervaringscijfers is de prognose dat het aantal Antillianen dat per jaar met de voorzieningen van het besluit zal verhuizen ca. 100 zal zijn plus hun eventuele gezinsleden.
De ministeriële regeling was niet van toepassing op Arubanen die zich vanuit Nederland willen vestigen op Aruba of de Nederlandse Antillen. Alleen met de regering van de Nederlandse Antillen heeft, gezien de slechte economische situatie op de Nederlandse Antillen, bestuurlijk overleg plaatsgevonden over de migratieproblematiek. Op Aruba doet zich een dergelijke slechte economische situatie niet voor.
Ondanks dit laatste werd het wenselijk geacht dat ook Arubanen die willen verhuizen naar Aruba of naar de Nederlandse Antillen in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten. Het onderhavige besluit is dan ook van toepassing op zowel Antillianen als Arubanen die in Nederland woonachtig zijn. Gelet hierop is de definitie van verhuizende persoon aangepast ten opzichte van die in de ministeriële regeling en is de definitie van verhuizing uitgebreid in die zin dat het moet gaan om vestiging vanuit Nederland op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of op Aruba. Deze uitbreiding betekent dus ook dat Antillianen die zich op Aruba willen vestigen dat op basis van dit besluit kunnen doen.
In de Remigratiewet is remigratie gedefinieerd als: «het zich buiten het Koninkrijk in het land van herkomst vestigen». Gelet op het feit dat het in dit besluit gaat om vestiging op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen dan wel Aruba, wordt, in verband met de betekenis die in de Remigratiewet aan de term remigratie is gegeven, in onderhavig besluit gesproken van «verhuizing». In artikel 1, onderdeel c wordt verhuizing gedefinieerd als: «het zich vestigen vanuit Nederland op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of op Aruba».
Nederland zal voor een periode van maximaal drie jaren financiële ondersteuning bieden voor overtochtkosten (reis en bagage) van Antillianen en Arubanen (met gezin) die kunnen aantonen een baan te hebben op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of op Aruba. De Nederlandse bijdrage aan het project bestaat uit het betalen van de overtochtkosten tot een maximum bedrag van € 5900,– per gezin voor een periode van drie jaren, onder de voorwaarden die in dit besluit zijn opgenomen. De bijdrage voor de overtochtkosten omvat een tegemoetkoming in de reiskosten en in de transportkosten van de bagage. De bijdrage is afhankelijk van de persoonlijke situatie van de verhuizende persoon, dat wil zeggen alleenstaand, alleenstaand met kind(eren), of een gezin. De verhuizende persoon is zelf verantwoordelijk voor de organisatie en boeking van de overtocht. Het besluit wordt in Nederland uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank (SVB).
De tegemoetkoming in de verhuiskosten is een subsidie in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 4:23, eerste lid, van de Awb wordt een subsidie slechts verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Met een wettelijk voorschrift wordt in beginsel een wet in formele zin bedoeld. Op dit uitgangspunt geldt een aantal uitzonderingen. Zo bestaat voor het Rijk de mogelijkheid om bij gebreke van een wet in formele zin de subsidie te baseren op een zelfstandige algemene maatregel van bestuur (amvb) (artikel 4:23, tweede lid). Daarbij geldt wel dat die amvb vier jaar na inwerkingtreding vervalt (tenzij voor dat tijdstip alsnog een voorstel van wet bij het parlement is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld). Op grond van artikel 4:23, derde lid, onder a, van de Awb was het mogelijk om in afwachting van de totstandkoming van onderhavige amvb, op grond van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen, reeds voorzieningen te verstrekken aan Antillianen die voornemens waren om te verhuizen.
Vanwege het ontbreken van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten de onderhavige subsidie kan worden verstrekt, is voor het Nederlandse deel van het project onderhavige zelfstandige amvb tot stand gebracht. Het is mogelijk de subsidie te baseren op deze zelfstandige amvb nu het project een beperkte duur, te weten een periode van maximaal drie jaar, heeft. Onderhavige amvb zal overigens geen drie, maar slechts twee jaar van toepassing zijn. Op grond van artikel 18 dient een aanvraag voor de voorzieningen uiterlijk 26 oktober 2004 bij de SVB te zijn ingediend. De uitvoering van het eerste jaar van het project is geschied door middel van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen.
