Besluit van 16 augustus 2002, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Zuivel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 juli 2002, VGB/VL 2294430, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en van Economische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2001/114/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde, geheel of gedeeltelijke gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG 2002, L 15), alsmede op artikel 8 onder a, b en c, en artikel 13, van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2002, no. W13.02.0288/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 augustus 2002 met nummer VGB/VL 2304954, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Warenwetbesluit Zuivel1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onder a, komt te luiden:

a. Richtlijn 2001/114/EG: richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde, geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG 2002, L 15);

B

In artikel 4, tweede lid, onder a, wordt «Richtlijn 76/118/EEG» vervangen door: Richtlijn 2001/114/EG.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 17 juli 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 augustus 2002

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. J. Bomhoff

Uitgegeven de derde september 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Op 17 januari 2002 is gepubliceerd richtlijn nr. 2001/114/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde, geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG 2002, L 15), verder te noemen: richtlijn 2001/114/EG.

Bij richtlijn 2001/114/EG wordt met ingang van 17 juli 2003 ingetrokken richtlijn nr. 76/118/EEG van de Raad van 18 december 1975 houdende onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende bepaalde voor menselijke voeding bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG 1976, L 24), verder te noemen, richtlijn 76/118/EG.

Richtlijn 76/118/EG was uitgevoerd bij ministeriële regeling krachtens artikel 4, tweede lid, onder a, van het Warenwetbesluit Zuivel. Bij dit besluit wordt geregeld dat ook richtlijn 2001/114/EG bij het ministeriële regeling wordt omgezet in Nederlandse regelgeving. Tegen deze delegatie bestaat geen bezwaar, aangezien richtlijn 2001/114/EG geen ruimte laat voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard. Artikel 2 van richtlijn 2001/114/EG biedt Nederland weliswaar de mogelijkheid de toevoeging van vitaminen aan de in bijlage I van de richtlijn bedoelde producten toe te staan, maar het Nederlandse beleid ter zake is reeds vastgelegd in het Warenwetbesluit Toevoeging micro-voedingsstoffen aan levensmiddelen. Eventueel nieuw of gewijzigd nationaal beleid inzake het toevoegen van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen, zal slechts leiden tot wijziging van dat besluit. Artikel 2 van richtlijn 2001/114/EG zal dus niet leiden tot regelgeving krachtens het gewijzigde artikel 4, tweede lid, onder a, van het Warenwetbesluit Zuivel.

De krachtens het gewijzigde artikel 4, tweede lid, onder a, vast te stellen ministeriële regeling zal tijdig voor 17 juli 2003 worden vastgesteld en gepubliceerd.

Dit besluit geeft geen aanleiding tot nieuwe administratieve lasten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. J. Bomhoff


XNoot
1

Stb. 1994, 813, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 december 1999, Stb. 2000, 24.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven