Beschikking van de Minister van Justitie van 17 september 2002, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 2002

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel III van het besluit van 23 augustus 2001, Stb. 391;

Besluit:

de tekst van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 2002, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 17 september 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de vierentwintigste september 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

TEKST VAN HET BESLUIT GEMEENTELIJKE BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS ZOALS DIT LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ HET BESLUIT VAN 14 SEPTEMBER 2001, STB. 415

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

AFDELING 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

– de wet: de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

– het netwerk: het netwerk, bedoeld in artikel 4 van de wet;

– een autorisatiebesluit: een besluit als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van de wet of in artikel 99, zevende lid, van de wet;

– een bijzondere derde: een derde als bedoeld in artikel 99 van de wet;

– het vestigingsregister: het register, bedoeld in artikel 112 van de wet;

– de systeembeschrijving: de beschrijving, bedoeld in artikel 11;

– de tabelgegevens: de inhoud van de tabellen, bedoeld in artikel 13;

– het gemeentelijke geautomatiseerde systeem: het geautomatiseerde systeem waarmee de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de basisadministratie uitvoering wil geven, of uitvoering geeft, aan de regels, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet;

– het geautomatiseerde systeem van de afnemer: het geautomatiseerde systeem waarmee de buitengemeentelijke afnemer uitvoering wil geven, of uitvoering geeft, aan de regels, bedoeld in artikel 16 van de wet;

– het geautomatiseerde systeem van het vestigingsregister: het geautomatiseerde systeem waarmee de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in het vestigingsregister uitvoering geeft aan de regels, bedoeld in artikel 117 van de wet;

– het geautomatiseerde systeem van Onze Minister van Financiën: het geautomatiseerde systeem waarmee Onze Minister van Financiën berichten verzendt of ontvangt ter uitvoering van artikel 59 van de wet;

– een vrij bericht: een in de systeembeschrijving beschreven bericht dat over het netwerk wordt verzonden of ontvangen, waarbij de informatie die het bericht bevat niet in de systeembeschrijving is vastgelegd;

– het vreemdelingenadministratiesysteem: het geautomatiseerde systeem waarmee de mededelingen van Onze Minister van Justitie ter uitvoering van artikel 58 van de wet worden ontvangen en verzonden;

– het gebruikersoverleg: het overleg, bedoeld in artikel 23a, van de wet;

– de audit: de controle, bedoeld in artikel 120a, eerste lid, van de wet;

– de heraudit: de hercontrole, bedoeld in artikel 120a, vijfde lid, van de wet.

AFDELING 2. (VERVALLEN)

Artikel 2

(vervallen)

AFDELING 3. DE BIJDRAGEN IN DE KOSTEN IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE WET

Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 3

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de bijdrage: de bijdrage van de betrokkene in de kosten, bedoeld in artikel 5 van de wet;

b. de kosten: de kosten in verband met de uitvoering van de wet, bedoeld in artikel 5 van de wet;

c. de betrokkene: de betrokkene, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet;

d. bericht over het netwerk: bericht dat over het netwerk wordt verzonden door of ten behoeve van de betrokkene;

e. een jaar: een kalenderjaar.

Artikel 4

De categorieën van kosten, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet zijn:

a. de kosten van het netwerk in verband met de verzending en ontvangst van berichten over het netwerk;

b. de kosten van het beheer van het stelsel van basisadministraties;

c. de kosten in verband met de mededelingen van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën, in de vorm van berichten over het netwerk, van respectievelijk het verblijfsrecht van de vreemdeling en het sociaal-fiscaal nummer;

d. de kosten in verband met de verzending van berichten met behulp van optische schijf of magneetschijf;

e. de kosten in verband met de afstemming van de gegevens van een betrokkene op de gegevens in de basisadministratie;

f. de kosten in verband met de schriftelijke verstrekking van gegevens.

Paragraaf 2. De bijdragen van de betrokkenen
Artikel 5

De betrokkene draagt bij in de categorieën, bedoeld in artikel 4 op grond van de bepalingen in deze afdeling.

Artikel 6
  • 1. De bijdrage van de betrokkene in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, wordt vastgesteld op basis van de prijs per bericht over het netwerk.

  • 2. Een bericht over het netwerk komt ten laste van de betrokkene die het bericht over het netwerk verzendt.

  • 3. In afwijking van het tweede lid komen de berichten over het netwerk ten laste van een buitengemeentelijke afnemer of een bijzondere derde, ingeval de verzending van deze berichten over het netwerk plaatsvindt tussen de buitengemeentelijke afnemer of de bijzondere derde en de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie.

  • 4. In afwijking van het tweede lid komen de berichten over het netwerk niet ten laste van de betrokkene, ingeval de verzending van deze berichten over het netwerk plaatsvindt tussen de betrokkene en de beheerder van het stelsel van basisadministraties of het vestigingsregister. De bijdragen in de kosten van deze berichten worden gerekend tot de kosten, bedoeld in artikel 4, onder b.

  • 5. Een college van burgemeester en wethouders dat op grond van een autorisatiebesluit geautomatiseerd berichten op optische schijf of magneetschijf vastlegt en die optische schijf of die magneetschijf verzendt, kan bij de betreffende buitengemeentelijke afnemer of bijzondere derde, in verband met de kosten, bedoeld in artikel 4, onder d, een vergoeding in rekening brengen, waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister. Een college van burgemeester en wethouders kan geen vergoeding als hier bedoeld in rekening brengen, ingeval de vastlegging en verzending verband houdt met de afstemming van de gegevens van een betrokkene op de gegevens in de basisadministratie of met een infrastructurele wijziging ten aanzien van een gemeente.

  • 6. De bijdrage van de betrokkene in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder e, wordt vastgesteld op basis van artikel 69.

  • 7. Een college van burgemeester en wethouders dat schriftelijk gegevens verstrekt, kan bij de betreffende afnemer of bijzondere derde, in verband met de kosten, bedoeld in artikel 4, onder f, een vergoeding in rekening brengen, waarvan de hoogte bij regeling van Onze Minister wordt vastgesteld.

Paragraaf 3. Vaststelling en betaling van de bijdragen in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c
Artikel 7
  • 1. Onze Minister begroot in juni van elk jaar:

    a. de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, in het volgende jaar;

    b. het aantal berichten dat in het volgende jaar door of ten behoeve van betrokkenen over het netwerk zal worden verzonden;

    c. de bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk in het volgende jaar.

  • 2. Onze Minister stelt in juni van elk jaar vast:

    a. de prijs per bericht dat in het volgende jaar door of ten behoeve van de betrokkenen over het netwerk zal worden verzonden;

    b. de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, over het vorige jaar;

    c. de bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk over het vorige jaar.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister wordt de hoogte van de kosten bepaald in verband met de mededelingen van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën, in de vorm van berichten over het netwerk, van respectievelijk het verblijfsrecht van de vreemdeling en het sociaal-fiscaal nummer.

Artikel 8
  • 1. De begrote bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, is gelijk aan het bedrag dat voor het volgende jaar is begroot voor die kosten.

  • 2. De bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, over het vorige jaar is gelijk aan het bedrag van die kosten in dat jaar.

  • 3. Onze Minister stelt het saldo vast, dat bestaat uit de bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, over het vorige jaar verminderd met:

    a. de bijdrage die bij de betrokkenen in rekening zijn gebracht ter vergoeding van de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, in dat jaar, en

    b. het bedrag van de betalingen die in het lopende jaar krachtens de aanpassing met het begrote saldo over het vorige jaar naar verwachting worden gedaan.

  • 4. Onze Minister stelt het begrote saldo over het lopende jaar vast, dat bestaat uit de bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk zoals die naar verwachting krachtens artikel 7, tweede lid, aanhef en onder c, zal worden vastgesteld verminderd met de bijdrage die naar verwachting over het lopende jaar bij de betrokkenen gezamenlijk in rekening zal worden gebracht.

  • 5. De begrote bijdrage wordt aangepast met het saldo, bedoeld in het derde lid, en met het begrote saldo, bedoeld in het vierde lid.

  • 6. De prijs per bericht voor het volgende jaar wordt berekend door de aangepaste bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk te delen door het begrote aantal berichten dat ten behoeve van betrokkenen over het netwerk zal worden verzonden.

  • 7. Onze Minister brengt bij elke betrokkene maandelijks een bedrag in rekening. Dit bedrag bestaat uit de krachtens het zesde lid vastgestelde prijs per bericht vermenigvuldigd met het door Onze Minister vastgestelde aantal berichten dat gedurende de voorafgaande maand ten behoeve van die betrokkene over het netwerk is verzonden.

  • 8. Het verschil tussen het gezamenlijke bedrag van het saldo en het begrote saldo, en de betalingen die in verband met die saldi krachtens de aanpassing, bedoeld in het vijfde lid, in een jaar zijn geschied, wordt bij de toepassing van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, geacht deel uit te maken van de kosten in het jaar waarin de betalingen zijn geschied.

Artikel 9

In juni van elk jaar doet Onze Minister aan de betrokkenen mededeling van de prijs per bericht in het volgende jaar.

Artikel 10

Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de onderwerpen die zijn geregeld in deze afdeling.

AFDELING 4. DE GEAUTOMATISEERDE SYSTEMEN EN HET NETWERK

Paragraaf 1. De systeembeschrijving en de tabelgegevens
Artikel 11

Onze Minister stelt een systeembeschrijving vast.

Artikel 12
  • 1. De systeembeschrijving geeft een beschrijving van:

    a. de inrichting en werking van de basisadministraties;

    b. de inrichting en werking van het vestigingsregister;

    c. de verzending en de ontvangst van berichten als bedoeld in artikel 16 van de wet.

  • 2. De systeembeschrijving geeft tevens een beschrijving van de volgende wijzen van systematisch verstrekken van gegevens aan buitengemeentelijke afnemers op grond van de desbetreffende autorisatiebesluiten:

    a. verstrekkingen uit de basisadministraties:

    1°. de eenmalige verstrekking van de in een autorisatiebesluit vermelde gegevens over de door de afnemer aangegeven personen welke deel uitmaken van de in het autorisatiebesluit aangegeven categorie van personen, of over personen waarvan de in de basisadministratie vermelde gegevens voldoen aan de in het autorisatiebesluit genoemde voorwaarden, gevolgd door de verstrekking van de wijzigingen die zich voordoen in deze gegevens (spontane verstrekkingen);

    2°. de eenmalige of periodieke verstrekking van de in een autorisatiebesluit vermelde gegevens over personen waarvan de in de basisadministratie vermelde gegevens voldoen aan de in het autorisatiebesluit genoemde voorwaarden (selectie- en conditionele verstrekkingen);

    3°. de verstrekking op verzoek van de afnemer, van gegevens welke deel uitmaken van de in een autorisatiebesluit vermelde gegevens over personen die deel uitmaken van de in het autorisatiebesluit bepaalde categorie van personen (verstrekkingen ad hoc);

    b. verstrekkingen uit het vestigingsregister: de verstrekking op verzoek van de afnemer, van gegevens welke deel uitmaken van de in een autorisatiebesluit vermelde gegevens over personen die deel uitmaken van de in het autorisatiebesluit bepaalde categorie van personen (verstrekkingen ad hoc).