Uit de omschrijving van de term «verhuizing» en uit de omschrijving van de term «verhuizende persoon» in combinatie met artikel 2 volgt dat het besluit van toepassing is op Antillianen en Arubanen die zich vanuit Nederland willen vestigen op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of op Aruba.
Zoals uit de omschrijving van de term «verhuizende persoon» blijkt, dient de betrokkene, om van het besluit gebruik te kunnen maken, zijn hoofdverblijf in Nederland op te geven. Met andere woorden, de betrokkene dient het voornemen te hebben zich voor een langere periode op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of op Aruba te vestigen.
Indien een echtpaar, geregistreerde partners of meerderjarige personen die een gezamenlijke huishouding voeren verhuist respectievelijk verhuizen dient een van beide partners te voldoen aan de voorwaarden van dit besluit. Met het begrip partner kan zowel de vrouw als de man van de verhuizende persoon worden bedoeld. In dit besluit is alleen sprake van een gezamenlijke huishouding indien deze huishouding uit niet meer dan twee meerderjarige personen bestaat.
Dit besluit is ook van toepassing op minderjarige kinderen die met hun ouders meeverhuizen. In het geval een kind van de verhuizende persoon de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, wordt aan de verhuizende persoon geen eenmalige tegemoetkoming ten behoeve van dat meerderjarige kind betaald. Het meerderjarige kind zal in een dergelijk geval zélf een aanvraag voor de voorzieningen moeten indienen. Het spreekt voor zich dat het meerderjarige kind dan zelfstandig aan de voorwaarden, genoemd in onderhavig besluit, moet voldoen.
Het besluit is ook van toepassing op personen die op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of Aruba tot Nederlander zijn genaturaliseerd, onafhankelijk van waar zij geboren zijn.
Het besluit strekt zich ook uit tot de tweede generatie Antillianen en Arubanen die in Nederland wonen. De reden hiervan is dat niet alleen de eerste, maar ook de tweede generatie van leden van etnische groepen onderwerp zijn van het integratiebeleid. Voorts heeft de toenmalige Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, bij de behandeling van de Remigratiewet in de Eerste Kamer (Handelingen I, 1998/99, pag. 1257), toegezegd dat een project voor beide generaties zal worden opgezet.
De voorzieningen zijn een eenmalige tegemoetkoming in de kosten van het persoonlijk vervoer en de kosten van vervoer van de bagage en huisraad van de verhuizende persoon, zijn partner en hun kinderen naar een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of naar Aruba tot de plaats van bestemming.
Aan de bedragen, genoemd in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel, is een maximum verbonden van € 5900,– per gezin (verhuizende persoon en eventuele partner en kinderen). Dit maximum is in het vierde lid opgenomen. Zoals in het algemeen deel van de toelichting reeds is gesteld, zijn betrokkenen zelf verantwoordelijk voor de organisatie en boeking van hun overtocht.
Ten aanzien van de systematiek voor het vaststellen van de normbedragen is aangesloten bij de Remigratiewet. De hoogte van de bedragen is gebaseerd op de oude Basisremigratiesubsidieregeling 1985 toen deze regeling nog van toepassing was op Antillianen en Arubanen.
Deze voorwaarde is opgenomen om oneigenlijk gebruik van het besluit te voorkomen. Er is gekozen voor een ononderbroken hoofdverblijf in Nederland van twee jaren onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag van de voorzieningen, omdat het enerzijds niet de bedoeling is dat Antillianen en Arubanen die nog maar kort in Nederland zijn van dit besluit gebruik kunnen maken. Anderzijds dient deze periode ook weer niet zodanig lang te zijn dat daardoor de wens van Antillianen en Arubanen om terug te keren naar de Antillen of Aruba, in het geval zij in het bezit zijn van een baan aldaar, wordt belemmerd. Een en ander dient te blijken uit een inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
De verhuizende persoon dient aan de SVB aan te tonen dat hij een baan heeft op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba. Hij dient in ieder geval aan te tonen dat de betreffende werkgever bestaat en dat hij bij die werkgever een baan heeft. De verhuizende persoon toont dit voor zover mogelijk aan door aan de SVB een door de Antilliaanse of Arubaanse autoriteit gewaarmerkte aanstellingsbrief van zijn toekomstige werkgever over te leggen. In het kader van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen geschiedt dit waarmerken op de Nederlandse Antillen door het departement van Economische en Arbeidszaken, te Curaçao. De hierover met de Nederlandse Antillen gemaakte afspraken gelden voor de duur van het project, dat wil zeggen voor de duur van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen en voor de duur van het onderhavige besluit. Met Aruba wordt momenteel overleg gevoerd over het maken van soortgelijke afspraken.
