Besluit van 23 augustus 2002, houdende wijziging van het Overdrachtsbesluit Wet toezicht beleggingsinstellingen en het Overdrachtsbesluit Wet toezicht effectenverkeer 1995 in verband met de hervorming van het toezicht op de financiële marktsector

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Financiën van 20 juni 2002 no. FM 2002-815 M, Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten;

Gelet op de artikelen 12 en 29 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen en de artikelen 7, vierde lid, en 40 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

De Raad van State gehoord (advies van 11 juli 2002, No. W06.02 0283/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 22 augustus 2002, no. FM2002-1021M;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Overdrachtsbesluit Wet toezicht beleggingsinstellingen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt «Onze minister» vervangen door: Onze Minister.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van de wet worden de taken en bevoegdheden die Onze Minister op grond van deze wet heeft, overgedragen aan de Autoriteit Financiële Markten met uitzondering van de taken en bevoegdheden die Onze Minister heeft op grond van de artikelen 12, 19, 21, 24, vierde lid, 26, 26a, 27, 27a, 27b, 27c, 33b, eerste lid, 33c, eerste lid, 33d, vierde lid, 33f, 33g, 33i, derde en vierde lid, en 33m, eerste lid, van de wet, voor zover deze taken en bevoegdheden betrekking hebben op het toezicht op de naleving van de krachtens artikel 12, eerste en tweede lid, van de wet gestelde regels met betrekking tot:

    1° de financiële waarborgen; en

    2° de bedrijfsvoering en informatieverstrekking voor zover noodzakelijk voor het toezicht op financiële waarborgen.

  • 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van de wet worden de in het eerste lid uitgezonderde taken en bevoegdheden overgedragen aan de Bank.

  • 3. Over de door de Autoriteit Financiële Markten of de Bank, krachtens de ingevolge het eerste onderscheidenlijk tweede lid overgedragen bevoegdheden te stellen regels wordt vooraf overleg gevoerd met Onze Minister.

C

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

De Autoriteit Financiële Markten raadpleegt de Bank in het kader van de aanvraag van een vergunning als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de wet over de vraag of de aanvrager voldoet aan de bij en krachtens de wet gestelde regels ten aanzien van de financiële waarborgen, alsmede de bedrijfsvoering en informatieverstrekking, voor zover noodzakelijk voor het toezicht op financiële waarborgen.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 vervalt.

2. De onderdelen 2 tot en met 4 worden vernummerd tot onderdelen 1 tot en met 3.

3. In de onderdelen 1 tot en met 3 (nieuw) wordt «Onze minister» telkens vervangen door: Onze Minister.

4. In onderdeel 1 (nieuw) wordt «tussen de Bank en andere toezichthoudende autoriteiten» vervangen door: tussen de Autoriteit Financiële Markten of de Bank enerzijds en andere toezichthoudende autoriteiten anderzijds.

5. In onderdeel 2 (nieuw) wordt «, als bedoeld in onderdeel 2» vervangen door: als bedoeld in onderdeel 1.

6. In onderdeel 3 (nieuw) wordt voor «de Bank» ingevoegd: de Autoriteit Financiële Markten of.

7. Na onderdeel 3 (nieuw) worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

4. de Autoriteit Financiële Markten en de Bank maken schriftelijke afspraken over:

a. de betrokkenheid van de Bank bij de uitoefening van de in de artikelen 5 en 15 van de wet genoemde bevoegdheden;

b. de onderlinge samenwerking en informatie-uitwisseling ten behoeve van de in dit besluit overgedragen taken en bevoegdheden.

5. de in onderdeel 4 bedoelde schriftelijke afspraken worden na overleg met Onze Minister vastgesteld.

ARTIKEL II

Het Overdrachtsbesluit Wet toezicht effectenverkeer 19952 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

c. de Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

d. Onze Minister: Onze Minister van Financiën.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Aan het slot van onderdeel b vervalt «en».