  • 3. De systeembeschrijving geeft tevens een beschrijving van de gevallen waarin bijzondere gegevens, administratieve gegevens of administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens worden vernietigd, of worden verwijderd uit de basisadministratie of uit het vestigingsregister.

  • 4. De systeembeschrijving geeft tevens een beschrijving van de verzending en de ontvangst van berichten over het netwerk in verband met de in artikel 58 van de wet bedoelde mededeling over het verblijfsrecht en de in artikel 59 van de wet bedoelde mededeling van het sociaal-fiscaal nummer.

  • 5. De systeembeschrijving geeft tevens een beschrijving van:

    a. de verzending en ontvangst van de algemene, bijzondere en verwijsgegevens aan een verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba, bedoeld in artikel 100a van de wet.

    b. de verwerking van mededelingen van een verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba, bedoeld in artikel 113, eerste lid, onder b, van de wet.

  • 6. De beschrijving omvat in ieder geval de in artikel 13 en in de paragrafen 2, 4, en 6 van deze afdeling genoemde onderwerpen.

Artikel 13
  • 1. Onze Minister stelt de inhoud vast van de in de systeembeschrijving beschreven tabellen ten behoeve van de ordening en de codering van de gegevens in de basisadministraties en in het vestigingsregister.

  • 2. Onze Minister stelt de inhoud vast van de in de systeembeschrijving beschreven tabel ten behoeve van:

    a. de op grond van artikel 12, tweede lid, beschreven verstrekkingen uit de basisadministraties en uit het vestigingsregister;

    b. de in artikel 115, tweede lid, van de wet bedoelde verstrekking van inlichtingen door de colleges van burgemeester en wethouders.

Artikel 14

De vaststelling van de tabelgegevens ten behoeve van de op grond van artikel 12, tweede lid, beschreven verstrekkingen uit de basisadministraties en uit het vestigingsregister, geschiedt op grond van de desbetreffende autorisatiebesluiten.

Paragraaf 2. De inrichting en werking van de basisadministraties
Artikel 15

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie neemt de in de basisadministratie op te nemen gegevens op in het gemeentelijke geautomatiseerde systeem, op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

Artikel 16

De verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in een basisadministratie neemt de door Onze Minister aan hem verstrekte tabelgegevens op in het gemeentelijke geautomatiseerde systeem op een wijze die overeenkomt met de systeembeschrijving.

Artikel 17
  • 1. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie draagt zorg dat de gegevens die ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de wet in het gemeentelijke geautomatiseerde systeem zijn opgenomen, met behulp van het geautomatiseerde systeem beschikbaar blijven op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving, totdat zij op grond van het bepaalde bij of krachtens de wet moeten worden vernietigd of uit de basisadministratie moeten worden verwijderd.

  • 2. De verantwoordelijke, bedoeld in het eerste lid, vernietigt de gegevens, of verwijdert deze uit de basisadministratie, op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

Artikel 18

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie draagt zorg dat het gemeentelijke geautomatiseerde systeem in overeenstemming met de systeembeschrijving geautomatiseerd berichten over het netwerk verzendt en ontvangt ten behoeve van:

a. de inschrijving en de uitschrijving;

b. de verwerking van algemene gegevens en van administratieve gegevens;

c. de verwerking van verwijsgegevens en van administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens;

d. de op grond van artikel 12, tweede lid, beschreven verstrekkingen uit de basisadministratie.

Artikel 19
  • 1. De verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in een basisadministratie draagt zorg dat het gemeentelijke geautomatiseerde systeem in overeenstemming met de systeembeschrijving in verband met de verzending en de ontvangst van berichten ten behoeve van de in artikel 18, onder a tot en met d, bedoelde handelingen:

    a. geautomatiseerd berichten op optische schijf of magneetschijf vastlegt;

    b. geautomatiseerd berichten ontvangt die op optische schijf of magneetschijf zijn vastgelegd.

  • 2. De verantwoordelijke, bedoeld in het eerste lid, draagt zorg dat hij de optische schijf of de magneetschijf verzendt of in ontvangst neemt op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

Artikel 20

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie draagt zorg dat het gemeentelijke geautomatiseerde systeem een vrij bericht over het netwerk verzendt en ontvangt op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

Artikel 21

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie stelt Onze Minister op de hoogte van de voorvallen die optreden bij de verzending en de ontvangst van berichten, bedoeld in de artikelen 18 tot en met 20, voor zover de voorvallen op grond van de systeembeschrijving voor melding in aanmerking komen.

Artikel 22

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie draagt zorg dat wordt voldaan aan de in de systeembeschrijving beschreven minimale eisen ten aanzien van de beschikbaarheid en de verwerkingstijden van het gemeentelijke geautomatiseerde systeem.

Artikel 23

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie draagt zorg voor de uitvoering van de in de systeembeschrijving beschreven procedures voor het bewaren en het herstellen van gegevens.

Artikel 24

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie draagt zorg dat in overeenstemming met de systeembeschrijving aantekening wordt gehouden van het gebruik dat van het gemeentelijke geautomatiseerde systeem is gemaakt.

Artikel 25

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie draagt zorg dat in overeenstemming met de systeembeschrijving uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 78, eerste en vijfde lid, 79, eerste, tweede en derde lid, 88, derde lid, 103, tweede en derde lid en 104, eerste lid, van de wet.

Artikel 26

De artikelen 27 en 28 zijn uitsluitend van toepassing op de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie van een gemeente ten aanzien waarvan een herindelingsregeling als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Wet algemene regels herindeling is vastgesteld.

Artikel 27

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie draagt zorg dat de uitschrijving en de inschrijving, bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de Wet algemene regels herindeling, geschieden op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

Artikel 28

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie van een gemeente die op grond van een herindelingsregeling wordt opgeheven, draagt zorg dat:

a. de in de basisadministratie opgenomen persoonslijsten van personen die anders dan als ingezetene zijn ingeschreven,

b. de in de basisadministratie opgenomen persoonslijsten van personen die als ingezetene zonder adres zijn ingeschreven, en

c. de in de basisadministratie opgenomen verwijsgegevens, worden overgedragen aan de gemeente, bedoeld in artikel 71, derde lid, van de Wet algemene regels herindeling, op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

Artikel 29

Het gemeentelijke geautomatiseerde systeem stelt de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie in staat om in overeenstemming met de systeembeschrijving uitvoering te geven aan de in de artikelen 15 tot en met 28 bedoelde taken.

Artikel 30

Het gemeentelijke geautomatiseerde systeem biedt de in de systeembeschrijving beschreven voorzieningen ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in de artikelen 9, 11 en 13 van de wet.

Paragraaf 3. De beveiliging van de basisadministraties
Artikel 31

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie draagt zorg voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de in de basisadministratie vermelde gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:

a. maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de verantwoordelijke;

b. maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waar in de basisadministratie vermelde gegevens aanwezig zijn;

c. maatregelen gericht op een deugdelijke werking en beveiliging van de apparatuur en programmatuur die het gemeentelijke geautomatiseerde systeem vormen;

d. maatregelen gericht op het beheer van de gegevens die in de basisadministratie zijn vermeld;

e. maatregelen voor het geval de geheimhouding van in de basisadministratie vermelde gegevens is geschaad;

f. maatregelen bij calamiteiten.

Paragraaf 4. De verzending en de ontvangst van berichten door buitengemeentelijke afnemers
Artikel 32
  • 1. De buitengemeentelijke afnemer draagt zorg dat zijn geautomatiseerde systeem in overeenstemming met de systeembeschrijving geautomatiseerd berichten over het netwerk verzendt en ontvangt ten behoeve van de op grond van artikel 12, tweede lid, beschreven verstrekkingen uit de basisadministraties en uit het vestigingsregister.

  • 2. De buitengemeentelijke afnemer draagt zorg dat zijn geautomatiseerde systeem een vrij bericht over het netwerk verzendt en ontvangt op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

  • 3. De in het eerste en het tweede lid bedoelde verplichtingen zijn slechts van toepassing indien de buitengemeentelijke afnemer een toestemming heeft tot uitvoering van de regels, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet en voor zover de desbetreffende wijzen van systematische gegevensverstrekking zijn vastgelegd in het autorisatiebesluit.

Artikel 33
  • 1. De buitengemeentelijke afnemer draagt zorg dat zijn geautomatiseerde systeem in overeenstemming met de systeembeschrijving ten behoeve van de op grond van artikel 12, tweede lid, beschreven verstrekkingen uit de basisadministraties:

    a. geautomatiseerd berichten op optische schijf of magneetschijf vastlegt;

    b. geautomatiseerd berichten ontvangt die op optische schijf of magneetschijf zijn vastgelegd.

  • 2. De buitengemeentelijke afnemer draagt zorg dat hij de optische schijf of de magneetschijf verzendt of in ontvangst neemt op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

  • 3. De verplichtingen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, zijn slechts van toepassing voor zover de in deze leden bedoelde wijze van verzending en ontvangst van berichten en de desbetreffende wijzen van systematische gegevensverstrekking in het autorisatiebesluit zijn vastgelegd.

Artikel 34

(vervallen)

Artikel 35

De buitengemeentelijke afnemer stelt Onze Minister op de hoogte van voorvallen die optreden bij de verzending en de ontvangst van berichten, bedoeld in de artikelen 32 en 33, voor zover de voorvallen op grond van de systeembeschrijving voor melding in aanmerking komen.

Artikel 36

De buitengemeentelijke afnemer draagt zorg dat wordt voldaan aan de in de systeembeschrijving beschreven minimale eisen ten aanzien van de beschikbaarheid en de verwerkingstijden van het geautomatiseerde systeem van de afnemer.

Artikel 37
  • 1. Het geautomatiseerde systeem van de afnemer stelt de buitengemeentelijke afnemer in staat om in overeenstemming met de systeembeschrijving uitvoering te geven aan de in de artikelen 32 tot en met 36 bedoelde taken.

  • 2. Indien ten aanzien van de afnemer geen autorisatiebesluit is genomen en de afnemer een formulier als bedoeld in artikel 66 heeft ingediend, zijn de eisen aan het geautomatiseerde systeem met betrekking tot de uitvoering van de in artikel 32, eerste en tweede lid, en artikel 33, eerste lid, bedoelde taken slechts van toepassing voor zover de desbetreffende wijzen van verzending en ontvangst van berichten en de desbetreffende wijzen van systematische gegevensverstrekking in het formulier zijn aangegeven.

  • 3. Indien ten aanzien van de afnemer geen autorisatiebesluit is genomen en de afnemer niet een formulier als bedoeld in artikel 66 heeft ingediend, zijn de eisen aan het geautomatiseerde systeem met betrekking tot de uitvoering van de in artikel 32, eerste en tweede lid, en artikel 33, eerste lid, bedoelde taken van toepassing.

Artikel 38

Het geautomatiseerde systeem van de afnemer biedt de in de systeembeschrijving beschreven voorzieningen ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in de artikelen 18 en 20 van de wet.