De voorwaarde in dit onderdeel is opgenomen omdat de voorzieningen van dit besluit verstrekt worden door Nederland. Het gaat niet aan om deze voorzieningen te verstrekken aan die personen die zich door hun verhuizing feitelijk kunnen onttrekken aan invordering van hun schulden aan Nederland. Het gaat hierbij om rijksbelastingen, welke door de aanslag van de inspecteur der belastingen verschuldigd zijn geworden, om niet betaalde justitiële boetes en om ten onrechte ontvangen individuele huursubsidies. De onderhavige bepaling maakt het ook mogelijk dat reeds tot verhuizing wordt overgegaan, indien met de desbetreffende instantie een afbetalingsregeling is getroffen. De SVB controleert of de verhuizende persoon schulden heeft bij bedoelde instanties en of hiervoor een afbetalingsregeling is getroffen.
Het in dit onderdeel opgenomen bedrag aan rendementsgrondslag komt grosso modo overeen met het minimale vermogen waarbij op grond van de Wet op de vermogensbelasting 1964 vermogensbelasting verschuldigd was.
Deze voorwaarde is onder meer opgenomen om oneigenlijk gebruik van het besluit te voorkomen.
De bepaling in onderdeel f is van belang voor de partner en de kinderen van de verhuizende persoon, indien zij niet beschikken over de Nederlandse nationaliteit. Is dat het geval dan dienen zij voor vertrek een schriftelijk bewijs van toelating te hebben van de Antilliaanse of Arubaanse autoriteiten. Het spreekt voor zich dat in het geval de verhuizende persoon verhuist naar de Nederlandse Antillen, hij een schriftelijk bewijs van de Antilliaanse autoriteiten dient over te leggen en indien hij verhuist naar Aruba, een schriftelijk bewijs van de Arubaanse autoriteit is vereist.
Voor toelating tot de Nederlandse Antillen of Aruba kan het voorkomen dat de verhuizende persoon beschikt over een vergunning of een verklaring van de autoriteiten van de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba. Teneinde te bepalen of de verhuizende persoon een gerede kans maakt om de vergunning of verklaring te verkrijgen dient de SVB te beschikken over de bescheiden die voor het verkrijgen daarvoor benodigd zijn. Bij de verklaring wordt voornamelijk gedacht aan de zogenaamde verklaring van rechtswege. Er wordt overigens vanuit gegaan dat slechts voor een zeer gering deel van de verhuizende personen, hun partners en hun kinderen, een dergelijke verklaring vereist zal zijn.
Op grond van dit besluit kunnen ook pleegkinderen van de verhuizende persoon of zijn partner meeverhuizen. Omdat pleegouders niet in alle gevallen het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefenen over de pleegkinderen is in dit lid bepaald dat een pleegkind alleen kan meeverhuizen indien de verhuizende persoon een schriftelijk bewijs van toestemming van de voorgenomen verhuizing van degene die het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent overlegt aan de SVB. Het overleggen van een dergelijk schriftelijk bewijs is een voorwaarde voor het bestaan van een recht op de voorzieningen ten behoeve van het pleegkind.
In artikel 5 zijn de voorwaarden opgenomen waaraan de verhuizende persoon moet voldoen om voor de voorzieningen in aanmerking te komen. In het onderhavige artikel is een tweetal voorwaarden opgenomen waaraan zijn partner moet voldoen. De verhuizende persoon komt niet voor de voorzieningen in aanmerking indien zijn partner niet aan bedoelde voorwaarden voldoet. Het betreft de volgende voorwaarden:
• ook de partner dient zijn schulden aan Nederland te hebben voldaan of ten behoeve van bedoelde schulden een afbetalingsregeling te hebben getroffen;
• ook de partner mag geen beschikking hebben over een rendementsgrondslag van meer dan € 91 000,– (f 200 000,–) over het jaar, waarin de voorzieningen worden toegekend of, indien over dat jaar nog geen aanslag is opgelegd, over het daaraan voorafgaande jaar.
