Wet van 24 januari 2002 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele aanverwante wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht (Eerste evaluatiewet Awb)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het naar aanleiding van de evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht wenselijk is gebleken de Algemene wet bestuursrecht en enkele aanverwante wetten op een aantal punten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene wet bestuursrecht1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 4:11, onderdeel b, komt te luiden:

b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, of.

B

In artikel 4:13, tweede lid, wordt na «artikel 4:14» ingevoegd: , derde lid,.

C

Artikel 4:14 wordt gewijzigd als volgt:

1. De bestaande tekst wordt aangeduid als derde lid.

2. Voor het derde lid worden een eerste en tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Indien een beschikking niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestuursorgaan na het verstrijken van de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn niet langer bevoegd is.

D

In artikel 4:35, tweede lid, onderdeel a, wordt «zouden» vervangen door: zou.

E

Artikel 6:15, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan is bepalend voor de vraag of het bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.

F

Artikel 7:13, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Indien een commissie over het bezwaar zal adviseren, deelt het bestuursorgaan dit zo spoedig mogelijk mede aan de indiener van het bezwaarschrift.

G

Artikel 8:5 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

  • 2. Bij een wijziging van de bijlage blijft de bijlage zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging van toepassing ten aanzien van de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen een besluit dat voor dat tijdstip is bekendgemaakt.

H

Artikel 8:7, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een bestuursorgaan van een provincie, een gemeente, een waterschap of een regio als bedoeld in artikel 21 van de Politiewet 1993 dan wel tegen een besluit van een gemeenschappelijk orgaan of een bestuursorgaan van een openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, is de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft bevoegd.

I

Artikel 8:13 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Zij kan een bij haar aanhangig gemaakte zaak ter verdere behandeling verwijzen naar een andere rechtbank, indien naar haar oordeel door betrokkenheid van de rechtbank behandeling van die zaak door een andere rechtbank gewenst is.

2. In het tweede lid wordt «daartoe» vervangen door: tot verwijzing.

J

Artikel 8:18 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «zo spoedig mogelijk» ingevoegd: ter zitting.

2. In het derde lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: De rechtbank spreekt de beslissing in het openbaar uit.

K

Aan artikel 8:29, vijfde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.

L

Aan artikel 8:72, vijfde lid, wordt, onder vervanging van de punt door een komma, toegevoegd: alsmede zo nodig een voorlopige voorziening treffen. In het laatste geval bepaalt de rechtbank het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.

M

Na artikel 8:73 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8:73a

  • 1. Ingeval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank, op verzoek van de indiener de door haar aangewezen rechtspersoon bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 veroordelen tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

  • 2. De rechtbank stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt het bestuursorgaan in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Zij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de rechtbank bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.

  • 3. Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de rechtbank het onderzoek. In de overige gevallen zijn de afdelingen 8.2.4 en 8.2.5 van overeenkomstige toepassing.

N

Artikel 8:75a wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Artikel 8:73a, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. Het derde lid vervalt.

O

Aan artikel 8:81 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan nadat bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld en op dit bezwaar of beroep wordt beslist voordat de zitting heeft plaatsgevonden, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld beroep bij de rechtbank in te stellen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.

P

De bijlage wordt gewijzigd als volgt:

1. Het opschrift van onderdeel B komt te luiden:

B MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

2. Onderdeel I vervalt.

ARTIKEL II

In artikel 39a, tweede lid, van de Wet op de Raad van State2 wordt «Artikel 8:75a» vervangen door: Artikel 8:73a.

ARTIKEL III

De Beroepswet3 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 21a, tweede lid, wordt «Artikel 8:75a» vervangen door: Artikel 8:73a.

B

In titel III wordt voor artikel 29 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 28a

Bij een wijziging van de bijlage die bij deze wet behoort, blijft de bijlage zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging van toepassing ten aanzien van:

a. de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen een uitspraak die voor dat tijdstip is gedaan;

b. de in artikel 19 bedoelde gevolgen van dat hoger beroep;

c. de hoogte van het griffierecht bij hoger beroep tegen een uitspraak inzake een besluit als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, dat voor dat tijdstip is bekendgemaakt.

C

De bijlage wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel A wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdeel 6 wordt « – de artikelen 38, 39, tweede lid, 43, 43a, 153, tweede lid, en 173 van de Wet op het voortgezet onderwijs,» vervangen door: – de artikelen 38a, 153, tweede lid, en 173 van de Wet op het voortgezet onderwijs,.

b. In onderdeel 6 wordt na «– de artikelen 2.45 en 2.46 van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs,» ingevoegd: – de artikelen 4.1.2, 4.1.4 en 4.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,.

c. Na onderdeel 6 wordt een onderdeel 6a ingevoegd, luidende:

6a. Artikel B2 van de Wet van 15 mei 1997 tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake schoolbegeleiding (regeling schoolbegeleiding) (Stb. 252) en artikel 13 van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten in samenhang met de in onderdeel 6 bedoelde algemene maatregelen van bestuur, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreft.

