Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2002, 521 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2002, 521 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 16 juli 2002, nr. WJZ/2002/26 756 (4780), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op artikel 5 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de transnationale Universiteit Limburg (Trb. 2001, 38), artikel 89 van de Grondwet en artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
De Raad van State gehoord (advies van 30 juli 2002, nr. W05.02.0318/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. Annette D. S. M. Nijs, MBA van 27 september 2002, nr. WJZ/2002/34478 (4780), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In het Bekostigingsbesluit WHW1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zevende en achtste lid vernummerd tot achtste en negende lid.
2. Na het zesde lid wordt een nieuw zevende lid ingevoegd, luidende:
7. Bij de berekening van de component getuigschriften en de component te bekostigen eerstejaars van de openbare universiteit te Maastricht worden de op grond van het eerste lid, onder b, onderscheidenlijk het eerste lid, onder c, berekende aantallen vermeerderd met de aantallen getuigschriften onderscheidenlijk de aantallen te bekostigen eerstejaars van de transnationale Universiteit Limburg, voorzover het betreft getuigschriften van ingeschrevenen en te bekostigen eerstejaars met de Nederlandse nationaliteit. Hieronder worden tevens begrepen de aantallen getuigschriften van ingeschrevenen en eerstejaars die noch de Nederlandse noch de Belgische nationaliteit bezitten, en die voor bekostiging door de Nederlandse overheid in aanmerking worden genomen op grond van artikel 7 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de transnationale Universiteit Limburg.
In artikel 3.7, derde lid, wordt «het resterende landelijk beschikbare exploitatiedeel, bedoeld in artikel 3.2, derde lid,» vervangen door: «het landelijk beschikbare exploitatiedeel, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid,» en wordt «het resterende landelijk beschikbare exploitatiedeel» vervangen door: het landelijk beschikbare exploitatiedeel.
Na artikel 5.9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 2.6, eerste lid, onder a, wordt het landelijk beschikbare onderwijsdeel wat betreft de component basisvoorziening onderwijs in het begrotingsjaar 2002 als volgt verdeeld over de universiteiten:
a. de openbare universiteit te Leiden: | 8,868%, | |
b. de openbare universiteit te Utrecht: | 13,682%, | |
c. de openbare universiteit te Groningen: | 9,760%, | |
d. de openbare universiteit te Rotterdam: | 5,474%, | |
e. de openbare universiteit te Maastricht: | 5,476%, | |
f. de openbare universiteit te Amsterdam: | 11,642%, | |
g. de openbare universiteit te Delft: | 13,113%, | |
h. de openbare universiteit te Enschede: | 6,269%, | |
i. de openbare universiteit te Eindhoven: | 6,932%, | |
j. de bijzondere universiteit te Amsterdam: | 7,892%, | |
k. de bijzondere universiteit te Tilburg: | 2,988%, | en |
l. de bijzondere universiteit te Nijmegen: | 7,904%. |
Artikel 5.10 komt te luiden:
1. Na toepassing van artikel 2.6, achtste lid, worden in verband met de invoering van een afzonderlijk bedrag voor numerus fixus geneeskunde als een apart onderdeel van de rijksbijdrage en in verband met de verhoging van dit afzonderlijke bedrag aan de bedragen voor numerus fixus geneeskunde in het begrotingsjaar 2002 de onderstaande bedragen uitgedrukt in miljoenen euro toegevoegd:
a. de openbare universiteit te Leiden | 3,2, | |
b. de openbare universiteit te Utrecht | 2,8, | |
c. de openbare universiteit te Groningen | 2,1, | |
d. de openbare universiteit te Rotterdam | 1,9, | |
e. de openbare universiteit te Maastricht | 2,1, | |
f. de openbare universiteit te Amsterdam | 1,0, | |
g. de bijzondere universiteit te Amsterdam | 1,7, | en |
h. de bijzondere universiteit te Nijmegen | 2,6. |
2. Na toepassing van artikel 2.6, achtste lid, worden in verband met de verhoging van het op grond van artikel 2.3 vastgestelde bedrag voor de werkplaats tandheelkunde in het begrotingsjaar 2002 de onderstaande bedragen uitgedrukt in miljoenen euro toegevoegd:
a. de openbare universiteit te Groningen | 1,0, | |
b. de openbare universiteit te Amsterdam | 0,5, | |
c. de bijzondere universiteit te Amsterdam | 0,5, | en |
d. de bijzondere universiteit te Nijmegen | 0,4. |
3. Na toepassing van artikel 2.6, achtste lid, wordt in verband met de verhoging van het op grond van artikel 2.3 vastgestelde bedrag voor de werkplaats diergeneeskunde in het begrotingsjaar 2002 toegevoegd aan de openbare universiteit te Utrecht 1,9 miljoen euro.