Op grond van artikel 13 is de SVB belast met de uitvoering van dit besluit. Een van de uitvoeringstaken is het door de SVB aan de verhuizende persoon verstrekken van de voorzieningen ten behoeve van verhuizing. De voorzieningen kunnen door de SVB alleen op aanvraag van de verhuizende persoon worden verstrekt. De termijn waarbinnen de SVB op de aanvraag een besluit moet nemen is in het tweede lid bepaald op 8 weken. Op deze termijn is uiteraard artikel 4:15 van de Awb van toepassing. Dat betekent dat de termijn voor het nemen van het besluit wordt opgeschort met de termijn die de aanvrager gebruikt om zijn aanvraag aan te vullen na een verzoek daartoe van de SVB. Het belang dat voor de verhuizende personen is verbonden aan het daadwerkelijk kunnen accepteren van de aangeboden baan rechtvaardigt een kortere beslistermijn van de SVB dan de in de Remigratiewet opgenomen termijn van vier maanden.
Niet is uitgesloten dat aanvragen worden ingediend door aspirant-verhuizende personen die achteraf, op grond van een nadere afweging, besluiten voorlopig of definitief van verhuizing af te zien, ook al is het besluit tot toekenning van de voorzieningen reeds genomen. Teneinde te voorkomen dat het besluit voor onbepaalde tijd van kracht blijft, is in dit artikel bepaald dat het besluit geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken, indien binnen drie maanden na het nemen van het besluit niet tot verhuizing is overgegaan. De SVB besluit het besluit niet in te trekken of gedeeltelijk niet in te trekken, indien de termijn voor kortere of langere periode is overschreden en deze overschrijding redelijkerwijs niet aan de aspirant-verhuizende persoon of zijn partner kan worden verweten.
Artikel 8, tweede, derde en vierde lid
Met deze leden wordt beoogd de kans van uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zonder feitelijk vertrek uit Nederland te verminderen.
Uitgangspunt is dat in alle gevallen correctie van fouten moet plaatsvinden. Op grond hiervan is in dit artikel geregeld dat de SVB in geval van situaties zoals omschreven in de onderdelen a en b van dit artikel, verplicht is een besluit te wijzigen of in te trekken.
Onderhavig besluit is bedoeld voor personen die voornemens zijn zich voor een langere periode op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen of op Aruba te vestigen. Met het oog op dit uitgangspunt bepaalt dit artikel dat van verhuizende personen die binnen twee jaren na verhuizing naar de Nederlandse Antillen of Aruba zich wederom in Nederland vestigen, de voorzieningen worden teruggevorderd. De wet tot wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Stb. 2000, 154) biedt instrumenten voor de handhaving ter zake. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid tot verbeterde verificatie van (voorgenomen) vestiging op de Antillen of Aruba en van eventuele hervestiging in Nederland.
De termijn van twee jaren is als volgt gemotiveerd.
In het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet is bepaald dat indien binnen drie jaren na remigratie het hoofdverblijf weer in Nederland wordt gevestigd de tegemoetkoming in de reis- en bagagekosten wordt teruggevorderd. Op grond van de Remigratiewet worden soortgelijke voorzieningen, zoals omschreven in het Tijdelijk besluit tegemoetkoming Antillianen en Arubanen, verstrekt aan personen met een andere dan de Nederlandse nationaliteit. Gelet op de termijn van drie jaren die in het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet wordt genoemd is in het onderhavige besluit voor een termijn van twee jaren gekozen, omdat het in casu gaat om verhuizing binnen het Koninkrijk. Een zelfde voorwaarde opnemen wat betreft de termijn, zoals geregeld in het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet, dan wel een nog langere termijn zou niet in de reden liggen. Een kortere termijn dan de in dit besluit genoemde termijn van twee jaren is eveneens niet wenselijk, omdat oneigenlijk gebruik van de regeling dan mogelijk in de hand zou kunnen worden gewerkt.