Paragraaf 5. Het verschaffen van inlichtingen over apparatuur en programmatuur
Artikel 39
  • 1. Onze Minister stelt regels omtrent het verschaffen van inlichtingen door:

    a. de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie in verband met het aanbrengen van een verandering in de wijze van uitvoering van de regels, bedoeld in artikel 6 van de wet;

    b. de buitengemeentelijke afnemer in verband met het aanbrengen van een verandering in de wijze van uitvoering van de regels, bedoeld in artikel 16 van de wet.

  • 2. Daarbij regelt hij in ieder geval de verplichtingen om inlichtingen te verschaffen omtrent het aanbrengen van wijzigingen in de apparatuur en programmatuur die het gemeentelijke geautomatiseerde systeem of het geautomatiseerde systeem van de afnemer vormen.

Paragraaf 6. De mededelingen over het verblijfsrecht en het sociaal-fiscaal nummer
Artikel 40
  • 1. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in het vreemdelingenadministratiesysteem, draagt zorg dat de in artikel 58 van de wet bedoelde mededeling over het verblijfsrecht van de vreemdeling in overeenstemming met de systeembeschrijving geautomatiseerd over het netwerk wordt ontvangen en verzonden.

  • 2. Onze Minister van Financiën draagt zorg dat zijn geautomatiseerde systeem berichten in verband met de in artikel 59 van de wet bedoelde mededeling van het sociaal-fiscaal nummer geautomatiseerd over het netwerk verzendt en ontvangt in overeenstemming met de systeembeschrijving.

Artikel 40a

De in artikel 34, tweede lid, en bijlage I, onderdeel 5, van de wet bedoelde algemene gegevens over het verblijfsrecht van een vreemdeling zijn vermeld in bijlage 1a bij dit besluit.

Paragraaf 7. Overige bepalingen
Artikel 41

Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de onderwerpen die geregeld zijn in deze afdeling.

Artikel 42

De regels, bedoeld in artikel 41 en de systeembeschrijving worden niet vastgesteld dan nadat de deelnemers aan het gebruikersoverleg de gelegenheid is geboden hun zienswijze omtrent het desbetreffende voorstel naar voren te brengen.

Artikel 43
  • 1. De systeembeschrijving wordt niet gewijzigd dan nadat door Onze Minister na overleg met de deelnemers aan het gebruikersoverleg overeenkomstig bijlage 1b een tegemoetkoming is vastgesteld in de kosten die de gemeenten in verband met de wijziging moeten maken, voor zover deze kosten in redelijkheid niet ten laste van de gemeenten kunnen komen.

  • 2. De ingevolge het eerste lid vastgestelde tegemoetkoming in de kosten wordt overeenkomstig bijlage 1c in rekening gebracht bij de betrokken afnemers, tenzij reeds anderszins in vergoeding van de kosten is voorzien.

Artikel 44

Van de bevoegdheid tot het wijzigen van de systeembeschrijving, met uitzondering van wijzigingen waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 13 of 22 van de wet, kan mandaat worden verleend aan een functionaris van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 45

De bepalingen in deze afdeling over een buitengemeentelijke afnemer zijn van overeenkomstige toepassing op een bijzondere derde, met dien verstande dat als de bepaling spreekt over het geautomatiseerde systeem van de afnemer, dit betrekking heeft op het geautomatiseerde systeem waarmee de bijzondere derde uitvoering wil geven, of uitvoering geeft, aan de regels, bedoeld in artikel 16 van de wet.

Artikel 46

Onze Minister kan regels stellen omtrent de bewaring van geschriften en andere bescheiden, ongeacht hun vorm, die de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie gebruikt of heeft gebruikt in verband met de verwerking van gegevens in de basisadministratie.

AFDELING 5. DE TOESTEMMING

Artikel 47
  • 1. Onze Minister stelt de tijdstippen vast, bedoeld in de artikelen 6, tweede lid, en 8, eerste lid, van de wet.

  • 2. Onze Minister gaat niet over tot vaststelling van een tijdstip dan nadat de deelnemers aan het gebruikersoverleg de gelegenheid is geboden hun zienswijze omtrent het desbetreffende voorstel naar voren te brengen.

  • 3. Een tijdstip wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 48
  • 1. Bij de indiening van een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 7 of artikel 17 van de wet maakt het college van burgemeester en wethouders, de buitengemeentelijke afnemer of de bijzondere derde gebruik van een door Onze Minister vastgesteld formulier.

  • 2. Een verzoek om toestemming dat op grond van artikel 22 van het Besluit voorbereiding gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingediend, wordt aangemerkt als een verzoek dat is ingediend overeenkomstig het eerste lid.

Artikel 49

Bij de indiening van een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 13 of artikel 22 van de wet maakt het college van burgemeester en wethouders, de buitengemeentelijke afnemer of de bijzondere derde gebruik van een door Onze Minister vastgesteld formulier.

AFDELING 6. DE BEWERKER

Artikel 50

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder persoonsgegevens: de door de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in een basisadministratie aan de bewerker voor het verrichten van de werkzaamheden ter beschikking gestelde persoonsgegevens en de door de bewerker daaruit afgeleide persoonsgegevens.

Artikel 51
  • 1. De door de bewerker te verrichten werkzaamheden worden vastgelegd in een door het college van burgemeester en wethouders en de bewerker te sluiten schriftelijke overeenkomst.

  • 2. De bewerker verbindt zich in de overeenkomst te handelen in overeenstemming met de in de artikelen 52 en 53 gestelde eisen.

Artikel 52

De bewerker voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

a. de bewerker maakt de persoonsgegevens uitsluitend dienstbaar aan de in de overeenkomst vastgelegde werkzaamheden;

b. bij het verrichten van de werkzaamheden handelt de bewerker in overeenstemming met de in en krachtens de wet gegeven voorschriften;

c. de bewerker stelt het college van burgemeester en wethouders in de gelegenheid toezicht op het naleven van de overeenkomst uit te oefenen, waarbij hij de medewerking verleent die hem door dat college wordt verzocht;

d. op vordering van het college van burgemeester en wethouders schort de bewerker de werkzaamheden op en stelt hij de persoonsgegevens ter beschikking van dat college;

e. indien de bewerker werkzaamheden voor een college van burgemeester en wethouders verricht, besteedt hij deze slechts uit aan een andere bewerker, voor zover de aan dat college verleende machtiging dit uitdrukkelijk toestaat.

Artikel 53
  • 1. De bewerker draagt tevens zorg voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter verzekering van de deugdelijke uitvoering van zijn werkzaamheden, de beveiliging van de gegevensbestanden en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:

    a. maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de bewerker;

    b. maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten, in gebruik bij de bewerker, waar persoonsgegevens aanwezig zijn;

    c. maatregelen gericht op een deugdelijke werking en beveiliging van de apparatuur en programmatuur die het gemeentelijke geautomatiseerde systeem vormen;

    d. maatregelen gericht op het beheer van persoonsgegevens;

    e. maatregelen voor het geval de geheimhouding van de persoonsgegevens is geschaad;

    f. maatregelen bij calamiteiten.

  • 2. Onze Minister stelt nadere eisen aan de in het eerste lid bedoelde voorzieningen.

AFDELING 7. DE PERIODIEKE AUDIT

Artikel 53a
  • 1. Onze Minister draagt ten behoeve van de uitvoering van de audit zorg voor een evenwichtige verdeling van de gemeenten over zes tijdvakken van elk zes maanden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders laat de audit uitvoeren binnen het voor de desbetreffende gemeente vastgestelde tijdvak.

  • 3. De verdeling van de gemeenten ingevolge het eerste lid, wordt niet vastgesteld dan nadat de betrokken gemeenten de gelegenheid hebben gehad hun zienswijze omtrent het desbetreffende voorstel naar voren te brengen. De verdeling wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 53b
  • 1. Bij ministeriële regeling worden de vereisten vastgesteld, waaraan een bedrijf, bedoeld in artikel 120a, tweede lid, van de wet, moet voldoen.

  • 2. De vereisten betreffen in ieder geval:

    a. de organisatorische en administratieve inrichting van het bedrijf;

    b. de voor het uitvoeren van de audit benodigde kennis.

  • 3. Voordat een aanwijzing, bedoeld in artikel 120a, tweede lid, van de wet, wordt gegeven, wordt getoetst of aan de krachtens het eerste lid gestelde vereisten is voldaan. Periodiek wordt getoetst of een aangewezen bedrijf nog voldoet aan de gestelde vereisten.

  • 4. De aan een toets verbonden kosten komen voor rekening van het desbetreffende bedrijf.

  • 5. Een aanwijzing wordt ingetrokken indien blijkt dat een bedrijf niet langer voldoet aan de gestelde vereisten.

Artikel 53c
  • 1. Bij ministeriële regeling wordt omtrent de audit in ieder geval bepaald:

    a. de wijze van uitvoering van het inhoudelijke deel van de audit, betreffende de in de basisadministratie opgenomen persoonsgegevens;

    b. de wijze van uitvoering van het procesdeel van de audit, betreffende de procedures voor het bewaren en het herstellen van gegevens en de beveiliging van de basisadministratie;

    c. de wijze van uitvoering van het privacydeel van de audit, betreffende de wijze waarop de gemeente aan de privacybescherming van de ingeschrevenen in de basisadministratie vorm geeft;

    d. de beoordelingscriteria en de maximaal toegestane afwijkingspercentages;

    e. in welke gevallen, op welke onderdelen en op welke wijze een heraudit moet worden uitgevoerd;

    f. de wijze van rapporteren aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. De auditresultaten worden opgenomen in een rapportage waarvan de bij ministeriële regeling bepaalde onderdelen door het college van burgemeester en wethouders in afschrift aan Onze Minister worden gezonden. De vergoeding, bedoeld in artikel 120a, vierde lid, van de wet, vindt niet plaats dan nadat het afschrift door Onze Minister is ontvangen.

Artikel 53d

Onze Minister kan nadere regels van technische en administratieve aard stellen in verband met de uitvoering van de audit.

HOOFDSTUK 2. DE VERWERKING VAN GEGEVENS IN DE BASISADMINISTRATIE

Paragraaf 1. De categorieën van personen die niet in aanmerking komen voor inschrijving

Artikel 54
  • 1. Niet voor inschrijving in aanmerking komen:

    a. de in Nederland hun dienst uitoefenende militairen behorend tot de krijgsmacht van een vreemde mogendheid, aangesloten bij de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie;

    b. de in Nederland hun dienst uitoefenende leden van het burgerpersoneel, die in dienst zijn bij de krijgsmacht van een vreemde mogendheid als bedoeld onder a, of die in dienst zijn van een hoofdkwartier als bedoeld in artikel 3 van het Protocol nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantische Verdrag (Trb. 1953, 11) en beschikken over een door het hoofdkwartier afgegeven identiteitsbewijs;

    c. de echtgenoten van personen op wie onderdeel a of b van toepassing is;

    d. de inwonende minderjarige kinderen van personen op wie onderdeel a, b of c van toepassing is.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten.

  • 3. Het eerste lid, aanhef en onder b, c, en d is niet van toepassing ten aanzien van:

    a. personen die reeds gedurende een jaar als ingezetene zijn ingeschreven;

    b. personen die geen onderdaan zijn van een staat welke is aangesloten bij de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie;

    c. staatloze personen.