Na artikel 5.10 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 2.14, tweede lid, wordt de landelijke component strategische overwegingen in het begrotingsjaar 2002 als volgt verdeeld over de universiteiten:
a. de openbare universiteit te Leiden: | 8,882%, | |
b. de openbare universiteit te Utrecht: | 12,515%, | |
c. de openbare universiteit te Groningen: | 9,149%, | |
d. de openbare universiteit te Rotterdam: | 4,635%, | |
e. de openbare universiteit te Maastricht: | 4,459%, | |
f. de openbare universiteit te Amsterdam: | 10,926%, | |
g. de openbare universiteit te Delft: | 17,598%, | |
h. de openbare universiteit te Enschede: | 6,524%, | |
i. de openbare universiteit te Eindhoven: | 8,231%, | |
j. de bijzondere universiteit te Amsterdam: | 7,903%, | |
k. de bijzondere universiteit te Tilburg: | 1,757%, | en |
l. de bijzondere universiteit te Nijmegen: | 7,421%. |
Artikel 5.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «2002» vervangen door: 2003.
2. In het eerste lid wordt «het begrotingsjaar 2002» vervangen door: de begrotingsjaren 2002 en 2003.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. D. S. M. Nijs
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
B. J. Odink
Uitgegeven de eenendertigste oktober 2002
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Het Bekostigingsbesluit WHW wordt door dit besluit op een aantal punten gewijzigd. Het betreft wijzigingen in de bekostiging van de universiteiten en de academische ziekenhuizen en enkele technische wijzigingen. Voor de universiteiten gaat het om het aanpassen van de verdeling van de rijksbijdrage in verband met:
1. de herordening van het opleidingenaanbod in het wetenschappelijk onderwijs; een budgettair neutrale overgang wordt gerealiseerd bij een wijziging van de bekostigingsniveaus voor verscheidene samengevoegde opleidingen;
2. de verhoging van het aantal landelijk beschikbare plaatsen voor de studiejaren 2000–2001 en 2001–2002 bij de opleidingen geneeskunde, diergeneeskunde en tandheelkunde;
3. integratie van een specifieke toewijzing in de rijksbijdrage;
4. het op 18 januari 2001 tussen Nederland en Vlaanderen gesloten verdrag inzake de oprichting van de transnationale Universiteit Limburg.
Voor de academische ziekenhuizen gaat het om het aanpassen van de verdeling van het rijksbijdragedeel, bestemd voor de werkplaatsfunctie van het academisch ziekenhuis, in verband met:
1. het verlengen van de periode waarin de gevolgen van de wijziging van de verdeelgrondslagen van de component onderwijs en onderzoek worden geneutraliseerd, met één jaar (2003);
2. het corrigeren van de verhoging van het aantal m2 van het academisch ziekenhuis te Utrecht met het juiste aantal vanwege de fusie met het Wilhelmina kinderziekenhuis.
De verschillende wijzigingen worden hierna verder uiteengezet.