Een verplichting tot terugvorderen is de meest geëigende vorm om te bewerkstelligen dat het onverschuldigd betaalde wordt teruggevorderd. Het instrument van de terugvordering dient te waarborgen dat een verhuizende persoon, na teveel te hebben ontvangen, in de juiste voorzieningensituatie geplaatst wordt door hem het teveel ontvangen bedrag te laten terugbetalen. In beginsel maakt het niet uit wat de oorzaak is van het onverschuldigd zijn van de betaling. Het kan gaan om gevallen waarin een wijziging in de omstandigheden of (nieuw) gebleken feiten nopen tot wijziging van de (primaire) toekenning. De oorzaak kan ook zijn gelegen in het feit dat een verhuizende persoon door een administratieve vergissing van de SVB meer krijgt dan waar hij op grond van het correcte besluit tot toekenning recht op heeft. In al deze gevallen zal terugvordering moeten plaatsvinden. De terugvordering omvat zowel het nemen van het besluit tot terugvordering als de tenuitvoerlegging van die beslissing. De verplichting om een besluit tot terugvordering te nemen houdt in beginsel ook de verplichting in om ervoor te zorgen dat het teruggevorderde bedrag ook daadwerkelijk wordt terugbetaald. Om tot uitdrukking te laten komen dat aan bedoelde verplichting niet een absoluut karakter wordt toegekend, in de zin dat nooit ruimte voor welke afwijking dan ook zou bestaan, is in het tweede lid een uitzonderingsbepaling opgenomen die betrekking heeft op de terugvordering, bedoeld in het eerste lid en artikel 11. Hierbij wordt gedacht aan gevallen waarbij in de individuele situatie van de belanghebbende op het moment waarop tot terugvordering wordt besloten sprake is van zo een ernstige financiële of zulke sociale omstandigheden dat terugvordering in redelijkheid niet aanvaardbaar kan worden geacht. Het derde lid is eveneens een uitzondering op het eerste lid. Hierin is voor de SVB een verplichting opgenomen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, indien de verhuizende persoon aan alle bij of krachtens dit besluit gestelde verplichtingen heeft voldaan en hij in redelijkheid niet heeft kunnen begrijpen dat de voorzieningen ten onrechte of voor een te hoog bedrag zijn vastgesteld.
De uitvoering van de Remigratiewet is opgedragen aan de SVB. De uitvoering van die wet heeft duidelijke raakvlakken met de uitvoering van de bij dit besluit ingetrokken Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen. Gelet op deze samenhang en gelet op de bevredigende wijze waarop de SVB al jaren de uitvoering en handhaving van de remigratieregelingen uit 1985 heeft verricht, werd de SVB ook met de uitvoering van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen belast. Gezien het feit dat deze regeling vooruit liep op onderhavig besluit, ligt het in de rede om ook de uitvoering van dit besluit op te dragen aan de SVB.
Het toekennen van openbaar gezag aan een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) dient in principe bij formele wet te geschieden. De SVB voert taken en bevoegdheden uit op grond van de Remigratiewet. Deze taken en bevoegdheden zijn vergelijkbaar met de taken en bevoegdheden die de SVB op basis van het onderhavige besluit krijgt toegekend. Voorts regelt het besluit een beperkte faciliteit voor de duur van twee jaar. Het besluit zal derhalve voor slechts twee jaar van toepassing zijn. Gelet op deze tijdelijkheid en op het feit dat de taken en bevoegdheden vergelijkbaar zijn met de taken en bevoegdheden die de SVB reeds op basis van een formele wet uitvoert, is besloten tot toekenning bij dit besluit.
De uitvoering omvat in elk geval het nemen van besluiten en het verrichten van overige rechtshandelingen en feitelijke handelingen in het kader van dit besluit. Als voorbeelden van deze rechtshandelingen en feitelijke handelingen kunnen de volgende worden genoemd:
• het verrichten van betalingen op grond van de genomen besluiten op basis van onderhavig besluit;
• het voeren van bezwaar- en beroepsprocedures op basis van de Algemene wet bestuursrecht.