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

d. de taken en bevoegdheden die Onze Minister heeft op grond van de artikelen 11, derde lid, 12, 28, eerste tot en met het derde lid, 29, 31, vijfde en zesde lid, 33, 33a, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 48b, eerste lid, 48c, eerste lid, 48d, vierde en vijfde lid, 48f, 48g, 48i, derde en vierde lid, en 48m, eerste lid, van de wet, voor zover deze taken en bevoegdheden betrekking hebben op het toezicht op de naleving van:

1° de krachtens artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de wet gestelde regels; en

2° de krachtens artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdelen c en d van de wet gestelde regels zover noodzakelijk voor het toezicht op financiële waarborgen; en

e. de taken en bevoegdheden die Onze Minister heeft op grond van artikel 28a van de wet.

4. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 40, eerste lid, van de wet worden de taken en bevoegdheden genoemd in het eerste lid, onderdelen d en e, overgedragen aan de Bank.

C

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

De Autoriteit Financiële Markten raadpleegt de Bank in het kader van de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de wet over de vraag of de aanvrager voldoet aan de bij en krachtens de wet gestelde regels ten aanzien van de financiële waarborgen, alsmede de bedrijfsvoering en informatieverstrekking, voor zover noodzakelijk voor het toezicht op financiële waarborgen.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «achtste lid» vervangen door: elfde lid.

2. In het tweede, vijfde, zesde en achtste lid wordt na «de Autoriteit Financiële Markten» telkens ingevoegd: of de Bank.

3. Na het negende lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 10. De Autoriteit Financiële Markten en de Bank maken schriftelijke afspraken over:

    a. de betrokkenheid van de Bank bij de uitoefening van de in de artikelen 7, vierde en zesde lid, 16, 17, 19 en 20 van de wet genoemde bevoegdheden;

    b. de onderlinge samenwerking en informatie-uitwisseling ten behoeve van de in dit besluit overgedragen taken en bevoegdheden.

  • 11. De in het tiende lid bedoelde schriftelijke afspraken worden na overleg met Onze Minister vastgesteld.

ARTIKEL III

Artikel 17 van het Besluit toezicht beleggingsinstellingen3 vervalt op 1 januari 2003.

ARTIKEL IV

Het Besluit toezicht effectenverkeer 19954 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1, onderdeel f komt te luiden:

f. toezichthoudende autoriteit:

1. Onze Minister of een rechtspersoon waaraan ingevolge artikel 40 van de wet taken en bevoegdheden zijn overgedragen voor zover het de taken en bevoegdheden betreft.

2. De Nederlandse Bank N.V., voor zover het de bevoegdheid uit hoofde van hoofdstuk 4 betreft tot het stellen van regels met betrekking tot de financiële waarborgen, de bedrijfsvoering en informatieverstekking voor zover noodzakelijk voor het toezicht op financiële waarborgen.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2002.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 23 augustus 2002

Beatrix

De Minister van Financiën,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de negenentwintigste augustus 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In de Kabinetsnota Hervorming van het toezicht op de financiële marktsector van 26 november 2001 (hierna: de nota) is aangekondigd dat het Nederlandse toezicht op financiële instellingen functioneel zal worden geordend langs twee hoofdlijnen. Ten eerste leggen De Nederlandsche Bank (DNB) en de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) zich toe op prudentieel (soliditeits-)toezicht op banken, beleggingsinstellingen en effecteninstellingen (DNB) en op verzekeraars (PVK). Ten tweede is daarin aangekondigd dat de Stichting Toezicht Effectenverkeer, waarvan de naam inmiddels is gewijzigd in de Stichting Autoriteit Financiële Markten (Autoriteit-FM) zal evolueren tot een nieuwe, cross-sector gedragstoezichthouder voor alle financiële instellingen.

Het prudentiële toezicht richt zich op het bevorderen van de financiële soliditeit van financiële instellingen. Het gedragstoezicht richt zich op het bevorderen van een ordelijk en transparant marktproces, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en in dat verband de bescherming van de consument.