Artikel 55
  • 1. Gedurende de eerste zes maanden van het verblijf in Nederland komen niet voor inschrijving in aanmerking vreemdelingen die geen toelating hebben tot Nederland en verblijven in een opvangcentrum.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het verblijf in Nederland aanvangt door geboorte en omtrent betrokkene door een ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland een geboorteakte is opgemaakt.

  • 3. Onder een opvangcentrum als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: een door het Rijk beschikbaar gestelde accommodatie die uitsluitend bestemd is voor het bieden van tijdelijke opvang aan vreemdelingen.

Paragraaf 2. Verplichtingen van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot personen die niet in aanmerking komen voor inschrijving

Artikel 56

Een persoon ten aanzien van wie het college van burgemeester en wethouders kennis heeft gekregen van de omstandigheid dat hij behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 54 of artikel 55, wordt niet ingeschreven.

Artikel 57

Een persoon ten aanzien van wie het college van burgemeester en wethouders kennis heeft gekregen van de omstandigheid dat hij behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 54, terwijl hij reeds is ingeschreven, wordt aangemerkt als een ingeschrevene die wegens zijn vertrek uit Nederland niet als ingezetene is ingeschreven.

Paragraaf 3. De bijzondere gevallen waarin de verplichting tot aangifte van vertrek niet van toepassing is

Artikel 58
  • 1. Niet verplicht tot het doen van aangifte van vertrek is de ingezetene die vanaf het tijdstip van het vertrek uit Nederland naar redelijke verwachting niet langer dan twee jaar buiten Nederland verblijft en die gedurende zijn verblijf buiten Nederland vaart aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft.

  • 2. Het eerste lid is alleen van toepassing indien de betrokkene gedurende zijn verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland.

Paragraaf 4. De bijzondere gegevens, de administratieve gegevens en de administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens

Artikel 59
  • 1. De in artikel 34, eerste lid, onder b, van de wet bedoelde bijzondere gegevens zijn vermeld in bijlage 2 bij dit besluit.

  • 2. De in artikel 34, eerste lid, onder c, van de wet bedoelde administratieve gegevens zijn vermeld in bijlage 3 bij dit besluit.

  • 3. De in artikel 35, eerste lid, onder b, van de wet bedoelde administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens zijn vermeld in bijlage 4 bij dit besluit.

  • 4. De bijzondere gegevens, de administratieve gegevens en de administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens worden vernietigd of uit de basisadministratie verwijderd in de gevallen, beschreven in de systeembeschrijving.

Paragraaf 5. De gevallen waarin het sociaal-fiscaal nummer niet als verwijsgegeven wordt opgenomen

Artikel 60

Onze Minister bepaalt de gevallen waarin de in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de wet bedoelde gegevens over het sociaal-fiscaal nummer niet in de basisadministratie worden opgenomen.

Paragraaf 6. De verzending van afschriften aan de korpschef

Artikel 61
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders zendt een afschrift van een beslissing als bedoeld in artikel 83 van de wet om op grond van artikel 37, tweede lid, van de wet gegevens over een huwelijk, een geregistreerd partnerschap, een erkenning, of de geboortedatum van de betrokken persoon niet in de basisadministratie op te nemen, aan de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet.

  • 2. Het eerste lid is slechts van toepassing indien de in dat lid bedoelde gegevens betrekking hebben op een vreemdeling.

Paragraaf 7. De verplichting tot terugmelding

Artikel 62
  • 1. Onze Minister wijst de buitengemeentelijke afnemers aan die aan het college van burgemeester en wethouders de in artikel 62, eerste lid, van de wet bedoelde inlichtingen verschaffen.

  • 2. Een buitengemeentelijke afnemer die op grond van het eerste lid is aangewezen, doet van door hem geconstateerde afwijkingen tussen:

    a. gegevens verstrekt uit de basisadministratie en gegevens waarvan hij op andere wijze kennis heeft gekregen;

    b. gegevens verstrekt uit verschillende basisadministraties, mededeling aan de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de desbetreffende basisadministratie.

  • 3. Onze Minister kan regels stellen omtrent de gevallen waarin en de wijze waarop mededeling wordt gedaan.

Artikel 63
  • 1. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie stelt de buitengemeentelijke afnemer die een mededeling heeft gedaan als bedoeld in artikel 62, zo spoedig mogelijk na de mededeling er van in kennis of hij naar aanleiding van de mededeling gegevens in de basisadministratie heeft verbeterd, aangevuld of verwijderd.

  • 2. Indien de kennisgeving niet binnen acht weken na de mededeling kan worden gedaan, stelt de verantwoordelijke, bedoeld in het eerste lid, de buitengemeentelijke afnemer daarvan op de hoogte.

Paragraaf 8. Bijwerking opgeschorte persoonslijst

Artikel 63a

Op de persoonslijst van een ingeschreven vreemdeling die geen ingezetene is in verband met het vertrek uit Nederland, worden nieuwe algemene gegevens over het verblijfsrecht opgenomen betreffende feiten die zich hebben voorgedaan in de tijd dat hij geen ingezetene meer is.

Paragraaf 9. Inschrijving van personen afkomstig uit de Nederlandse Antillen of Aruba

Artikel 63b

Aan de in artikel 113, eerste lid, onder b, van de wet bedoelde mededeling van een verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba, worden de noodzakelijke gegevens ontleend voor de inschrijving als ingezetene in de basisadministratie.

HOOFDSTUK 3. DE VERSTREKKING VAN GEGEVENS UIT DE BASISADMINISTRATIE

Paragraaf 1. De systematische verstrekking van gegevens uit de basisadministraties aan buitengemeentelijke afnemers

Artikel 64
  • 1. De in artikel 91, eerste lid, van de wet bedoelde wijzen van systematisch verstrekken van gegevens uit de basisadministraties aan buitengemeentelijke afnemers betreffen, behoudens het tweede lid, de wijzen die op grond van artikel 12, tweede lid, zijn beschreven in de systeembeschrijving.

  • 2. Op grond van een gezamenlijk verzoek van gemeenten en van een buitengemeentelijke afnemer, kan Onze Minister bepalen dat de systematische verstrekking van gegevens uit de basisadministraties door deze gemeenten aan de afnemer op een andere wijze plaatsvindt. Het autorisatiebesluit bepaalt in dat geval op welke wijze de systematische verstrekking plaatsvindt.

Artikel 65
  • 1. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie weigert de verstrekking van gegevens uit de basisadministratie aan een buitengemeentelijke afnemer als de verstrekking geen grond vindt in een autorisatiebesluit en het de verstrekking op een van de volgende wijzen betreft:

    a. de verstrekking van gegevens zodra zich een wijziging voordoet in gegevens over door de afnemer aangegeven personen;

    b. de eenmalige of periodieke verstrekking van gegevens over personen waarvan de gegevens voldoen aan door de afnemer aangegeven voorwaarden.

  • 2. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie kan weigeren gegevens uit de basisadministratie te verstrekken aan een buitengemeentelijke afnemer als de verstrekking geen grond vindt in een autorisatiebesluit en het aantal verstrekkingen per jaar aan de afnemer, naar redelijke verwachting van die verantwoordelijke, boven een door Onze Minister te bepalen maatstaf zal liggen.

Artikel 66

Bij de indiening van een verzoek tot het nemen van een autorisatiebesluit maakt de buitengemeentelijke afnemer gebruik van een door Onze Minister vastgesteld formulier.

Paragraaf 2. De verstrekking van gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden.

Artikel 67
  • 1. Uit een basisadministratie en uit het vestigingsregister worden slechts gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden verstrekt voor zover:

    a. het verzoek daartoe is gedaan door een instelling, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, een onderzoeksafdeling van een bestuursorgaan of een onderzoeksbureau,

    b. het onderzoek een algemeen belang dient,

    c. de verwerking voor het betreffende onderzoek noodzakelijk is,

    d. de verzoeker heeft aangetoond dat de nodige voorzieningen zijn getroffen ten einde te verzekeren dat de verdere verwerking van de verstrekte gegevens uitsluitend geschiedt ten behoeve van het onderzoek en dat ook overigens is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad, en

    e. de gegevens slechts in geanonimiseerde vorm aan derden beschikbaar worden gesteld, tenzij de ingeschrevene uitdrukkelijk met de voorgenomen openbaarmaking van de hem betreffende gegevens heeft ingestemd.

  • 2. Onze Minister kan in een autorisatiebesluit bepalen dat de verstrekking van gegevens als bedoeld in het eerste lid op systematische wijze plaatsvindt.

  • 3. Onze Minister maakt slechts gebruik van zijn bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, voor zover:

    a. het bureau of de instelling heeft aangetoond dat het voor een goede uitvoering van het onderzoek noodzakelijk is dat de verstrekking op systematische wijze plaatsvindt,

    b. aan de voorwaarden, genoemd in het eerste lid, is voldaan, en

    c. het College bescherming persoonsgegevens over het verzoek is gehoord.

  • 4. De verstrekking van gegevens uit de basisadministratie en uit het vestigingsregister aan het Centraal Bureau voor de Statistiek geschiedt overeenkomstig hetgeen bij en krachtens de wet is bepaald ten aanzien van buitengemeentelijke afnemers.

Artikel 68
  • 1. De ambtenaar van de burgerlijke stand bij wie aangifte is gedaan van een levenloos geboren of voor de aangifte overleden kind verstrekt, indien ten aanzien van dat kind geen geboorteakte wordt opgemaakt, aan het college van burgemeester en wethouders van zijn gemeente zo spoedig mogelijk de door het Centraal Bureau voor de Statistiek benodigde gegevens betreffende dat kind.

  • 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt bij de in het eerste lid bedoelde gegevensverstrekking gebruik van een formulier, waarvan het model als bijlage 5 bij dit besluit is gevoegd.

  • 3. Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, regels stellen omtrent de verzending van de gegevens aan het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Paragraaf 2a. De systematische verstrekking van gegevens uit de basisadministratie aan bijzondere derden

Artikel 68a
  • 1. Onze Minister kan in een autorisatiebesluit bepalen dat op systematische wijze gegevens worden verstrekt uit de basisadministratie aan een bijzondere derde.

  • 2. Onze Minister maakt slechts gebruik van zijn bevoegdheid voor zover:

    a. de gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de bijzondere derde, en

    b. het voor de goede vervulling van de taak noodzakelijk is dat de verstrekking op systematische wijze plaatsvindt.