In het handhavingsplan dat ter kennisneming aan de Minister wordt aangeboden dient te worden vastgelegd welke maatregelen zullen worden genomen ter bevordering van een rechtmatige uitvoering van dit besluit. Het bevat interne instructies ten behoeve van de uitvoering en de administratieve organisatie (AO) die door de accountantsdienst van de SVB is gecontroleerd. Een wijziging van het plan dient eveneens aan de Minister ter kennisneming te worden aangeboden. De Minister kan over het plan en over de wijziging ervan opmerkingen maken. Het handhavingsplan wordt onder andere aangepast indien op basis van praktijkervaring of nieuw beleid hiertoe aanleiding bestaat.
Voor wat betreft de systematiek van de uitvoeringskosten wordt aangesloten bij de systematiek van de uitvoeringskosten van de Remigratiewet.
In dit artikel is de informatiestroom tussen de SVB en het Ministerie van Justitie opgenomen. Deze informatiestroom is de basis voor de raming, de bijsturing en verantwoording van de financiële middelen en voor de bijsturing en verantwoording van de werkzaamheden van de SVB. In artikel 8c, eerste lid, van de Remigratiewet is opgesomd welke stukken de SVB ten behoeve van een goede uitvoering van de Remigratiewet aan de Minister aanbiedt. Ten behoeve van een goede uitvoering van onderhavig besluit dient de SVB dezelfde stukken aan de Minister aan te bieden. Deze zijn:
– een begroting en een tweejarige raming van de in artikel 14 bedoelde uitgaven en kosten, alsmede van de te verwachten ontvangsten. De begroting behoeft goedkeuring van de Minister;
– een aanvraag voor een voorschot ten behoeve van een komend begrotingsjaar. De Minister stelt de hoogte van het voorschot vast.
– een tussentijdse rapportage over het lopende kalenderjaar over de in artikel 14 gerealiseerde uitgaven en kosten ten opzichte van de verstrekte voorschotten;
– een jaarrekening, een verslag van werkzaamheden en het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid van werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder en een aanvraag tot vaststelling van de in artikel 14 bedoelde uitgaven, kosten en ontvangsten. Onze Minister stelt de hoogte van het definitieve bedrag van de eindafrekening vast;
– een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een rechtmatigheidsrapportage over de uitvoering van dit besluit, afgegeven door de interne accountant van de SVB. Ten behoeve van de rechtmatigheid, met inbegrip van de getrouwheid, stelt Onze Minister een controleprotocol vast.
In de artikelen 2 tot en met 6 van het Besluit begroting en verantwoording Remigratiewet worden regels gesteld over de inhoud, de inrichting en het tijdstip van aanbieding van bovenstaande stukken en over het tijdstip van betaling van het voorschot.
Tevens zijn in dit lid de artikelen 8i en 8j van de Remigratiewet van overeenkomstige toepassing verklaard. In artikel 8i van de Remigratiewet is geregeld dat de Minister besluiten kan nemen waarmee voorzieningen worden getroffen voor het geval de SVB haar verplichtingen niet naar behoren nakomt. In artikel 8j van de Remigratiewet zijn hoofdstukken en artikelen van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet van toepassing verklaard. Het in artikel 8j van de Remigratiewet genoemde artikel 13 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen dient echter wel van toepassing te zijn op dit besluit. Genoemd artikel 13 vereist goedkeuring van de Minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid voor de uitvoering van dit besluit door de SVB.
Dit lid bepaalt onder andere dat, ten behoeve van de controle van de in artikel 14 bedoelde uitgaven en kosten, de SVB desgevraagd aan de door de Minister daartoe aangewezen ambtenaren van de accountantsdienst, bedoeld in artikel 22 van de Comptabiliteitswet, de voor de controle benodigde informatie verschaft en desgevraagd aan deze ambtenaren toegang tot en inzage in alle gegevens die bij de controle op enigerlei wijze een rol spelen verleent. Voor de controle van de in artikel 14 bedoelde uitgaven en kosten is het voorts van belang dat het boekjaar gelijk is aan het boekjaar zoals dat bij de uitvoering van de Remigratiewet geldt. In dat kader is het tevens van belang dat de administratie op dezelfde wijze wordt gevoerd als bij de uitvoering van de Remigratiewet. Gelet hierop zijn in dit lid tevens de artikelen 8d en 8f van de Remigratiewet van overeenkomstige toepassing verklaard. Artikel 8f, tweede lid, heeft betrekking op het gebruik door de SVB van het sociaal fiscaal-nummer (sofi-nummer). Het vastleggen en verstrekken van persoongegevens eist een grondslag in een wet in formele zin. De wettelijke grondslag hiervoor is geregeld in artikel 17, waarin het Besluit gebruik sofi-nummer Wbp is gewijzigd. Dit laatste besluit is gebaseerd op artikel 24, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
De in dit artikel bedoelde inlichtingen, gegevens en bescheiden hebben betrekking op:
– het aantal aanvragen;
– het aantal feitelijke toekenningen van de voorzieningen en de daarmee verband houdende uitkeringsbedragen;
– het aantal afwijzingen;
– de samenstelling en de leeftijdsopbouw van de populatie verhuizende personen;
– het aantal besluiten inzake voorzieningen dat is ingetrokken naar aanleiding van het weer terugkeren naar Nederland.