De implementatie van de hervorming van het toezicht op de financiële marktsector vindt geleidelijk plaats. Met het Overdrachtsbesluit toezicht financiële bijsluiter is de Autoriteit-FM per 8 maart 2002 verantwoordelijk geworden voor de introductie van de financiële bijsluiter en het toezicht op het consumentenkrediet. Op korte termijn daarna gaat enerzijds het gedragstoezicht op beleggingsinstellingen over van DNB naar de Autoriteit-FM, terwijl anderzijds het prudentiële toezicht op effecteninstellingen overgaat van de Autoriteit-FM naar DNB. De definitieve verankering van het nieuwe toezichtsmodel zal gerealiseerd worden door middel van een wetgevingstraject waarover de Tweede Kamer op 22 mei 2002 is geïnformeerd1.

De eerste fase van de splitsing tussen de bevoegdheden op het gebied van het prudentiële toezicht en het gedragstoezicht is afgerond door overdracht van enkele kernonderwerpen van gedragstoezicht van DNB aan de Autoriteit-FM en de taken en bevoegdheden van de Autoriteit-FM op prudentieel terrein aan DNB en PVK. Deze overdracht van taken en bevoegdheden vindt voor wat betreft het toezicht uit hoofde van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb) en de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995) plaats door onderhavige wijzigingen van het Overdrachtsbesluit Wet toezicht beleggingsinstellingen en het Overdrachtsbesluit Wet toezicht effecteninstellingen 1995 (hierna: de overdrachtsbesluiten) volgens de in de nota aangegeven afbakening tussen prudentieel en gedragstoezicht (blz. 28 e.v.).

Uitgangspunt van het onderhavige besluit is dat in de overdrachtsbesluiten de taken en bevoegdheden op het gebied van gedragstoezicht die de wet aan de Minister van Financiën heeft opgedragen, overgedragen zijn aan de Autoriteit-FM en de taken en bevoegdheden op prudentieel gebied die de wet aan de Minister van Financiën heeft opgedragen, overgedragen zijn aan DNB.

Het toezicht op beleggingsinstellingen en op effecteninstellingen betreft goeddeels gedragstoezicht (gedragsregels jegens de beleggers, waaronder voorlichting). Als prudentieel toezicht uit hoofde van de Wtb en de Wte 1995 is aangemerkt het toezicht op de naleving van de regels na vergunningverlening op het terrein van de financiële waarborgen alsmede de bedrijfsvoering en informatieverschaffing voor zover ondersteunend aan het toezicht op de financiële waarborgen. Bij dit laatste moet gedacht worden aan regels over de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC), waarop hierna nog wordt ingegaan, en inzake regels over informatie die aan de toezichthouder moet worden verschaft.

Daarnaast is een aantal taken en bevoegdheden die zowel gedrags als prudentiële aspecten kennen, zoals bijvoorbeeld de vergunningverlening, om praktische redenen aan de gedragstoezichthouder toegekend.

Zoals aangegeven in de nota geschiedt de vergunningverlening, indien een onderneming overwegend onder gedragstoezicht staat, door de Autoriteit-FM, terwijl de prudentiële toezichthouder zich van de geldende andere toezichtinstrumenten zal bedienen. Dit betekent dat de Autoriteit-FM de vergunningverlenende instantie uit hoofde van de Wtb en de Wte 1995 is geworden. De initiële betrouwbaarheidstoetsing maakt deel uit van de vergunningverleningprocedure.

In het verlengde van toekenning van de vergunningverleningsbevoegdheid aan de gedragstoezichthouder is de bevoegdheid tot intrekking (wijziging) van de vergunning eveneens toegekend aan de Autoriteit-FM. Dit geldt ook voor de taken en bevoegdheden op het terrein van deelnemingen in effecteninstellingen. Uit de wetsgeschiedenis van de Wte 1995 blijkt dat de toetsing in het kader van de verklaring van geen bezwaarverlening voor bedoelde deelnemingen zowel prudentiële (financiële soliditeit) als algemene aspecten (deskundigheid en betrouwbaarheid en doelstellingen van de Wte 1995 in het algemeen) kent. Uit praktische overwegingen zijn de taken en bevoegdheden in het kader van verklaringen van geen bezwaar voor deelnemingen in effecteninstellingen aan de gedragstoezichthouder als vergunningverlener overgedragen.

Wat betreft de AO/IC is in het toezicht op beleggingsinstellingen en effecteninstellingen uitgangspunt dat integrale toetsing plaatsvindt door de gedragstoezichthouder en de toetsing op specifieke, op financiële waarborgen gerichte AO/IC-regels, door de prudentiële toezichthouder (blz. 33 van de nota en de brief van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer d.d. 2 april 2002 inzake vermeend dubbel toezicht)2. Dit is in de overdrachtsbesluiten vormgegeven door de bevoegdheid bij de vergunningverlening, waaronder de toetsing van de AO/IC, geheel bijéén toezichthouder te leggen, de Autoriteit FM, en in het toezicht na vergunningverlening een splitsing aan te brengen tussen de bevoegdheden van de toezichthouders volgens de afbakening gedrags- en prudentieel toezicht. De gedragstoezichthouder krijgt hierdoor de mogelijkheid om de gedragsspecifieke onderdelen èn de systematiek van de AO/IC te beoordelen doordat deze toezichthouder in principe alle bevoegdheden krijgt, uitgezonderd het toezicht op de prudentiële aspecten na vergunningverlening.

Het is van belang dat de prudentiële toezichthouder ook bij de uitoefening van een aantal bevoegdheden die exclusief aan de gedragstoezichthouder zijn toegekend, bijvoorbeeld bij de toetsing van financiële waarborgen bij vergunningverlening, een medebetrokkenheid krijgt. Ten aanzien van de betrouwbaarheidstoetsing geldt conform de nota dat de vergunningverlener eindverantwoordelijk blijft en dat het oordeel van de andere toezichthouder nadrukkelijk in de besluitvorming wordt meegenomen.

Conform de nota zal deze medebetrokkenheid in schriftelijke afspraken tussen de toezichthouders vorm worden gegeven. Omdat het van belang is dat hierover en over de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de toezichthouders in het kader van de uitoefening van de overgedragen taken in het algemeen heldere afspraken worden gemaakt, is in de overdrachtsbesluiten voorgeschreven dat de toezichthouders afspraken maken over de genoemde medebetrokkenheid en hun onderlinge informatie-uitwisseling. Deze afspraken zullen pas na voorafgaand overleg met de minister kunnen worden vastgesteld, zodat er onder meer op kan worden toegezien dat geen sprake is van onnodige doublures in het toezicht.

Voor het toezicht op het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (Bte) en het Besluit toezicht beleggingsinstellingen (Btb) betekent dit dat de Bank de toezichthoudende autoriteit is voor de in kolom I genoemde artikelen, alsmede voor de in kolom II genoemde artikelen voor zover dit noodzakelijk is voor het toezicht op financiële waarborgen.

 Kolom I: DNBKolom II: Autoriteit-FM, alsmede DNB voor zover noodzakelijk voor toezicht op financiële waarborgen
Bte12, 13, 20, onderdelen c en d, 22 eerste lid, onderdeel b, en 23, tweede en derde lid16, tweede lid, 17, 18a, 24, 34, eerste lid en 35
Btb12, 17, 25, 26, en 2715, 19, 21, 22, en 44

De Autoriteit-FM is de exclusieve toezichthoudende autoriteit voor de overige niet in de tabel genoemde artikelen van het Btb en Bte, voor zover op grond van het overdrachtsbesluit het toezicht op basis van deze artikelen is overgedragen. Voor zover het hierbij artikelen betreft op grond waarvan een onder toezicht staande instelling verplicht is om informatie te verstrekken moet deze instelling kunnen volstaan met het verstrekken van die informatie aan één toezichthoudende autoriteit, te weten de Autoriteit-FM. De Autoriteit-FM en de Bank spreken derhalve af dat de informatie die noodzakelijk is voor het toezicht op financiële waarborgen door de Autoriteit-FM wordt doorgegeven aan de Bank. Het betreft onder meer de artikelen 20, derde en vierde lid en 43 van het Btb en de artikelen 22, eerste lid, onder f, 32 en 34, derde en vijfde lid, van het Bte.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Het toezicht op beleggingsinstellingen uit hoofde van de Wtb en het Overdrachtsbesluit Wet toezicht beleggingsinstellingen werd voorheen door DNB uitgeoefend. Primair is dit toezicht gericht op de adequate transparantie richting de belegger opdat deze in staat wordt gesteld om op voldoende wijze geïnformeerd, zijn eigen beleggingsbeslissingen te nemen. Naar zijn aard behoort dit toezicht tot het domein van het gedragstoezicht. Het toezicht op beleggingsinstellingen is daarom overgeheveld naar de Autoriteit-FM, zij het dat het in omvang beperkte prudentiële toezicht op financiële waarborgen een taak van DNB blijft.

Artikel 29 van de Wtb voorziet in de mogelijkheid om het toezicht aan een of meer rechtspersonen over te dragen; de Autoriteit-FM en DNB zijn aldus beide als toezichthouder aangewezen. De Autoriteit-FM voldoet evenals de Bank aan de in het tweede lid van artikel 29 van de Wtb bepaalde voorwaarden waaraan een rechtspersoon moet voldoen waaraan taken en bevoegdheden worden overgedragen.

Artikel II

Het toezicht op effecteninstellingen wordt uit hoofde van de Wte 1995 en het Overdrachtsbesluit Wet toezicht effectenverkeer 1995 door de Autoriteit-FM uitgeoefend. Dit toezicht betreft goeddeels gedragstoezicht en blijft derhalve de taak van de Autoriteit-FM. De overheveling van het prudentiële toezicht is geëffectueerd door onderhavige wijziging van het Overdrachtsbesluit Wet toezicht effecteninstellingen 1995.

Artikel 40 van de Wte 1995 voorziet in de mogelijkheid om het toezicht aan een of meer rechtspersonen over te dragen; de Autoriteit-FM en DNB zijn aldus beide als toezichthouder aangewezen. De Bank voldoet evenals de Autoriteit-FM aan de in het tweede lid van artikel 40 van de Wte1995 bepaalde voorwaarden waaraan een rechtspersoon moet voldoen waaraan taken en bevoegdheden worden overgedragen.

Artikel III

Beleggingsinstellingen zijn op grond van artikel 17 van het Btb verplicht om kwartaalrapportages bij de Bank in te dienen. Deze rapportages worden gebruikt voor het toezicht op de beleggingsinstellingen. Tevens worden de daaruit gegenereerde gegevens gebruikt voor monetaire rapportages van de Bank aan de Europese Centrale Bank (ECB). Als gevolg van intensivering van onderzoeken ter plaatse bij beleggingsinstellingen is voor het operationele toezicht binnenkort niet langer noodzakelijk dat de rapportages worden ingediend bij de toezichthoudende autoriteit. Wel blijven rapportages nodig voor de informatievoorziening door de Bank aan de ECB. Om deze redenen is de uitvoering van artikel 17 uitgezonderd van de delegatie van taken aan de Autoriteit-FM en zal de rapportageplicht na 1 januari 2003 komen te vervallen. Om aan een ECB-richtsnoer met betrekking tot beleggingsinstellingen te kunnen voldoen, zal de Bank een representatieve groep beleggingsinstellingen – doch een beperktere dan thans rapporteert – vragen de rapportage voort te zetten teneinde ten behoeve van het monetaire beleid macrogegevens te kunnen blijven opstellen.

Artikel IV

Teneinde DNB naast de Autoriteit-FM de bevoegdheid te geven tot het stellen van nadere regels als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 is bepaald dat met betrekking tot die bevoegdheden DNB de toezichthoudende autoriteit is. Voor de Autoriteit-FM vloeit deze bevoegdheid voort uit het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 in combinatie met het Overdrachtsbesluit wet toezicht effectenverkeer 1995, waarin de vergunningverlenende bevoegdheid aan de Autoriteit-FM is overgedragen.

De Minister van Financiën,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Stb. 1990, 458, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 juni 2002, Stb. 373.

XNoot
2

Stb. 1995, 624, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 juni 2002, Stb. 373.

XNoot
3

Stb. 1990, 504, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 januari 2002, Stb. 48.

XNoot
4

Stb. 1995, 623, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 januari 2002, Stb. 48.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

Kamerstukken II, 2001/2002, 28 122, nr. 5.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2001–2002, 28 122 nr. 4.

Naar boven