Artikel 68b

Bijzondere derde als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van de wet is:

a. een pensioenfonds als bedoeld in bijlage 5a, onder a, bij dit besluit, voor zover de behoefte van het fonds aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in de uitvoering van een algemeen verbindend voorschrift met betrekking tot een pensioenvoorziening;

b. een verzekeraar als bedoeld in bijlage 5a, onder b, bij dit besluit, voor zover de behoefte van de verzekeraar aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in de uitvoering van pensioenregelingen, waarmee de verzekeraar overeenkomstig een wettelijke regeling betreffende pensioenvoorzieningen is belast;

c. een spaarfonds als bedoeld in bijlage 5a, onder c, bij dit besluit, voor zover de behoefte van het fonds aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in de uitvoering van een algemeen verbindend voorschrift met betrekking tot een spaarregeling die is gericht op een uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening;

d. een fonds tot uitvoering van een regeling inzake vervroegd uittreden, als bedoeld in bijlage 5a, onder d, bij dit besluit, voor zover de behoefte van het fonds aan gegevens uit de basisadministraties voortvloeit uit:

1°. de uitvoering van een algemeen verbindend voorschrift inzake vervroegd uittreden, of

2°. de verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens met betrekking tot een regeling inzake vervroegd uittreden;

e. een kredietinstelling als bedoeld in bijlage 5a, onder e, bij dit besluit, voor zover de behoefte van de instelling aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in het honoreren van aanspraken van gerechtigden op, al dan niet op termijn, opvorderbare gelden;

f. een effecteninstelling als bedoeld in bijlage 5a, onder f, bij dit besluit, voor zover de behoefte van de instelling aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in het honoreren van aanspraken van gerechtigden op geld of effecten;

g. een verzekeraar als bedoeld in bijlage 5a, onder g, bij dit besluit, voor zover de behoefte van de verzekeraar aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in het honoreren van aanspraken van gerechtigden op een uitkering of dienst;

h. een beleggingsinstelling als bedoeld in bijlage 5a, onder h, bij dit besluit, voor zover de behoefte van de instelling aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in het honoreren van aanspraken van gerechtigden op geld of effecten.

Artikel 68c
  • 1. Bijzondere derde als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van de wet is de Stichting Interkerkelijke Leden-Administratie, voor zover de behoefte van de stichting aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in de verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens betreffende de leden van de kerkgenootschappen en andere genootschappen op geestelijke grondslag, die gebruik maken van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde faciliteiten.

  • 2. Onze Minister maakt ten aanzien van de bijzondere derde, genoemd in het eerste lid, slechts gebruik van de in artikel 68a bedoelde bevoegdheid indien:

    a. de bijzondere derde haar faciliteiten waarmee kerkgenootschappen of andere genootschappen op geestelijke grondslag in staat worden gesteld hun ledenadministraties met behulp van gegevens uit de basisadministraties bij te houden, op gelijke voet ter beschikking stelt aan ieder kerkgenootschap of ander genootschap op geestelijke grondslag, dat van die faciliteiten gebruik wenst te maken;

    b. de kerkgenootschappen en andere genootschappen op geestelijke grondslag die gebruik maken van de in onderdeel a bedoelde faciliteiten, op gelijke voet deel uit kunnen maken van de organen van de bijzondere derde indien zij daartoe de wens uiten;

    c. in de statuten van de bijzondere derde de in de onderdelen a en b genoemde voorwaarden zijn vastgelegd; en

    d. een zodanig aantal kerkgenootschappen of andere genootschappen op geestelijke grondslag gebruik maakt van de in onderdeel a bedoelde faciliteiten van de bijzondere derde, dat de ten behoeve van de gegevensverstrekking aan de bijzondere derde te plaatsen codering op de persoonslijst van een ingeschrevene niet is te herleiden tot het kerkgenootschap of ander genootschap op geestelijke grondslag, waartoe de ingeschrevene behoort.

  • 3. Onze Minister beperkt zich bij de bepaling van de algemene gegevens en de verwijsgegevens die worden verstrekt aan de bijzondere derde, bedoeld in het eerste lid, tot de gegevens die in artikel 99, tweede lid, van de wet zijn omschreven.

Artikel 68c1

Bijzondere derden als bedoeld in artikel 99, derde lid, van de wet zijn:

a. een rechtspersoon die het krachtens artikel 1p van de Ziekenfondswet gesubsidieerde bevolkingsonderzoek naar borstkanker of baarmoederhalskanker verricht, voor zover de behoefte van de rechtspersoon aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de uitvoering van dat bevolkingsonderzoek;

b. een rechtspersoon die in verband met zijn werkzaamheden op het terrein van de maatschappelijke hulpverlening als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van het Besluit verantwoordelijkheidstoedeling welzijnsbeleid van rijkswege subsidie ontvangt, voor zover de behoefte van de rechtspersoon aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van het opsporen van personen in het kader van de gesubsidieerde werkzaamheden.

c. een ingevolge artikel 1 van de Wet tarieven gezondheidszorg aangewezen instelling voor gezondheidszorg, voor zover de behoefte van de instelling aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de gezondheidszorgverlening aan patiënten, binnen een ziekenhuisvoorziening als bedoeld in artikel 1 van de Wet ziekenhuisvoorzieningen.

Artikel 68d
  • 1. De bijzondere derde, genoemd in artikel 99, vierde lid, van de wet is slechts bijzondere derde, voor zover de behoefte van de derde aan gegevens uit de basisadministraties haar grond vindt in de verwerking van persoonsgegevens betreffende overleden personen.

  • 2. Onze Minister maakt ten aanzien van de bijzondere derde, bedoeld in het eerste lid, slechts gebruik van de in artikel 68a bedoelde bevoegdheid indien:

    a. de bijzondere derde ten aanzien van de verwerking, bedoeld in het eerste lid, een regeling heeft getroffen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

    b. de verwerking van de uit de basisadministratie verkregen gegevens van een in leven zijnde persoon op schriftelijk verzoek onverwijld door de bijzondere derde wordt beëindigd; en

    c. in de regeling, bedoeld in onderdeel a, de in onderdeel b genoemde voorwaarde is vastgelegd.

Artikel 68e

De systematische verstrekking van gegevens uit de basisadministraties op grond van artikel 99 van de wet vindt slechts plaats op de wijzen die op grond van artikel 12, tweede lid, zijn beschreven in de systeembeschrijving. Onze Minister kan, in afwijking van het hiervoor gestelde, ten aanzien van de in artikel 68b, onder e tot en met h, en artikel 68c1, onder b, bedoelde bijzondere derden, bij het nemen van een autorisatiebesluit bepalen dat de systematische verstrekking van gegevens uit de basisadministratie op een in dat besluit beschreven andere wijze plaatsvindt.

Artikel 68f

Bij de indiening van een verzoek tot het nemen van een autorisatiebesluit maakt de bijzondere derde gebruik van een door Onze Minister vastgesteld formulier.

Artikel 68g

De bijzondere derde gebruikt de uit de basisadministraties afkomstige gegevens slechts ter uitvoering van de taak, waarvoor ze krachtens het autorisatiebesluit zijn verstrekt.

Paragraaf 2b. De verstrekking van gegevens uit de basisadministraties in verband met het vertrek van een persoon naar de Nederlandse Antillen of Aruba

Artikel 68h
  • 1. Indien een persoon aangifte van vertrek heeft gedaan en daarbij meldt te gaan verblijven in de Nederlandse Antillen of Aruba, verstrekt de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie waar de betrokken persoon laatstelijk als ingezetene was ingeschreven, de gegevens als bedoeld in artikel 114a, eerste lid, van de wet aan de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in het vestigingsregister.

  • 2. De verstrekking, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op de wijze als beschreven in de systeembeschrijving.

Paragraaf 2c. Geheimhouding van de verstrekking van gegevens uit de basisadministratie aan een afnemer

Artikel 68i
  • 1. Over de verstrekking van gegevens uit de basisadministratie aan de onder a tot en met c bedoelde afnemers wordt geen informatie verstrekt aan een andere afnemer, een derde of de ingeschrevene, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de staat of de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten en het een verstrekking van gegevens betreft aan:

    a. de regionale politiekorpsen voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of de handhaving van de openbare orde als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 1993;

    b. het Korps landelijke politiediensten voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de uitvoering van de in artikel 38 in samenhang met artikel 2 van de Politiewet 1993 bedoelde taken.

    c. de Koninklijke marechaussee voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de uitvoering van de in artikel 6, eerste lid, van de Politiewet 1993 bedoelde taken.

  • 2. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie draagt zorg dat over verstrekkingen als bedoeld in het eerste lid geen aantekening wordt gehouden.

  • 3. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie draagt er zorg voor dat van degenen, die zijn belastmet de verwerking van de in het eerste lid bedoelde gegevens in zijn basisadministratie, uitsluitend die personen kennis kunnen nemen van de desbetreffende gegevens, die daartoe uitdrukkelijk zijn geautoriseerd en voor zover die kennisneming noodzakelijk is voor:

    a. de uitoefening van een recht van de burger als bedoeld in de artikelen 78 en 79 van de wet,

    b. het verrichten van werkzaamheden in het kader van het technische beheer van de basisadministratie, of

    c. de uitvoering van andere taken die zijn of worden vastgesteld bij een ministeriële regeling, over het ontwerp waarvan het College bescherming persoonsgegevens is gehoord.

Paragraaf 3. De vergoeding van kosten in verband met de afstemming van gegevens

Artikel 69
  • 1. Onze Minister bepaalt welke berichten voor de toepassing van dit artikel worden aangemerkt als afstemmingsberichten.

  • 2. Als afstemmingsbericht wordt slechts aangemerkt een bericht:

    a. dat benodigd is voor de verstrekking van gegevens ter afstemming van de gegevens van een buitengemeentelijke afnemer of bijzondere derde op de gegevens in de basisadministratie,

    b. waarvan de verzending en ontvangst geschiedt op een wijze die op grond van artikel 12, eerste lid, onder c, is beschreven in de systeembeschrijving, en

    c. dat als doel heeft de in het vierde lid bedoelde verstrekking van gegevens mogelijk te maken.

  • 3. Voor afstemmingsberichten brengt Onze Minister in afwijking van hoofdstuk 1, afdeling 3, bij de afnemers en bijzondere derden een tarief per geregistreerde persoon in rekening. Voor afstemmingsberichten met gebruikmaking van optische schijf of magneetschijf, brengt de betrokken gemeente in afwijking van hoofdstuk 1, afdeling 3, bij de afnemers en bijzondere derden een bijzonder tarief in rekening.

  • 4. Onder geregistreerde persoon als bedoeld in het derde lid wordt verstaan de persoon over wie de afnemer of bijzondere derde verzoekt gegevens verstrekt te krijgen op de wijze die op grond van artikel 12, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, is beschreven in de systeembeschrijving.

  • 5. De kosten in verband met de afstemming bestaan uit:

    a. de kosten die naar verwachting zijn verbonden aan de verzending en ontvangst van afstemmingsberichten over het netwerk, en

    b. de kosten in verband met een vergoeding per bij de afstemming betrokken gemeente voor de verzending en ontvangst van afstemmingsberichten op optische schijf of magneetschijf.

  • 6. Het tarief wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister. Het tarief wordt op een zodanige wijze vastgesteld dat door het totaal van de in rekening te brengen tarieven de kosten, bedoeld in het vijfde lid, worden gedekt.

  • 7. De regeling, bedoeld in het zesde lid, wordt niet vastgesteld dan nadat de gemeenten en de betrokken afnemers en bijzondere derden de mogelijkheid is geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

  • 8. Het autorisatiebesluit bepaalt met betrekking tot de afnemer of bijzondere derde het aantal geregistreerde personen als bedoeld in het vierde lid en het aantal afstemmingsberichten dat door de afnemer of bijzondere derde over het netwerk wordt verzonden en ontvangen.

  • 9. Onze Minister stelt een raming vast van de verwachte kosten, alsmede van het verwachte aantal afstemmingsberichten.

