Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet wapens en munitie in verband met de bestrijding van wapengeweld

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter bestrijding van bezit van vuur-, steek- en andere wapens en daarmee samenhangend geweld de Gemeentewet en de Wet wapens en munitie te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Gemeentewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 151a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 151b

  • 1. De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied. In een veiligheidsrisicogebied kan de officier van justitie de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 50, derde lid, 51, derde lid, en 52, derde lid, van de Wet wapens en munitie toepassen.

  • 2. De burgemeester gaat niet over tot aanwijzing als veiligheidsrisicogebied dan na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993.

  • 3. De aanwijzing als veiligheidsrisicogebied wordt gegeven voor een bepaalde duur die niet langer is en voor een gebied dat niet groter is dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde.

  • 4. De beslissing tot gebiedsaanwijzing wordt op schrift gesteld en bevat een omschrijving van het gebied waarop deze van toepassing is alsmede de geldigheidsduur. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de burgemeester de beslissing tot gebiedsaanwijzing niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt hij alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking daarvan.

  • 5. De burgemeester brengt de gebiedsaanwijzing zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad en van de officier van justitie, bedoeld in het tweede lid.

  • 6. Zodra de verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bedoeld in het eerste lid, is geweken, trekt de burgemeester de gebiedsaanwijzing in. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

B

In artikel 177 wordt de zinsnede «de artikelen 154a, 172, 173, 174, tweede lid, 174a, 175, 176 en 176a» vervangen door: de artikelen 151b, 154a, 172, 173, 174, tweede lid, 174a, 175, 176 en 176a.

C

In artikel 178 wordt de zinsnede «krachtens artikel 154a» vervangen door: krachtens de artikelen 151b en 154a.

ARTIKEL II

De Wet wapens en munitie2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren zijn bevoegd te vorderen dat de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, wordt geopend, indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van:

    a. een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt;

    b. een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27;

    c. aanwijzingen dat een strafbaar feit als bedoeld onder a of b zal worden gepleegd.

2. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In gebieden die overeenkomstig artikel 151b, eerste lid, van de Gemeentewet, door de burgemeester als veiligheidsrisicogebied zijn aangewezen kan de officier van justitie gelasten dat tegenover een ieder de bevoegdheid kan worden uitgeoefend om verpakkingen van goederen, met inbegrip van reisbagage, te onderzoeken op wapens of munitie. Het bevel bevat een omschrijving van het aangewezen gebied en de geldigheidsduur die niet langer dan twaalf uur mag bedragen. Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de toepassing van de bevoegdheid om de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, te onderzoeken op wapens of munitie noodzakelijk wordt geacht.

B

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren zijn bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van:

    a. een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt;

    b. een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27;

    c. aanwijzingen dat een strafbaar feit als bedoeld onder a of b zal worden gepleegd.

2. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In gebieden die overeenkomstig artikel 151b, eerste lid, van de Gemeentewet, door de burgemeester als veiligheidsrisicogebied zijn aangewezen kan de officier van justitie gelasten dat tegenover een ieder de bevoegdheid kan worden uitgeoefend om vervoermiddelen te onderzoeken op wapens of munitie. Het bevel bevat een omschrijving van het aangewezen gebied en de geldigheidsduur die niet langer dan twaalf uur mag bedragen. Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de toepassing van de bevoegdheid vervoermiddelen te onderzoeken op wapens of munitie noodzakelijk wordt geacht.

C

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd personen aan hun kleding te onderzoeken indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van:

    a. een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt;

    b. een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27;

    c. aanwijzingen dat een strafbaar feit als bedoeld onder a of b zal worden gepleegd.

2. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In gebieden die overeenkomstig artikel 151b, eerste lid, van de Gemeentewet, door de burgemeester als veiligheidsrisicogebied zijn aangewezen kan de officier van justitie gelasten dat tegenover een ieder de bevoegdheid kan worden uitgeoefend om hem aan zijn kleding te onderzoeken op de aanwezigheid van wapens of munitie. Het bevel bevat een omschrijving van het aangewezen gebied en de geldigheidsduur die niet langer dan twaalf uur mag bedragen. Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de toepassing van de bevoegdheid om een ieder aan zijn kleding te onderzoeken op wapens of munitie noodzakelijk wordt geacht.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 juli 2002

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de twintigste augustus 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1993, 611, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2002, Stb. 399.

XNoot
2

Stb. 1997, 292, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 april 2002, Stb. 244.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 26 865.

Handelingen II 2000/2001, blz. 3730–3756; 3812–3829; 5457–5481; 5483–5488; 5862–5865; 6055.

Kamerstukken I 2000/2001, 26 865 (338); 2001/2002, 26 865 (75, 75a, 75b, 75c, 75d).

Handelingen I 2001/2002, blz. 1385–1396.

Naar boven