2. In Onderdeel B wordt na onderdeel 18 een onderdeel 19 toegevoegd, luidende:

  • 19. Uitkeringswet KNIL-beroepsmilitairen.

3. Onderdeel C wordt gewijzigd als volgt:

a. Na onderdeel 3b wordt een onderdeel 3c ingevoegd, luidende:

3c. Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria.

b. Na onderdeel 8 worden de onderdelen 8a, 8b en 8c, ingevoegd, luidende:

8a. Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreft.

8b. Tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreft.

8c. Artikel B2 van de Wet van 15 mei 1997 tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake schoolbegeleiding (regeling schoolbegeleiding) (Stb. 252) en artikel 13 van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten in samenhang met de onder 8a en 8b bedoelde algemene maatregelen van bestuur, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreft.

c. Het tweede onderdeel 24a (Wet inkomensvoorziening kunstenaar) wordt vernummerd tot 24b.

ARTIKEL IV

De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie4 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 20 wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Bij een wijziging van de bijlage blijft de bijlage zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging van toepassing ten aanzien van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen een uitspraak die voor dat tijdstip is gedaan.

B

In artikel 23, tweede lid, wordt «Artikel 8:75a» vervangen door: Artikel 8:73a.

C

Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdeel a wordt «f 300» vervangen door: f 340.

b. In onderdeel b wordt «f 600» vervangen door: f 675.

2. In het derde lid wordt «f 600» vervangen door: f 675.

ARTIKEL V

De Algemene wet inzake rijksbelastingen5 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 27b, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. f 450 indien anders dan door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld.

B

Artikel 29a wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdeel a wordt «f 160» vervangen door: f 170.

b. In onderdeel b wordt «f 315» vervangen door: f 340.

c. In onderdeel c wordt «f 630» vervangen door: f 675.

2. In het derde lid wordt «f 630» vervangen door: f 675.

C

In artikel 29f, derde lid, wordt «artikel 8:75a» vervangen door: artikel 8:73a.

ARTIKEL VI

De onderdelen h en i van artikel 14 van de Wet Nationale ombudsman6 komen te luiden:

h. ten aanzien van de gedraging anders dan ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening door een rechterlijke instantie uitspraak is gedaan;

i. niet is voldaan aan het vereiste van artikel 12, tweede lid, tenzij van de verzoeker redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van de behandeling van de klacht door het bestuursorgaan verder afwacht;

ARTIKEL VII

  • 1. Ten aanzien van de doorzending van een bezwaar- of beroepschrift tegen een besluit dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is bekendgemaakt, blijft artikel 6:15, derde lid, van de Algemene wet van bestuursrecht zoals dat luidde voor dat tijdstip van toepassing.

  • 2. Ten aanzien van de bevoegdheid van de rechtbank inzake een beroep tegen een besluit dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is bekendgemaakt blijft artikel 8:7, eerste lid, van de Algemene wet van bestuursrecht zoals dat luidde voor dat tijdstip van toepassing.

  • 3. Indien op de dag waarop deze wet in werking treedt een griffierecht verschuldigd of voldaan is, blijft hierop het oude recht van toepassing.

ARTIKEL VIII*

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel V, onderdeel A, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 september 1999, en met uitzondering van artikel VI, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 juli 1999.

ARTIKEL IX

Deze wet wordt aangehaald als: Eerste evaluatiewet Awb.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 januari 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de twaalfde februari 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

* Gewijzigd ingevolge artikel VI, onderdeel C, van de wet van 12 december 2001, Stb. 664. Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet is de inwerkingtreding van artikel VI opgeschort. Artikel VI treedt in werking met ingang van 12 maart 2002.

1 Stb. 1998, 1, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 december 2001, Stb. 705.

2 Stb. 1994, 2, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 584.

3 Stb. 1994, 3, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 november 2001, Stb. 625.

4 Stb. 1994, 4, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 584.

5 Stb. 1959, 301, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 december 2001, Stb. 664.

6 Stb. 1998, 358, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 april 2001, Stb. 180.


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999; 1999/2000; 2000/2001, 26 523.

Handelingen II 2000/2001, blz. 2818.

Kamerstukken I 2000/2001, 26 523 (151, 151a, 151b, 151c); 2001/2002, 26 523 (72, 72a).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 22 januari 2002.

Naar boven