HOOFDSTUK 4. HET VESTIGINGSREGISTER

Paragraaf 1. De gegevens in het vestigingsregister

Artikel 70
  • 1. De in artikel 114, eerste lid, onder b, van de wet bedoelde administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens zijn vermeld in bijlage 6 bij dit besluit.

  • 2. De administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens worden vernietigd of uit het vestigingsregister verwijderd in de gevallen, beschreven in de systeembeschrijving.

Paragraaf 2. De inrichting, werking en beveiliging van het vestigingsregister

Artikel 71
  • 1. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in het vestigingsregister draagt zorg dat het geautomatiseerde systeem van het vestigingsregister in overeenstemming met de systeembeschrijving geautomatiseerd berichten over het netwerk verzendt en ontvangt ten behoeve van:

    a. de inschrijving in de basisadministratie;

    b. de verwerking van verwijsgegevens en van administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens;

    c. de op grond van artikel 12, tweede lid, onder b, beschreven verstrekkingen uit het vestigingsregister.

  • 2. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in het vestigingsregister draagt zorg dat het geautomatiseerde systeem van het vestigingsregister in overeenstemming met de systeembeschrijving geautomatiseerde berichten verzendt en ontvangt, ten behoeve van de in artikel 12, vijfde lid, bedoelde verstrekkingen.

Artikel 72

De artikelen 15 tot en met 17 en de artikelen 20 tot en met 25 zijn van overeenkomstige toepassing op de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in het vestigingsregister en ten aanzien van het geautomatiseerde systeem van het vestigingsregister.

Artikel 73

Het geautomatiseerde systeem van het vestigingsregister stelt de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in het vestigingsregister in staat om in overeenstemming met de systeembeschrijving uitvoering te geven aan de in de artikelen 71 en 72 bedoelde taken.

Artikel 74

Artikel 31 is van overeenkomstige toepassing op de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in het vestigingsregister.

Artikel 75

De systeembeschrijving omvat tevens de in de artikelen 71 en 72 genoemde onderwerpen.

Artikel 76

Onze Minister stelt regels over de zorg voor het vestigingsregister door het in artikel 119 van de wet bedoelde college van burgemeester en wethouders. Daarbij worden regels gesteld over het toezicht van Onze Minister op de uitvoering van de in de artikelen 71 tot en met 74 bedoelde taken.

Paragraaf 3. De systematische verstrekking van gegevens uit het vestigingsregister

Artikel 77

De wijze van systematisch verstrekken van gegevens uit het vestigingsregister aan buitengemeentelijke afnemers die alleen kan geschieden op grond van een autorisatiebesluit betreft de wijze die op grond van artikel 12, tweede lid, onder b, is beschreven in de systeembeschrijving.

Artikel 78

De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in het vestigingsregister kan weigeren aan een buitengemeentelijke afnemer op systematische wijze gegevens uit het vestigingsregister te verstrekken op een andere wijze dan bedoeld in artikel 77.

Artikel 79

Op de systematische verstrekking van gegevens uit het vestigingsregister aan bijzondere derden zijn de artikelen 68a tot en met 68d en artikel 68g van overeenkomstige toepassing.

Artikel 79a

De systematische verstrekking van gegevens uit het vestigingsregister op grond van artikel 116 van de wet in samenhang met artikel 99 van de wet vindt slechts plaats op de wijze die op grond van artikel 12, tweede lid, onder b, is beschreven in de systeembeschrijving.

Artikel 79b

Bij de indiening van een verzoek tot het nemen van een autorisatiebesluit maakt de buitengemeentelijke afnemer of de bijzondere derde gebruik van een door Onze Minister vastgesteld formulier.

Artikel 79c

Onze Minister stelt bij ministeriële regeling regels over de wijze van verstrekking van gegevens uit het vestigingsregister aan een verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba.

Paragraaf 4. De heffingen voor verstrekkingen uit het vestigingsregister

Artikel 80
  • 1. Onze Minister stelt regels over heffingen in verband met de verstrekking uit het vestigingsregister van gegevens aan derden, anders dan overeenkomstig artikel 99 of 100a van de wet, en van hem betreffende gegevens aan de betrokkene.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, vervallen indien de verantwoordelijkheid voor de verwerking van gegevens in het vestigingsregister op grond van artikel 119 van de wet door Onze Minister wordt overgedragen aan het college van burgemeester en wethouders van een gemeente.

  • 3. Verstrekking van gegevens uit het vestigingsregister aan een verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba, bedoeld in artikel 100a van de wet, is vrij van heffingen.

HOOFDSTUK 5. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Paragraaf 1. De aanleg van persoonslijsten bij de inwerkingtreding van de wet

Artikel 81
  • 1. De aanleg van een persoonslijst op grond van hoofdstuk 5, afdeling 2, paragraaf 1, van de wet, geschiedt op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

  • 2. De systeembeschrijving omvat tevens het in het eerste lid genoemde onderwerp.

Artikel 82

Bij de aanleg van een persoonslijst in een geval als bedoeld in het eerste lid van artikel 123 van de wet behoeven, in afwijking van dat lid, de in bijlage 7 bij dit besluit vermelde bijzondere en administratieve gegevens niet op de persoonslijst te worden opgenomen.

Paragraaf 2. De verwerking van verwijsgegevens en van administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens in het vestigingsregister bij de inwerkingtreding van de wet

Artikel 83

De in artikel 127, eerste lid, van de wet bedoelde verwijsgegevens en administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens van de in dat lid bedoelde personen, worden verwerkt in het vestigingsregister.

Artikel 84
  • 1. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie draagt zorg dat het gemeentelijke geautomatiseerde systeem ten behoeve van de uitvoering van artikel 83 in overeenstemming met de systeembeschrijving:

    a. geautomatiseerd berichten op optische schijf of magneetschijf vastlegt;

    b. geautomatiseerd berichten over het netwerk verzendt en ontvangt.

  • 2. De verantwoordelijke, bedoeld in het eerste lid, draagt zorg dat hij de optische schijf of de magneetschijf verzendt op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

  • 3. Het gemeentelijke geautomatiseerde systeem stelt de verantwoordelijke, bedoeld in het eerste lid, in staat om in overeenstemming met de systeembeschrijving uitvoering te geven aan de in het eerste lid bedoelde taken.

Artikel 85
  • 1. De verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in het vestigingsregister draagt zorg dat het geautomatiseerde systeem van hetvestigingsregister ten behoeve van de uitvoering van artikel 83 in overeenstemming met de systeembeschrijving:

    a. geautomatiseerd berichten op optische schijf of magneetschijf ontvangt;

    b. geautomatiseerd berichten over het netwerk verzendt en ontvangt.

  • 2. De verantwoordelijke, bedoeld in het eerste lid, draagt zorg dat hij de optische schijf of de magneetschijf in ontvangst neemt op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving.

  • 3. Het geautomatiseerde systeem van het vestigingsregister stelt de verantwoordelijke, bedoeld in het eerste lid, in staat om in overeenstemming met de systeembeschrijving uitvoering te geven aan de in het eerste lid bedoelde taken.

Artikel 86

De systeembeschrijving omvat tevens de in de artikelen 84 en 85 genoemde onderwerpen.

Artikel 87

De in artikel 127, eerste lid, van de wet bedoelde gegevens over de gemeente van inschrijving blijven opgenomen naar de juiste staat van die gegevens bij de inwerkingtreding van artikel 121 van de wet.

Artikel 88
  • 1. De in artikel 127, eerste lid, onder b, van de wet bedoelde administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens zijn vermeld in bijlage 6 bij dit besluit.

  • 2. Artikel 70, tweede lid, is van toepassing.

Paragraaf 3. De invoering van de automatisering

Artikel 89

Onze Minister kan regels stellen omtrent:

a. de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisadministratie van een college van burgemeester en wethouders van een gemeente dat niet in het bezit is van een toestemming als bedoeld in artikel 7 of artikel 13 van de wet;

b. de systematische verstrekking van gegevens op grond van de artikelen 91 en 99 van de wet door een college van burgemeester en wethouders van een gemeente als bedoeld onder a;

c. de aanleg, de instandhouding en de werking van voorzieningen ten behoeve van de overdracht van berichten in verband met de uitvoering van de bepalingen bij of krachtens de wet omtrent de gemeentelijke basisadministratie van persoonsgegevens, voor zover de berichten niet over het netwerk worden verzonden of ontvangen.

Artikel 90

Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, regels stellen omtrent de uitwisseling van gegevens tussen een afnemer of een bijzondere derde enerzijds en Onze Minister van Financiën anderzijds, in verband met de afstemming van de gegevens van de afnemer of de bijzondere derde op de gegevens in de basisadministraties. Daarbij kunnen regels gesteld worden omtrent de verrekening van de kosten van deze gegevensuitwisseling.

Paragraaf 4. De zorg voor bestaande registers

Artikel 91
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders draagt ten behoeve van de uitvoering van de wet zorg voor het persoonsregister en het archiefregister tot de datum die is gelegen vijfenzeventig jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. De op grond van artikel 141 van de wet aan het college van burgemeester en wethouders verstrekte gegevens worden toegevoegd aan het persoonsregister.

  • 3. Onze Minister kan regels stellen omtrent de zorg voor het persoonsregister en het archiefregister.

Artikel 92
  • 1. Onze Minister draagt ten behoeve van de uitvoering van de wet zorg voor het centraal bevolkingsregister, bedoeld in artikel 138 van de wet, tot de datum die is gelegen vijfenzeventig jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. Onze Minister kan regels stellen omtrent de zorg voor het centraal bevolkingsregister.

Artikel 93
  • 1. Onze Minister draagt ten behoeve van de uitvoering van de wet zorg voor het persoonskaartenarchief en het schakelregister, bedoeld in artikel 139 van de wet, tot de datum die is gelegen vijfenzeventig jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. Onze Minister kan regels stellen omtrent de zorg voor het persoonskaartenarchief en het schakelregister.

Paragraaf 5. De heffingen voor verstrekkingen uit de registraties waarbij Onze Minister verantwoordelijk is voor de verwerking van daarin opgenomen persoonsgegevens

Artikel 94
  • 1. Onze Minister stelt regels omtrent heffingen in verband met de verstrekking van gegevens uit:

    a. het centraal bevolkingsregister;

    b. het persoonskaartenarchief;

    c. het schakelregister;

    d. het centraal archief van overledenen.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, worden gesteld voor zover Onze Minister verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens in die registraties en betreffen slechts heffingen in verband met de verstrekking van gegevens aan derden, anders dan overeenkomstig artikel 99 en 100a van de wet, en de verstrekking aan de betrokkene van hem betreffende gegevens.

Paragraaf 6. Overige en slotbepalingen

Artikel 95

(vervallen)

Artikel 96

(vervallen)

Artikel 97
  • 1. De tabelgegevens worden in ieder geval op de volgende wijzen bekend gemaakt:

    a. door verstrekking van deze gegevens over het netwerk op een wijze die overeenstemt met de systeembeschrijving;

    b. door terinzagelegging van deze gegevens door Onze Minister.

  • 2. Van de terinzagelegging wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 98

Het Besluit van 16 juni 1989 (Stb. 238) houdende aanwijzing van persoonsregistraties waarop de Wet persoonsregistraties niet van toepassing is wordt als volgt gewijzigd: artikel 1, onderdeel c, vervalt.

Artikel 99

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 100

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

BIJLAGE 1

(vervallen)

Bijlage bij artikel 40a van het besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 1a)

De algemene gegevens omtrent het verblijfsrecht van de vreemdeling

De volgende aantekeningen omtrent het verblijfsrecht van een vreemdeling kunnen op diens persoonslijst worden opgenomen:

a. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van die wet, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten;

b. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van die wet, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten, mits de werkgever van de ingeschrevene beschikt over een daartoe vereiste tewerkstellingsvergunning;

c. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van die wet, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan bepaalde vormen van arbeid in loondienst te verrichten;

d. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van die wet, waarbij het de ingeschrevene niet is toegestaan arbeid in loondienst te verrichten;

e. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 van die wet, waardoor het de ingezetene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten;

f. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten, mits de werkgever van de ingeschrevene beschikt over een daartoe vereiste tewerkstellingsvergunning;

g. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van die wet, waardoor het de ingezetene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten;

h. de aantekening dat de ingeschrevene, als economisch actieve gemeenschapsonderdaan, ingevolge artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

i. de aantekening dat de ingeschrevene, als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan, ingevolge artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

j. de aantekening dat de ingeschrevene in afwachting is van de beslissing op de toetsing of hij als gemeenschapsonderdaan ingevolge artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

k. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van die wet, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist, dan wel ingevolge artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of beroepschrift tegen de beslissing op de desbetreffende aanvraag, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist;

l. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28 van die wet, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist, dan wel ingevolge artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een beroepschrift tegen de beslissing op de desbetreffende aanvraag, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op het beroepschrift is beslist;

m. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een door de ingeschrevene tijdig ingediende aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 20 en 33 van die wet, of tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 28 van die wet, of een wijziging ervan, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist, dan wel ingevolge artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of beroepschrift tegen de beslissing op de desbetreffende aanvraag of tegen de intrekking van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14, 20, 28 en 33 van die wet, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist;

n. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een door de ingeschrevene niet tijdig ingediende aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 20 en 33 van die wet, of tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 28 van die wet, of een wijziging ervan, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist, dan wel ingevolge artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of beroepschrift tegen de beslissing op de desbetreffende aanvraag, terwijl bij of krachtens die wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de ingeschrevene achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist;

o. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder l, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft, omdat de ingeschrevene verblijfsrecht ontleent aan het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije;

p. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder b of d, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft, omdat de ingeschrevene houder is van een verblijfstitel die op grond van artikel 115, vierde lid, van die wet moet worden aangemerkt als een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, waardoor het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten;

q. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft, omdat de ingeschrevene houder is van een verblijfstitel die op grond van artikel 115, zesde lid, van die wet moet worden aangemerkt als een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet, waarbij het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten;

r. de aantekening dat de ingeschrevene ingevolge artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf heeft, omdat de ingeschrevene houder is van een verblijfstitel die op grond van artikel 115, tweede lid, van die wet moet worden aangemerkt als een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van die wet, waarbij met behulp van het desbetreffende document en nadere gegevens wordt vastgesteld of het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten, dan wel of het de ingeschrevene is toegestaan elke vorm van arbeid in loondienst te verrichten, mits de werkgever van de ingeschrevene beschikt over een daartoe vereiste tewerkstellingsvergunning, dan wel of het de ingeschrevene is toegestaan bepaalde vormen van arbeid in loondienst te verrichten;

s. de aantekening dat de ingeschrevene geen titel tot verblijf heeft of deze heeft verloren.

Bijlage bij artikel 43, eerste lid, van het besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 1b)

Tegemoetkoming in de kosten die de gemeenten in verband met een wijziging van de systeembeschrijving maken

I. (Puntensysteem)

1. De relatieve zwaarte van een toevoeging, een wijziging of een verwijdering van een bepaald onderdeel van de systeembeschrijving wordt uitgedrukt in punten.

2. Het aantal punten dat wordt toegekend per onderdeel van de systeembeschrijving is:

1OmschrijvingToevoegenWij- zigenVerwijderen
H 3Actualiseringsprocedure1084
H 4Privacyprocedure 15 
H 5Autorisatie- en routeringssysteem 16 
H 6Berichtenafhandelingssysteem 11 
H 7Beheer 10 
 Gegevens element voorwaarde542
 Gegevens element lengte/type13124
B ICategorie342114
B ITabellen landelijk16128
B ITabellen autorisatie 14 
B IITeletex 8 
B IIIBerichtcyclus22126
B IIIBerichtopbouw21158
B IVAlternatief medium1484
B IVsPd/P1/P2/P7 protocol95185
 Conversie element voorwaarde4  
 Conversie element lengte/type7  
 Conversie categorie10  
 Toeslag Burgerlijke Stand221  
 Toeslag reisdocumenten29  
 Toeslag rijbewijzen27  
 Batchproces14  

1 Deze kolom verwijst naar de hoofdstukken (H) en bijlagen (B) van de systeembeschrijving.

2 Deze punten worden slechts toegekend indien een toevoeging, wijziging of verwijdering van een bepaald onderdeel van de systeembeschrijving tevens leidt tot aanpassing in de aan de geautomatiseerde gemeentelijke systemen gekoppelde systemen van de Burgerlijke Stand, reisdocumenten of rijbewijzen en deze aanpassing niet reeds op andere gronden in deze gekoppelde systemen moet worden gerealiseerd.

II. (Normbedrag per punt)

1. Het normbedrag per punt bedraagt per 1 januari 2002 – 642,92

2. Het normbedrag wordt jaarlijks, voor het lopende kalenderjaar, geïndexeerd conform het eerste in dat jaar door het centraal bureau voor de statistiek bekendgemaakte voorlopige indexcijfer voor «cao-lonen van alle werknemers, bruto uurloon, inclusief bijzondere beloningen voor de commerciële dienstverlening» voor het voorafgaande jaar.

III. (Tijdstip van vaststelling van de kosten)

1. Onze Minister stelt de kosten van een wijziging van de systeembeschrijving ten minste een jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding daarvan vast, op basis van het op dat moment geldende normbedrag.

2. In bijzondere omstandigheden kan Onze Minister afwijken van de in het eerste lid gestelde termijn.

IV. (Vaststelling van de vergoeding voor de gemeenten)

1. De kosten van een wijziging van de systeembeschrijving worden door middel van een uniform bedrag per inwoner aan de gemeenten vergoed.

2. Het bedrag per inwoner wordt bepaald door het landelijk totaal aan vastgestelde kosten, dat is het normbedrag per punt maal het aantal punten dat met de wijziging is gemoeid, maal het aantal aan te passen soorten gemeentelijke geautomatiseerde systemen, te delen door het landelijk aantal inwoners.

3. Voor de berekening van het bedrag per inwoner wordt uitgegaan van ten hoogste zeven soorten gemeentelijke geautomatiseerde systemen.

Bijlage bij artikel 43, tweede lid, van het besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 1c)

Door te berekenen kosten aan afnemers en bijzondere derden in verband met een wijziging van de systeembeschrijving.

I. (Door te berekenen kosten)

1. Onze Minister deelt, na overleg met de deelnemers aan het gebruikersoverleg, voorgenomen wijzigingen in de systeembeschrijving in twee categorieën in, te weten:

a. wijzigingen ten algemene nutte;

b. wijzigingen die voorzien in een specifieke behoefte van één of meer afnemers of bijzondere derden.

2. De kosten van een wijziging als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden aangemerkt als beheerkosten, bedoeld in artikel 4, onderdeel b.

3. De kosten van een wijziging als bedoeld in het eerste lid, onder b, worden rechtstreeks in rekening gebracht aan de afnemers of bijzondere derden die de wijziging hebben aangevraagd.

4. Indien Onze Minister een voorgenomen wijziging in de systeembeschrijving indeelt in de in het eerste lid, onder b, bedoelde categorie, wordt dat gemeld aan de afnemers of bijzondere derden die de wijziging hebben aangevraagd onder mededeling van de kosten die naar verwachting met de betreffende wijziging zijn gemoeid.

II. (Voorbereidingskosten)

1. Onze Minister kan besluiten de, bij ministeriele regeling vast te stellen, aan de voorbereiding van een voorgenomen wijziging als bedoeld in onderdeel I, eerste lid, onder b, verbonden voorbereidingskosten in rekening te brengen bij de afnemers of bijzondere derden die de wijziging hebben aangevraagd. Een wijziging wordt in dat geval niet voorbereid dan nadat de voorbereidingskosten zijn voldaan.

2. De voorbereidingskosten worden in mindering gebracht op de kosten, bedoeld in onderdeel I, derde lid.

III. (Betalingstermijn)

1. Nadat conform bijlage 1b de kosten van een wijziging als bedoeld in onderdeel I, eerste lid, onder b, zijn bepaald, worden die in rekening gebracht aan de in onderdeel I, derde lid, bedoelde afnemers of bijzondere derden.

2. Het gedeclareerde bedrag dient uiterlijk zes maanden voor het van kracht worden van de betreffende wijziging te zijn betaald.

IV. (Anti-meeliften)

1. Een afnemer of bijzondere derde, die van een wijziging als bedoeld in onderdeel I, eerste lid, onder b, gebruik wil maken zonder dat hij die wijziging heeft aangevraagd, draagt evenredig bij in de kosten van die wijziging. Onze Minister bepaalt met inachtneming van het tweede lid het bij te dragen bedrag.

2. Indien het gebruik van een wijziging aanvangt binnen zes jaar na het van kracht worden van die wijziging, wordt de bijdrage bedoeld in het eerste lid vastgesteld naar rato van de resterende periode van het gebruik dat door de afnemer of bijzondere derde van de wijziging wordt gemaakt.

3. Geen bijdrage is verschuldigd indien een afnemer of bijzondere derde na de in het tweede lid bedoelde periode van zes jaar van een wijziging gebruik gaat maken.

4. De afnemers of bijzondere derden die eerder hebben bijgedragen aan de in het eerste lid bedoelde wijziging worden evenredig gecompenseerd uit de in het tweede lid bedoelde bijdrage.

Bijlage bij artikel 59, eerste lid, van het besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 2)

De bijzondere gegevens

1. Gegevens die noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van de Paspoortwet

a. Gegevens omtrent het reisdocument:

soort Nederlands reisdocument;

documentnummer Nederlands reisdocument;

datum van verstrekking Nederlands reisdocument;

autoriteit die het Nederlands reisdocument heeft verstrekt;

datum einde van de geldigheidsduur Nederlands reisdocument;

datum inhouding dan wel vermissing Nederlands reisdocument;

aanduiding inhouding dan wel vermissing Nederlands reisdocument;

lengte houder;

signalering met betrekking tot verstrekking of inhouding Nederlands reisdocument;

aanduiding bezit buitenlands reisdocument;

gemeentecode van de gemeente waar dossier met betrekking tot het Nederlands reisdocument zich bevindt;

datum van opname in dossier met betrekking tot het Nederlands reisdocument;

beschrijving dossier waarin de aanvullende gegevens met betrekking tot het Nederlands reisdocument zich bevinden; datum ingang rechtsgeldigheid gegeven.

b. Aanduiding in onderzoek:

aanduiding van de verzameling van gegevens in verband met de uitvoering van de Paspoortwet, waarbinnen gegevens zijn opgenomen die onderzocht worden op onjuistheid;

datum aanvang onderzoek;

datum beëindiging onderzoek.

c. Opnamedatum:

datum van opneming van een gegeven in verband met de uitvoering van de Paspoortwet.