Deze nota van toelichting onderteken ik mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
2.1. Herordening onderwijsaanbod voor bekostiging universiteiten
Teneinde de transparantie in het aanbod van opleidingen door universiteiten te vergroten is door de universiteiten in VSNU-verband overeenstemming bereikt over een voorstel tot het terugbrengen van het aantal in het CROHO geregistreerde opleidingen. Dit voorstel tot herordening van het onderwijsaanbod is verwerkt in het CROHO 2000–2001. De herordening heeft gevolgen voor de bekostiging van de universiteiten. In een aantal gevallen zijn opleidingen met een hoog bekostigingsniveau (oud) en een laag bekostigingsniveau (oud) samengevoegd. Voor een aantal opleidingen moest het bekostigingsniveau opnieuw worden bepaald. Met de VSNU zijn afspraken gemaakt over de bekostigingsniveaus naar aanleiding van deze herordening. Onder verwijzing naar artikel 2.4, achtste lid, van het Bekostigingsbesluit WHW (bij de herplaatsing van het Bekostigingsbesluit WHW is artikel 2.4 vernummerd tot artikel 2.6; Stb. 2001, 170) is aan de colleges van bestuur van de universiteiten op 9 februari 2001 een brief gestuurd (WO/BS-2001/3468) ter formalisering van de bekostigingsniveaus voor de tellingen in 1999–2000 en 2000–2001 (ten behoeve van de bekostiging 2002). Aangezien de herordening van het opleidingenaanbod niet beoogde om de bekostiging van universiteiten te wijzigen, is toegezegd dat gevolgen voor de bekostiging van individuele universiteiten budgettair neutraal worden gecompenseerd.
Daartoe wordt de verdeling van de rijksbijdrage voor de universiteiten voor het begrotingsjaar 2002 berekend op grond van aantallen studenten en getuigschriften voor en na de herordening. Universiteiten waarvan de rijksbijdrage lager uitkomt na de herordening, worden gecompenseerd door verhoging van de basisvoorziening onderwijs ter grootte van het berekende verschil. Deze compensatie wordt ten laste gebracht van de basisvoorziening onderwijs van universiteiten, waarvan de rijksbijdrage door de herordening hoger zou uitvallen. Door aanpassing van de verdeling van de component basisvoorziening onderwijs per instelling wordt bereikt dat de herordening niet tot onbedoelde reallocatie tussen instellingen leidt. De compensatie is van structurele aard, waarbij rekening is gehouden met ontwikkelingen in de studentenaantallen.
Voorzover de herordening ook gevolgen heeft voor het bekostigingsniveau van proefschriften, wordt compensatie verstrekt door aanpassing van de verdeling van de component strategische overwegingen over de universiteiten.
Deze wijziging is opgenomen in artikel I, onderdelen G (artikel 5.9a) en I (artikel 5.11).
Met ingang van de studiejaren 1998–1999 en 1999–2000 is de numerus fixus voor de opleidingen geneeskunde en tandheelkunde aan de universiteiten verhoogd met in totaal 125 plaatsen geneeskunde en 30 plaatsen tandheelkunde. Met ingang van het studiejaar 2000–2001 zijn deze aantallen vervolgens verhoogd met 135 plaatsen geneeskunde en 20 plaatsen tandheelkunde. Daarnaast is het aantal voor diergeneeskunde met 50 plaatsen verhoogd. Tenslotte zijn de aantallen met ingang van het studiejaar 2001–2002 verhoogd met 130 plaatsen geneeskunde en 40 plaatsen tandheelkunde.
Met de rijksbegrotingen van OCenW voor de jaren 1999, 2000 en 2001 werden additionele middelen beschikbaar gesteld, waardoor verhoging van de aantallen plaatsen mogelijk was. In deze wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW wordt, naast bestaande bedragen voor de werkplaats diergeneeskunde en de werkplaats tandheelkunde, een bedrag voor de numerus fixus geneeskunde aan het onderwijsdeel toegevoegd. Het onderwijsdeel wordt verhoogd met 21,6 miljoen euro (47,5 miljoen gulden) voor het begrotingsjaar 2002 en volgende ten behoeve van universiteiten met een opleiding geneeskunde en/of tandheelkunde. Dit bedrag is inclusief de 9,5 miljoen euro (21 miljoen gulden), die voor het begrotingsjaar 2002 was verwerkt in de wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW bij het besluit van 12 december 2000 (Stb. 580) (dat abusievelijk was weggevallen in de herplaatsing overeenkomstig de beschikking van de Minister van Justitie van 3 april 2001). Deze additionele middelen worden over de betrokken universiteiten verdeeld naar evenredigheid van de toename van de aantallen plaatsen voor de opleidingen geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde in de studiejaren 1998–1999, 1999–2000 en 2000–2001 per universiteit. Tevens wordt rekening gehouden met het feit dat door de werking van het model met aantallen eerstejaars en getuigschriften als parameters, reeds een deel van de additionele middelen aan de rijksbijdrage van de betrokken universiteiten toevalt. Ten slotte is bij de verdeling van de additionele middelen uitgegaan van de bestaande verschillen in de bekostiging van de opleidingen geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde.
De hierboven beschreven wijziging is opgenomen in artikel I, onderdeel H (artikel 5.10).
2.3. Integratie specifieke toewijzing
Met dit onderdeel wordt een structurele specifieke toewijzing ten behoeve van het Ioniserend Stralen Practicum van de Universiteit Utrecht, die tot nu toe separaat werd verstrekt, geïntegreerd in de rijksbijdrage. Het betreft de bijdrage van 0,2 miljoen euro (0,445 miljoen gulden) aan de Universiteit Utrecht. Het genoemde bedrag wordt toegevoegd aan de component strategische overwegingen voor die universiteit. De integratie van dit bedrag is opgenomen in de verdeling van de landelijke component strategische overwegingen op grond van artikel 5.11.
2.4. Transnationale Universiteit Limburg
In het op 18 januari 2001 gesloten Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de transnationale Universiteit Limburg (Trb. 2001, 38) is de grondslag gelegd voor de oprichting van de transnationale Universiteit Limburg (UL). De Nederlandse en Vlaamse overheden stellen geen middelen aan de UL zelf ter beschikking, maar aan de twee oprichtende instellingen, de Universiteit Maastricht en het Limburgs Universitair Centrum. Voor Nederland is de reden hiervan dat de UL als aangewezen instelling niet voor bekostiging in de zin van de WHW in aanmerking komt. Daarom is een specifieke regeling getroffen.
Uitgangspunt van de regeling is dat de onderwijsparameters van de Universiteit Maastricht met een deel van de onderwijsparameters van de UL zullen worden verhoogd, zij het uitsluitend ten aanzien van de opleidingen aan de UL die daarvoor door de minister in aanmerking worden gebracht. Als basis voor de berekening van de omvang van de middelen wordt uitgegaan van het aantal studenten van Nederlandse nationaliteit casu quo Belgische nationaliteit. Het aantal studenten van andere nationaliteiten wordt pro rata van het aantal studenten van Nederlandse casu quo Belgische nationaliteit toegerekend aan Nederland dan wel Vlaanderen. Daarnaast worden de getuigschriften van met goed gevolg afgelegde examens met dezelfde verdeelsleutel als hierboven genoemd meegenomen in de bekostiging. De Universiteit Maastricht dient bovenstaande gegevens jaarlijks voor 1 maart aan de minister te leveren, voorzien van een accountantsverklaring.
De hierboven beschreven bekostiging van de UL wordt opgenomen in een nieuw zevende lid van artikel 2.6. Aangezien artikel 2.6 van de WHW thans nog onvoldoende basis biedt voor de bekostiging van Nederlandse studenten aan de UL, is in de onderhavige algemene maatregel van bestuur het eerdergenoemde Verdrag mede als grondslag genomen. Dit onderdeel van het wijzigingsbesluit is in zoverre een zelfstandige algemene maatregel van bestuur. Op grond van de Aanwijzingen voor de regelgeving is er slechts in uitzonderlijke gevallen ruimte voor een dergelijk type regeling en kan deze vorm alleen bij wijze van een tijdelijke voorziening worden getroffen. Wij zullen daarom spoedig een wijziging van de WHW bevorderen ten einde voor deze wijze van bekostiging een permanente grondslag te verwezenlijken.
De per 1 januari 2001 ingevoerde wijziging in de verdeling van de landelijke component onderwijs en onderzoek van het deel academische ziekenhuizen (besluit van 12 december 2000, Stb. 580) leidt tot relatief omvangrijke reallocaties voor de instellingen. Reden waarom voor de jaren 2001 en 2002 deze modelaanpassing budgettair neutraal is ingepast in het model.