Voorts biedt de SVB de Minister tenminste zes maal per jaar tussentijdse rapportages aan. Deze rapportages dienen inzicht te geven in de definitieve en de voorlopige uitgaven en kosten, bedoeld in artikel 14. In artikel 9 van de Regeling uitvoering en informatieverstrekking Sociale Verzekeringsbank is aangegeven vóór welke data deze tussentijdse rapportages aan de Minister moeten zijn aangeboden.
Voor de toelichting bij dit artikel wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 15, tweede lid.
In het algemene deel van de toelichting is aangegeven dat het onderhavige project een tijdelijke voorziening, te weten voor de duur van maximaal drie jaren, wenst te creëren. Gelet op dit laatste en het feit dat het project reeds sinds oktober 2001 wordt uitgevoerd op basis van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen, is in dit artikel aangegeven dat aanvragen voor de voorzieningen uiterlijk tot en met 26 oktober 2004 bij de SVB kunnen worden ingediend. Op 27 oktober 2004 kunnen geen nieuwe aanvragen meer op basis van dit besluit worden behandeld. Over aanvragen die voor 27 oktober 2004 zijn ingediend kunnen na 27 oktober 2004 nog besluiten worden genomen, op grond waarvan personen met inachtneming van de in dit besluit genoemde termijn nog kunnen verhuizen.
Dit artikel bevat een overgangsbepaling ten behoeve van artikel 5, eerste lid, onderdeel d. Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de invoering van de euro per 1 januari 2002. In het geval de peildata zijn gelegen voor deze datum moet voor € 91 000,– worden gelezen f 200 000,– De omzetting is als volgt berekend. Op grond van de vuistregels met betrekking tot de introductie van de euro (Kamerstukken II 1998/99, 25 107, nr. 32, pag. 10–11) mogen grote grensbedragen (meer dan f 40 000,–) worden gesteld op een mooi afgerond eurobedrag. Tevens is een van de vuistregels dat afrondingen plaatsvinden in het voordeel van de burger. Aan beide vuistregels is in casu voldaan. De exacte omzetting is € 90 756,04. Het bedrag van f 200 000,– is met de omzetting in € 91 000,– grosso modo verhoogd met f 550,–. Dit betekent dat, in het geval bedoelde peildatum ligt na 1 januari 2002, een verhuizende persoon niet in aanmerking komt voor de basisvoorzieningen indien hij beschikt over een rendementsgrondslag van meer dan f 200 550,–.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, wordt de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen met ingang van 27 oktober 2002 ingetrokken. In de inwerkingtredingsbepaling is rekening gehouden met de mogelijkheid dat dit besluit niet voor 27 oktober 2002 in het Staatsblad staat. Daarmee is verzekerd dat er geen lacune ontstaat tussen het moment waarop de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen wordt ingetrokken en het moment waarop dit besluit zijn werking krijgt.
Op grond van dit lid vervalt het besluit met ingang van 1 januari 2006. De na die datum op grond van het besluit uitstaande verplichtingen en vorderingen zullen volgens de regels van het besluit worden beheerd en afgewikkeld. Aanvragen voor de voorzieningen dienen echter op grond van artikel 18, uiterlijk 26 oktober 2004 bij de SVB te zijn ingediend. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 18.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
H. P. A. Nawijn
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 december 2002, nr. 238.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2002-532.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.