Besluit van 22 juli 2002, houdende bepalingen inzake het treffen van een inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen, MKZ-geruimden en MKZ-getroffenen in de veehouderij (Tijdelijk besluit gewezen zelfstandigen in de veehouderij)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 mei 2002, Directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid, Nr. B&GA/GAB/02/32901;

Gelet op artikel 5a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

De Raad van State gehoord (advies van 11 juni 2002, nr. W12.02.0195/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juli 2002, Directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid, Nr. B&GA/GAB/02/50034;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Voorwaarden

Vrijgesteld van de voorwaarden, bedoeld in artikel 5, tweede en derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, is:

a. met ingang van 1 januari 2003 de gewezen zelfstandige die tot en met uiterlijk 31 december 2002 een bijdrage als bedoeld in artikel 6 van de Regeling inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij ontvangt;

b. met ingang van 1 januari 2004 de gewezen zelfstandige die tot en met uiterlijk 31 december 2003 een bijdrage als bedoeld in artikel 6 van de Regeling inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij ontvangt.

Artikel 2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 18 april 2002 (Stb. 235) in werking treedt en vervalt met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit gewezen zelfstandigen in de veehouderij.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 juli 2002

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de twintigste augustus 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met de Wet van 18 april 2002 (Stb. 235) is in de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) de mogelijkheid opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur categorieën van gewezen zelfstandigen aan te wijzen die zijn vrijgesteld van de voorwaarden voor het recht op uitkering. Het betreft in casu de voorwaarden, bedoeld in artikel 5, tweede en derde lid, van de IOAZ. Van deze in de IOAZ opgenomen mogelijkheid wordt thans gebruik gemaakt voor de groep gewezen zelfstandigen in de veehouderij.

In het kader van de herstructurering van de veehouderij kan een aantal van maximaal 350 gewezen veehouders uiterlijk tot en met 31 december 2002 een bijdrage ontvangen op grond van de Regeling inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij (Iozv), een ministeriële regeling van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV). Met de minister van LNV is afgesproken dat veehouders die een bijdrage ontvangen op grond van deze regeling per 1 januari 2003 kunnen instromen in de IOAZ.

Om toetreding tot de IOAZ mogelijk te kunnen maken is het noodzakelijk tijdelijk van een aantal voorwaarden uit de IOAZ vrijstelling te verlenen voor degenen die een bijdrage hebben ontvangen op grond van de Iozv.

Bij de eerste openstelling van de Iozv in 2000, hebben 54 veehouders een bijdrage in het kader van deze regeling aangevraagd. Deze groep kan per 1 januari 2003 in de IOAZ instromen.

Naar aanleiding van de mond- en klauwzeercrisis (MKZ-crisis) heeft het kabinet besloten de Iozv opnieuw open te stellen voor enerzijds veehouders die financieel getroffen zijn door de MKZ-crisis (de MKZ-getroffenen) en anderzijds veehouders met bedrijven die wegens MKZ zijn geruimd (de MKZ-geruimden). Hiertoe is de Iozv gewijzigd (Stcrt. 2000, 140). Tot nu toe hebben 18 veehouders, die financieel zijn getroffen door de MKZ-crisis, een bijdrage in het kader van deze regeling aangevraagd. Laatstgenoemde groep kan per 1 januari 2004 in de IOAZ instromen.

Overigens staat de intrekking op enig moment van een beschikking tot verlening of vaststelling van de Iozv-bijdrage, omdat een gewezen zelfstandige, mogelijk tijdelijk, niet voldoet aan de in artikel 9 Iozv opgenomen voorwaarden, op zichzelf niet in de weg aan de mogelijkheid om in de IOAZ te kunnen instromen op grond van het onderhavige besluit. Wel dient voor instroming uiteraard te zijn voldaan aan de overige in de IOAZ opgenomen voorwaarden waarvoor geen vrijstelling wordt verleend op grond van het besluit.

Vermogensgrens IOAZ

In de Iozv geldt een vermogensvrijlating die gelijk is aan het bedrag, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de IOAZ, vermenigvuldigd met de factor van 1,5. Op het moment van doorstroming naar de IOAZ vindt, zoals reeds is aangegeven in de toelichting op de Iozv, een nieuwe vermogenstoets plaats. Het vermogen waarover de gewezen zelfstandige en zijn echtgenoot onmiddellijk na de beëindiging van het bedrijf of beroep beschikken wordt getoetst aan de vermogensvrijlating die ten tijde van de bedrijfsbeëindiging ingevolge artikel 8 van de IOAZ gold. Een vermogen dat hoger is dan deze vermogensvrijlating zal dus leiden tot korting op de maandelijkse uitkering. Dit kan voor sommige gewezen zelfstandigen betekenen dat de maandelijkse uitkering op grond van de IOAZ lager is dan de maandelijkse uitkering die op grond van de Iozv werd verkregen.

Financiële paragraaf

Van zestien veehouders die Iozv hebben aangevraagd is de aanvraag afgewezen. Bovendien bestaat de verwachting dat niet alle veehouders die zich voor de Iozv hebben aangemeld het bedrijf daadwerkelijk zullen beëindigen. Tot heden zijn slechts acht bedrijven daadwerkelijk na beëindiging van het bedrijf toegelaten tot de Iozv. Daarnaast zal een klein aantal veehouders dat wel in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de Iozv niet in aanmerking komen voor een uitkering ingevolge de IOAZ, op grond van onder meer vermogen, leeftijd of inkomsten buiten bedrijf. Dit aantal wordt op vijf personen geschat. De verwachte extra instroom in de IOAZ door deze regeling zal maximaal 37 in 2003 en 14 in 2004 zijn.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel verwijst naar een aantal IOAZ-voorwaarden waaraan de gewezen zelfstandigen in de veehouderij, MKZ-geruimden en MKZ-getroffenen vrij zijn gesteld om voor een uitkering krachtens die wet in aanmerking te komen. De normale voorwaarden voor het recht op IOAZ-uitkering zijn dat de aanvraag moet worden ingediend voor de beëindiging van het bedrijf. Uiterlijk binnen anderhalf jaar na het indienen van de aanvraag moeten de ondernemersactiviteiten zijn gestaakt. Daarnaast moet het inkomen van de gewezen zelfstandige duurzaam beneden het in de IOAZ opgenomen bedrag liggen.

De gewezen zelfstandigen in de veehouderij, MKZ-geruimden en MKZ-getroffenen, kunnen niet aan deze, in artikel 5, tweede en derde lid, van de IOAZ opgenomen vereisten voldoen. Zij hebben immers in de afgelopen jaren ten laste van de begroting van het Ministerie van Landbouw en Visserij een bedrijfsbeëindigingsuitkering ontvangen en geen bedrijf in de veehouderij meer gevoerd. Wel is vereist dat de betreffende gewezen veehouders, MKZ-geruimden en MKZ-getroffenen, in het jaar 2002 (voor wat betreft de veehouders) en het jaar 2003 (voor wat betreft de MKZ-geruimden en MKZ-getroffenen) een bedrijfsbeëindigingsuitkering hebben ontvangen.

De toepassing van de Iozv in de veehouderij eindigt met ingang van 1 januari 2003 voor de gewezen zelfstandigen in de veehouderij en met ingang van 1 januari 2004 voor de MKZ-geruimden en MKZ-getroffenen. Teneinde een naadloze overgang van de uitkering krachtens de bedrijfsbeëindiging op grond van de Iozv naar de IOAZ te bewerkstelligen is in dit artikel bepaald dat het recht op IOAZ-uitkering niet eerder ontstaat dan met ingang van 1 januari 2003 voor de gewezen zelfstandigen in de veehouderij en met ingang van 1 januari 2004 voor de MKZ-geruimden en de MKZ-getroffenen.

Artikel 2

Dit artikel regelt de inwerkingtreding en het vervallen van het besluit. Het besluit vervalt per 1 januari 2014. Op dat tijdstip is de regeling in materieel opzicht uitgewerkt, omdat zowel de gewezen zelfstandigen in de veehouderij als de MKZ-geruimden en MKZ-getroffenen de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en om die reden geen aanspraak meer kunnen maken op een uitkering in het kader van de IOAZ. Voor de gewezen zelfstandigen in de veehouderij is de regeling reeds per 1 januari 2013 in materieel opzicht uitgewerkt.

Artikel 3

In de citeertitel, Tijdelijk besluit gewezen zelfstandigen in de veehouderij, wordt de tijdelijkheid van het besluit tot uitdrukking gebracht.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 september 2002, nr. 173.

Naar boven