2. Gegevens die noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van de Kieswet

aanduiding omtrent het Europees kiesrecht;

datum verzoek of mededeling Europees kiesrecht;

einddatum uitsluiting Europees kiesrecht;

aanduiding omtrent de uitsluiting van het kiesrecht;

einddatum uitsluiting kiesrecht;

gemeentecode van de gemeente waar het document waaraan de gegevens over het kiesrecht zijn ontleend zich bevindt;

datum van ontlening van de gegevens over het kiesrecht;

beschrijving van het document waaraan de gegevens over het kiesrecht zijn ontleend.

Bijlage bij artikel 59, tweede lid, van het besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 3)

De administratieve gegevens:

1. Gegevens in verband met de inschrijving en de uitschrijving

de hoedanigheid van de persoon die aangifte van verblijf en adres, van adreswijziging, of van vertrek heeft gedaan, dan wel de aantekening dat de gegevens ambtshalve zijn opgenomen;

datum eerste inschrijving in een basisadministratie;

datum blokkering persoonslijst in verband met uitschrijving;

gemeentecode van de gemeente waar de persoonskaart zich bevindt;

aantekening dat alle gegevens over kinderen, die aan de persoonskaart ontleend kunnen worden, op de persoonslijst zijn opgenomen.

2. Gegevens ter aanduiding van akten en andere geschriften waaruit algemene gegevens zijn verkregen

a. Aanduiding van akten van de Nederlandse burgerlijke stand:

nummer van de akte waaraan een algemeen gegeven over de burgerlijke staat is ontleend;

gemeentecode van de gemeente waar de akte in de registers is opgenomen.

b. Aanduiding van andere akten en geschriften:

omschrijving van het geschrift waaraan een algemeen gegeven is ontleend;

gemeentecode van de gemeente die het gegeven heeft ontleend; datum van ontlening.

3. Gegevens ter aanduiding van de rechtsgrond krachtens welke gegevens over het Nederlanderschap zijn opgenomen

rechtsgrond van verkrijging van het Nederlanderschap;

rechtsgrond van verlies van het Nederlanderschap.

4. Gegevens ter aanduiding van de onjuistheid van een opgenomen algemeen gegeven of van strijd met de Nederlandse openbare orde van een opgenomen gegeven over de burgerlijke staat

aanduiding van het opgenomen algemeen gegeven dat onjuist is; aanduiding van het opgenomen gegeven over de burgerlijke staat dat in strijd is met de Nederlandse openbare orde.

5. Gegevens ter aanduiding van een onderzoek naar de onjuistheid van een opgenomen algemeen gegeven of de strijdigheid van een opgenomen gegeven over de burgerlijke staat

aanduiding van de verzameling van gegevens, waarbinnen algemene gegevens zijn opgenomen die onderzocht worden op onjuistheid;

aanduiding van de verzameling van gegevens, waarbinnen gegevens over de burgerlijke staat zijn opgenomen die onderzocht worden op strijd met de Nederlandse openbare orde;

datum aanvang onderzoek;

datum beëindiging onderzoek.

6. Andere gegevens noodzakelijk in verband met de verwerking van gegevens in de basisadministratie

a. Gegevens ter aanduiding van de bron waaraan het administratienummer is ontleend:

omschrijving van de bron waaraan het gewijzigde administratienummer is ontleend;

aanduiding van de persoonslijst waaraan het administratienummer van de ouders, de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoten, de eerdere geregistreerde partners of de kinderen is ontleend;

gemeentecode van de gemeente die het administratienummer heeft ontleend.

b. Gegevens ter aanduiding van de bron waaraan gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling worden ontleend:

omschrijving van de mededeling van Onze Minister van Justitie, waaraan een gegeven over het verblijfsrecht van de vreemdeling is ontleend;

gemeentecode van de gemeente die het gegeven over het verblijfsrecht van de vreemdeling heeft ontleend.

c. Gegevens ter aanduiding van de bron waaraan het sociaal-fiscaal nummer is ontleend:

omschrijving van de mededeling van Onze Minister van Financiën, waaraan het sociaal-fiscaal nummer is ontleend;

aanduiding van de persoonslijst waaraan het sociaal-fiscaal nummer van de ouders, de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoten, de eerdere geregistreerde partners of de kinderen is ontleend;

gemeentecode van de gemeente die het sociaal-fiscaal nummer heeft ontleend.

d. Overige gegevens:

aanduiding van de persoonslijst waarop zijn opgenomen de administratieve gegevens over het geschrift, waaraan algemene gegevens over de burgerlijke staat van de ouders, de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoten, de eerdere geregistreerde partners of de kinderen zijn ontleend;

gemeentecode van de gemeente die op een persoonslijst een aanduiding van een andere persoonslijst heeft opgenomen;

datum van opneming van een algemeen gegeven;

reden opschorting verwerking van gegevens op de persoonslijst;

datum opschorting verwerking van gegevens op de persoonslijst;

aantekening dat tijdens de opschorting van de verwerking van gegevens een of meer documenten zijn binnengekomen.

7. Gegevens over de systematische verstrekking van gegevens

codering van de afnemers en de derden aan wie spontaan gegevens worden verstrekt;

datum vanaf welke spontaan gegevens aan de betrokken afnemer of derde worden verstrekt;

datum tot welke spontaan gegevens aan de betrokken afnemer of derde zijn verstrekt.

8. Gegevens over de niet-verstrekking van gegevens krachtens artikel 102 van de wet

codering van de inhoud van het besluit om geen gegevens van de persoonslijst aan derden te verstrekken.

Bijlage bij artikel 59, derde lid, van het besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 4)

De in de basisadministratie op te nemen administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens

a. Aanduiding in onderzoek:

aanduiding van de verzameling van gegevens, waarbinnen gegevens zijn opgenomen die onderzocht worden op onjuistheid;

datum aanvang onderzoek;

datum beëindiging onderzoek.

b. Aanduiding onjuist:

aanduiding van het opgenomen gegeven dat onjuist is.

c. Opnamedatum:

datum van opneming van een gegeven.

d. Aanduiding omtrent niet-verstrekking aan derden:

codering van de inhoud van het besluit om geen gegevens aan derden te verstrekken.

Bijlage bij artikel 68, tweede lid, van het besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 5)

stb-2002-471-1.gif

stb-2002-471-2.gif

Bijlage bij artikel 68b van het besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 5a)

De bijzondere derden, bedoeld in artikel 68b

a. De pensioenfondsen, bedoeld in artikel 68b, onder a:

De bedrijfspensioenfondsen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

De ondernemingspensioenfondsen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

De beroepspensioenfondsen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling.

De stichting, bedoeld in artikel 4, van de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds.

De stichting, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onder a, van de Wet Sociale Werkvoorziening.

De Stichting Pensioenfonds Nederlandse Orde van Advocaten.

De stichting, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering FVP.

b. De verzekeraars, bedoeld in artikel 68b, onder b:

De verzekeraars, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder B, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

c. De spaarfondsen, bedoeld in artikel 68b, onder c:

De ondernemingsspaarfondsen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

De stichting, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onder b, van de Wet Sociale Werkvoorziening.

d. De fondsen, bedoeld in artikel 68b, onder d:

De stichtingen met als doel het toekennen van een uitkering aan personen na ontslag wegens vervroegd uittreden.

e. De kredietinstellingen, bedoeld in artikel 68b, onder e:

De kredietinstellingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, die zijn ingeschreven in het in artikel 52, eerste lid, van die wet bedoelde register.

f. De effecteninstellingen, bedoeld in artikel 68b, onder f:

De effecteninstellingen, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, die zijn ingeschreven in het in artikel 21 van die wet bedoelde register.

g. De verzekeraars, bedoeld in artikel 68b, onder g:

De verzekeraars, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, die zijn opgenomen op de in artikel 9 van die wet bedoelde lijst.

De verzekeraars, bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, die zijn opgenomen op de in artikel 4 van die wet bedoelde lijst.

h. De beleggingsinstellingen, bedoeld in artikel 68b, onder h:

De beleggingsinstellingen, bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, die zijn ingeschreven in het in artikel 18 van die wet bedoelde register.

Bijlage bij de artikelen 70, eerste lid, en 85, eerste lid, van het besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 6)

De in het vestigingsregister op te nemen administratieve gegevens in verband met de verwijsgegevens

a. Aanduiding onjuist:

aanduiding van het opgenomen gegeven dat onjuist is.

b. Opnamedatum:

datum van opneming van een gegeven.

c. Aanduiding omtrent niet-verstrekking aan derden:

codering van de inhoud van het besluit om geen gegevens aan derden te verstrekken.

d. Datum ingang rechtsgeldigheid gegevens:

datum ingang rechtsgeldigheid.

e. Gegevens over het administratienummer:

datum van kracht worden administratienummer.

f. Gegevens over het sociaal-fiscaal nummer:

datum van kracht worden sociaal-fiscaal nummer.

Bijlage bij artikel 82 van het besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 7)

Bijzondere en administratieve gegevens die bij de aanleg van een persoonslijst in een geval als bedoeld in artikel 123, eerste lid, van de wet, niet op de persoonslijst behoeven te worden opgenomen

a. Gegevens ter aanduiding van akten en andere geschriften waaraan algemene gegevens over de burgerlijke staat zijn ontleend:

nummer van de akte waaraan een algemeen gegeven over de burgerlijke staat is ontleend;

gemeentecode van de gemeente die de akte in de registers heeft opgenomen;

omschrijving van het geschrift waaraan een algemeen gegeven over de burgerlijke staat is ontleend;

gemeentecode van de gemeente waar het gegeven is ontleend; datum van ontlening.

b. Gegevens ter aanduiding van de rechtsgrond krachtens welke gegevens over het Nederlanderschap zijn opgenomen:

rechtsgrond van verkrijging van het Nederlanderschap;

rechtsgrond van verlies van het Nederlanderschap.

c. Gegevens ter aanduiding van de onjuistheid van een opgenomen algemeen gegeven of van strijd met de Nederlandse openbare orde van een opgenomen gegeven over de burgerlijke staat:

aanduiding van het opgenomen algemeen gegeven dat onjuist is; aanduiding van het opgenomen gegeven over de burgerlijke staat dat in strijd is met de Nederlandse openbare orde.

d. Gegevens ter aanduiding van een onderzoek naar de onjuistheid of de strijd met de Nederlandse openbare orde van een verzameling van gegevens:

aanduiding van de verzameling van gegevens, waarbinnen gegevens zijn opgenomen die onderzocht worden op onjuistheid;

aanduiding van de verzameling van gegevens, waarbinnen gegevens over de burgerlijke staat zijn opgenomen die onderzocht worden op strijd met de Nederlandse openbare orde;

datum aanvang onderzoek;

datum beëindiging onderzoek.

Naar boven