Wet van 12 september 2002 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op de herziening van vonnissen en arresten op grond van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat aan een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gevolgen kunnen worden verbonden voor strafrechtelijke gewijsden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 457, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 2° door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

3°. op grond van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarin is vastgesteld dat het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dan wel een protocol bij dit verdrag is geschonden in de procedure die tot de veroordeling of een veroordeling wegens hetzelfde feit op grond van dezelfde bewijsmiddelen heeft geleid, indien herziening noodzakelijk is met het oog op rechtsherstel als bedoeld in artikel 41 van dat verdrag.

B

Artikel 458 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 2. De aanvrage betreffende het geval vermeld in artikel 457, eerste lid, onder 3°, wordt ingediend binnen drie maanden nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de veroordeelde bekend is.

C

Artikel 460 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «het voorgaande artikel» wordt vervangen door: de artikelen 458 en 459.

2. Na «verklaart de Hoge Raad haar» wordt ingevoegd: , behoudens artikel 479,.

D

In artikel 462, eerste lid, wordt na «onder 2°» ingevoegd: of 3°.

E

In artikel 463, eerste lid, wordt na «onder 2°» ingevoegd: of 3°.

F

In artikel 467 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Acht de Hoge Raad de aanvrage betreffende het geval, vermeld in artikel 457, eerste lid, onder 3°, gegrond, dan doet hij bij wijze van herziening de zaak zelf af of beveelt hij de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het gewijsde en verwijst hij de zaak op de voet van artikel 461, teneinde – met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad – hetzij het gewijsde te handhaven hetzij met vernietiging daarvan recht te doen.

G

Aan artikel 470 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Hangende de beslissing op de aanvrage tot herziening kan de Hoge Raad te allen tijde de tenuitvoerlegging van het gewijsde opschorten.

H

In artikel 472, eerste lid, wordt «artikel 467, eerste lid» vervangen door: artikel 467, eerste of tweede lid.

I

In artikel 474, tweede lid, wordt «artikel 467, eerste lid» vervangen door: artikel 467, eerste of tweede lid.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 12 september 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zesentwintigste september 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 juli 2002, Stb. 440.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 27 726.

Handelingen II 2001/2002, blz. 3073.

Kamerstukken I 2001/2002, 27 726 (216, 216a, 216b, 216c).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 10 september 2002.

Naar boven