Omdat in 2003 reallocaties bij de academische ziekenhuizen plaatsvinden in de zorgbudgetten als gevolg van de invoering van een bekostigingssystematiek voor de topreferentiefunctie is, op uitdrukkelijk verzoek van de Vereniging Academische Ziekenhuizen, besloten het budgettaire neutrale karakter van de wijziging van de verdeling van de component onderwijs en onderzoek van het deel academische ziekenhuizen zoals neergelegd in artikel 5.14 met een jaar te verlengen tot en met het jaar 2003.
Daarnaast wordt met dit besluit uitvoering gegeven aan afspraken, die zijn gemaakt bij de fusie van het academisch ziekenhuis te Utrecht (AZU) met het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht (WKZ).
In 1997 fuseerden het AZU en het WKZ. Omdat het WKZ al vele jaren door de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen werd behandeld als een academisch ziekenhuis, werd de fusie als een positieve ontwikkeling ervaren, die ervoor zorgt dat de academische kinderfuncties van het WKZ worden ingebed in het AZU. Rekening houdend met de ingebruikname van de nieuwbouw van het WKZ in 1999 is in 1997 besloten de nodige aanpassingen in de bekostigingssystemen eerst met ingang van het jaar 2000 te laten plaatsvinden. Uitgaande van de bestaande budgettaire kaders en de intentie om de gevolgen van de fusie te beperken, dienen bij de verdeling van het deel academische ziekenhuizen de parameters van het WKZ te worden meegenomen. Voor het Bekostigingsbesluit WHW leidde dat tot een kleine aanpassing. Bij het besluit van 25 november 1999 (Stb. 522) werd het Bekostigingsbesluit WHW gewijzigd. De wijzigingen betroffen onder meer de modelmatige verwerking van de gevolgen van de fusie van het AZU en het WKZ.
Daarbij is uitgegaan van een verhoging van de parameter vierkante meters met 21.500 m2 vanwege de nieuwbouw van het WKZ. In werkelijkheid bedraagt het aantal vierkante meters van de nieuwe WKZ-huisvesting evenwel 25.000. In het onderhavige besluit is in artikel 2.26 het juiste aantal vierkante meters opgenomen.
Door een herziening van de opgave van het aantal eerstejaars door de openbare universiteit te Amsterdam is de basisvoorziening onderwijs op budgettair neutrale wijze opnieuw geijkt (artikel I, onderdeel G). Hierdoor worden onbedoelde financiële consequenties van herziening van de opgave door de universiteit voorkomen.
Bij het besluit van 16 november 2001 (Stb. 599) is het toen geldende derde lid van artikel 3.2 redactioneel aangepast en vervolgens vernummerd tot het tweede lid. Verzuimd is echter de verwijzing naar die bepaling in artikel 3.7, derde lid, hieraan aan te passen. Deze omissie wordt door artikel I, onderdeel D, hersteld. Omdat de beschreven wijziging met ingang van 1 januari 2001 in werking is getreden, werkt het herstel van de omissie terug en treedt ook op die datum in werking.
Bij het besluit van 12 december 2000 (Stb. 580) is abusievelijk verzuimd artikel 2.29 van het Bekostigingsbesluit WHW te laten vervallen. Dit wordt in het onderhavige besluit hersteld (artikel I, onderdeel C).
Tenslotte is door de invoering van artikel 5.15 (na vernummering: artikel 5.9) bij het besluit van 10 augustus 1999 artikel 5.1 overbodig geworden. Dit artikel dient daarom te vervallen (artikel I, onderdeel E).
Dit besluit heeft geen financiële consequenties voor de rijksbegroting. Het heeft alleen betrekking op de verdeling over de instellingen. De additionele middelen wegens de numerus fixus bij geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde waren reeds aan het macrokader voor het wetenschappelijk onderwijs toegevoegd. De overige financiële gevolgen voor de instellingen zijn beperkt van omvang.
Met de VSNU bestaat overeenstemming over de wijzigingen die betrekking hebben op de aanpassing van de bekostigingsniveaus van de universiteiten die het gevolg zijn van de herordening van het opleidingenaanbod.
De Vereniging Academische Ziekenhuizen kan instemmen met de wijzigingen in de bekostiging van de academische ziekenhuizen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. D. S. M. Nijs
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 november 2002, nr. 218.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2002-521.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.