Besluit van 11 september 2002, houdende wijziging van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 11 juli 2002, nr. AB/PSW/2002/25 501 (B26), directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs; artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; de artikelen 38a en 153, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; de artikelen 4.1.2, tweede lid, en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 1 augustus 2002, nr. W05.02 0333/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 5 september 2002, nr. AB/PSW/2002/30801 (B26), directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 41 wordt na «artikel II, eerste lid,» toegevoegd: een loonsuppletie als bedoeld in artikel 38,.

B

Aan artikel 42 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De uitkeringsbasis van de overlijdensuitkering voor de betrokkene die in het genot was van een loonsuppletie, wordt gevormd door het bedrag aan loonsuppletie waarop de betrokkene recht had over de maand voorafgaand aan die waarin hij is overleden.

ARTIKEL II

Het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in onderdeel i onder 3, na «artikel 15» ingevoegd: of artikel 38 BWOO,.

B

De aanduiding «Hoofdstuk 3» en artikel 12 vervallen.

C

Artikel 13, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien de betrokkene die recht heeft op bovenwettelijke uitkering of op loonsuppletie op grond van artikel 15, overlijdt:

    a. wordt de overlijdensuitkering, bedoeld in de artikelen 35 en 36 ZW en artikel 23 Toeslagenwet, aangevuld tot het dagbedrag van de WW-uitkering, de ZW-uitkering, de toeslag op grond van de Toeslagenwet en de bovenwettelijke uitkering waarop de betrokkene op de dag van zijn overlijden recht had, vermenigvuldigd met 65,25;

    b. wordt, indien er geen recht bestaat op een overlijdensuitkering op grond van de ZW uitsluitend omdat de betrokkene niet meer verzekerd is op grond van de ZW, een overlijdensuitkering toegekend onder overeenkomstige toepassing van artikel 35 en artikel 36, eerste lid, ZW. Deze uitkering wordt aangevuld overeenkomstig het bepaalde onder a;

    c. wordt, al dan niet naast een overlijdensuitkering als bedoeld onder a of b, aan de nabestaanden, bedoeld in artikel 35 ZW, van een betrokkene die recht had op loonsuppletie, een overlijdensuitkering toegekend ter hoogte van drie maal het bedrag aan loonsuppletie waarop de betrokkene recht had over de maand voorafgaand aan die waarin hij is overleden.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit Besluit wordt geplaatst en werkt terug voor wat betreft:

Artikel I en artikel II onderdeel C tot en met 1 september 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 11 september 2002

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. J. A. van der Hoeven

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B. J. Odink

Uitgegeven de tiende oktober 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel I

In het BWOO wordt een recht op overlijdensuitkering toegekend aan de nabestaanden van een betrokkene die recht had op loonsuppletie. Hiermee wordt een leemte gevuld aangezien er tot nu toe geen recht op overlijdensuitkering was voorzien voor dat deel van het inkomen dat werd uitgemaakt door de loonsuppletie. Daardoor kon de situatie zich voordoen dat nabestaanden van een loonsuppletiegerechtigde een lagere overlijdensuitkering kregen in vergelijking met de situatie dat de gewezen betrokkene de betreffende, lager betaalde functie niet zou hebben aanvaard. Omdat het bedrag aan loonsuppletie over de maand van het overlijden niet altijd met zekerheid is vast te stellen, is als uitkeringsbasis het bedrag aan loonsuppletie over de voorgaande maand genomen. De overlijdensuitkering bedraagt drie maal het maandbedrag aan loonsuppletie.

Artikel II

Onderdeel A

Zowel in het BWOO als in het BBWO wordt een loonsuppletie meegeteld voor het dagloon, respectievelijk de berekeningsgrondslag. Elk van beide regelingen bepaalt dit voor de loonsuppletie op grond van de regeling zelf. Het kan echter ook voorkomen dat iemand een recht op BBWO-uitkering krijgt uit een dienstbetrekking waarnaast hij recht had op een BWOO-loonsuppletie. Ook in dat geval is het de bedoeling dat de loonsuppletie doorwerkt in de uitkeringshoogte. Dit wordt met deze wijziging bereikt.

Onderdeel B

Artikel 12 BBWO voorzag in de uitkering van de eerste van de maand van de 65e verjaardag tot de verjaardag zelf. In het zesde lid van dit artikel was opgenomen dat het artikel geen werking had ten aanzien van een betrokkene voor wie de ingangsdatum van zijn pensioen onmiddellijk aansloot op de einddatum van zijn bovenwettelijke uitkering (d.i. de eerste van de maand van de 65e verjaardag).

Met ingang van 8 juni 2001 is het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP in die zin gewijzigd dat het ouderdomspensioen per de eerste van de maand van de 65e verjaardag ingaat voor die deelnemers van wie het recht op bovenwettelijke uitkering per die datum eindigt (Stcrt. 2001, 106). Hierdoor heeft artikel 12 BBWO vanaf 8 juni 2001 zijn werking verloren en kan dit artikel thans vervallen.

Onderdeel C

In artikel 13 BBWO vervalt de verwijzing naar het vervallen artikel 12.

Verder wordt een recht op overlijdensuitkering toegekend aan de nabestaanden van een betrokkene die recht had op loonsuppletie.

Artikel III

Met de centrales van overheids- en onderwijspersoneel is afgesproken dat aan de artikelen I en II onderdeel C terugwerkende kracht wordt verleend tot en met 1 september 2001. Het uitvoeringsorgaan houdt met ingang van die datum rekening met deze aanpassing van het BWOO en BBWO.

De Minister Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Maria J. A. van der Hoeven

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B. J. Odink


XNoot
1

Stb. 1994, 100, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 november 2001, Stb. 626.

XNoot
2

Stb. 2001, 61, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2001, Stb. 2002, 18.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a. vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven