Besluit van 13 juli 2002, houdende indieningsvereisten voor aanvragen om bouwvergunning en voorschriften omtrent het opnemen van gegevens in het openbaar bouwregister (Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 februari 2002, nr. MJZ2002012758, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 40a en 57, tweede en derde lid, van de Woningwet;

De Raad van State gehoord (advies van 27 mei 2002, nr. W08.02.0091/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 juli 2002, nr. MJZ2002056918, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

bijlage: bij dit besluit behorende bijlage;

wet: Woningwet.

Artikel 2

  • 1. Een aanvraag om bouwvergunning wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het bouwwerk of de standplaats geheel of in hoofdzaak is of zal zijn gelegen.

  • 2. Een aanvraag wordt gedaan op het bij ministeriële regeling voorgeschreven formulier dat door burgemeester en wethouders op zijn verzoek aan de aanvrager ter beschikking wordt gesteld.

  • 3. Het aanvraagformulier en de daarbij ingevolge dit besluit te verstrekken gegevens en bescheiden worden ingediend in een door burgemeester en wethouders te bepalen veelvoud dat ten hoogste zes bedraagt.

Artikel 3

Indien burgemeester en wethouders daarmee instemmen, kan de aanvrager ingevolge dit besluit te verstrekken gegevens en bescheiden langs elektronische weg verstrekken. De aanvrager voldoet daarbij aan de eisen van paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2 van de bijlage.

Artikel 4

  • 1. Voorzover die gegevens en bescheiden naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn om aannemelijk te maken dat het desbetreffende bouwen voldoet aan de bij of krachtens de wet voor dat bouwen geldende eisen, verstrekt de aanvrager bij een aanvraag:

    a. om een reguliere bouwvergunning: de gegevens en bescheiden, bedoeld in de paragrafen 1.1 en 1.2 van hoofdstuk 1 van de bijlage;

    b. om een reguliere bouwvergunning die overeenkomstig artikel 56a, eerste lid, van de wet in twee fasen wordt verleend: bij de aanvraag om bouwvergunning eerste fase de gegevens en bescheiden, bedoeld in de paragrafen 1.1 en 1.3.1 van hoofdstuk 1 van de bijlage, en bij de aanvraag om bouwvergunning tweede fase de gegevens en bescheiden, bedoeld in de paragrafen 1.1 en 1.3.2 van hoofdstuk 1 van de bijlage;

    c. om een lichte bouwvergunning: de gegevens en bescheiden, bedoeld in de paragrafen 1.1 en 1.4 van hoofdstuk 1 van de bijlage.

  • 2. In afwijking van het eerste lid behoeft de aanvrager de gegevens en bescheiden, bedoeld in paragraaf 1.5, onderdeel 1, van hoofdstuk 1 van de bijlage, eerst uiterlijk drie weken voor de aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden te verstrekken, en de gegevens en bescheiden, bedoeld in paragraaf 1.5, onderdeel 2, van hoofdstuk 1 van de bijlage, eerst uiterlijk twee dagen voor de aanvang van die bouwwerkzaamheden. Wanneer de aanvrager daaraan toepassing geeft, geven burgemeester en wethouders in de bouwvergunning aan welke gegevens en bescheiden het betreft.

  • 3. Indien de aard van het bouwplan naar hun oordeel daartoe aanleiding geeft, kunnen burgemeester en wethouders, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat de gegevens en bescheiden, genoemd in paragraaf 1.5, onderdeel 3, van hoofdstuk 1 van de bijlage, door de aanvrager eerst uiterlijk drie weken voor de aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden behoeven te worden verstrekt. In dat geval geven zij in de bouwvergunning aan welke gegevens en bescheiden het betreft.

  • 4. De gegevens en bescheiden worden verstrekt op de wijze als aangegeven in hoofdstuk 2 van de bijlage.

Artikel 5

  • 1. De andere gegevens, bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de wet, zijn:

    a. de datum waarop de aanvraag om bouwvergunning is ontvangen;

    b. de datum waarop de bouwvergunning is verleend;

    c. het nummer van de bouwvergunning;

    d. de plaats van het bouwwerk en de daarop betrekking hebbende kadastrale gegevens;

    e. de aard van de bouwwerkzaamheden;

    f. ingeval het bouwwerk wordt gebouwd krachtens aanneming van werk: de naam en het adres van de onderneming die het bouwwerk uitvoert;

    g. ingeval het bouwwerk bedrijfsmatig in eigen beheer wordt gebouwd: de naam en het adres van de ondernemingen die deelnemen aan het bouwen;

    h. ingeval het bouwwerk niet-bedrijfsmatig in eigen beheer wordt gebouwd: de naam en het adres van de opdrachtgever, de naam en het adres van de ondernemingen die deelnemen aan het bouwen alsmede voor welk onderdeel de desbetreffende onderneming zorgdraagt;

    i. het nummer van de vergunning of ontheffing van een in de onderdelen f tot en met h bedoeld bedrijf, zoals opgenomen in het register, bedoeld in artikel 22a van de Vestigingswet Bedrijven 1954.

  • 2. Aantekening van de desbetreffende in het eerste lid bedoelde gegevens vindt plaats binnen twee dagen na de dag waarop:

    a. de aanvraag om bouwvergunning is ontvangen,

    b. de bouwvergunning is verleend of

    c. die gegevens zijn ontvangen.

  • 3. Wijzigingen van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden zo spoedig mogelijk aangetekend.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 juli 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de achtste augustus 2002

De Minister van Justitie a.i.,

J. P. Balkenende

BIJLAGE Behorende bij het besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning

0. Begripsbepaling

1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

– Agrarische Adviescommissie:adviescommissie, ook wel genoemd Agrarische Adviescommissie Bouw- en Aanlegvergunningen of Adviescommissie agrarische bouwaanvragen, die advies uitbrengt aan burgemeester en wethouders bij aanvragen om bouwvergunning in gebieden met een agrarische bestemming. Het advies van de commissie heeft betrekking op de noodzaak van het bouwen en de volwaardigheid en continuïteit van het aanwezige agrarische bedrijf;
– Bruto-inhoud:bruto-inhoud als bedoeld in NEN 2580;
– Bruto-vloer- oppervlakte:bruto-vloeroppervlakte als bedoeld in NEN 2580;
– Detailtekening:getekende uitwerking die een ondubbelzinnige aanduiding geeft van een groep van gelijksoortige constructie-onderdelen in hun vorm, afmetingen, materiaalgebruik en overige gestelde eisen en waarvan de plaats eenduidig vastligt;
– EPC:energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Bouwbesluit 2003;
– Gebruiksopper- vlakte:gebruiksoppervlakte (GO) als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Bouwbesluit 2003;
– ISO:een door de International Organization for Standardization opgestelde norm;
– NEN:een door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven Nederlandse norm;
– NVN:een door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven Nederlandse voornorm;
– SI-eenheden:eenheden volgens de internationale SI-standaard (Système International);
– NPR:een door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven Nederlandse Praktijkrichtlijn.

2. Voor de datering van de in deze bijlage genoemde normbladen wordt verwezen naar NEN 2000.

1. Bij een aanvraag om bouwvergunning aan te leveren gegevens en bescheiden

1.1 Algemene gegevens en bescheiden

a. Naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;

b. Naam en adres van een eventuele gemachtigde, inclusief een door de aanvrager ondertekende machtiging;

c. Gegevens van de onderneming die het bouwwerk uitvoert:

1°. ingeval het bouwwerk wordt gebouwd krachtens aanneming van werk: de naam en het adres van de onderneming die het bouwwerk uitvoert;

2°. ingeval het bouwwerk bedrijfsmatig in eigen beheer wordt gebouwd: de naam en het adres van de ondernemingen die deelnemen aan het bouwen;

3°. ingeval het bouwwerk niet-bedrijfsmatig in eigen beheer wordt gebouwd: de naam en het adres van de opdrachtgever, de naam en het adres van de ondernemingen die deelnemen aan het bouwen alsmede voor welk onderdeel de desbetreffende onderneming zorgdraagt;

d. Indien het bouwwerk geheel of gedeeltelijk krachtens aanneming van werk door een of meerdere ondernemingen wordt uitgevoerd: een door de desbetreffende Kamer van Koophandel en Fabrieken gewaarmerkte kopie van de over die onderneming of ondernemingen in het register, bedoeld in artikel 22a van de Vestigingswet Bedrijven 1954, opgenomen gegevens;

e. Aard van de bouwwerkzaamheden;

f. Lokale en kadastrale aanduiding van de plaats van het bouwwerk;

g. Een opgave van de aannemingssom – als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken (UAV 1989) – van het uit te voeren werk dan wel, voorzover deze ontbreekt, een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2631;

h. Indien van toepassing: kwaliteitsverklaringen als bedoeld in paragraaf 1.4 van het Bouwbesluit 2003 en gegevens en bescheiden waarmee de gelijkwaardigheid, bedoeld in paragraaf 1.3 van het Bouwbesluit 2003, wordt aangetoond;

i. Langs elektronische weg ingediende gegevens en bescheiden moeten vergezeld zijn van een schriftelijke, ondertekende verklaring van de aanvrager met daarin:

1. de naam van elk van de bestanden;

2. een beschrijving van de inhoud van elk van de bestanden;

3. aanduiding van de gebruikte bestandtypen (formats);

4. het aantal bytes geheugenruimte dat ieder bestand beslaat;

5. de datum van elk van de bestanden.

1.2 Gegevens en bescheiden bij een aanvraag om reguliere bouwvergunning

1.2.1 Gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan bestemmingsplan en aan stedenbouwkundige voorschriften bouwverordening

a. Plattegronden van alle verdiepingen en een doorsnedetekening voor de nieuwe situatie en, indien van toepassing, de bestaande situatie;

b. Aanduiding bestemming of bestemmingen van op de aanvraag betrekking hebbende ruimten en gebouwen, alsmede de totale oppervlakte per bestemming;

c. Het beoogde en, indien van toepassing, het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende terreinen waarop de aanvraag betrekking heeft;

d. Opgave bruto-inhoud in m3 en bruto-vloeroppervlakte in m2 van het (deel van het) bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;

e. Afmetingen perceel en bebouwd oppervlak, alsmede situering van het bouwwerk ten opzichte van de perceelsgrenzen;

f. Hoogte van het bouwwerk ten opzichte van het straatpeil en het aantal bouwlagen;

g. De inrichting van parkeervoorzieningen op het eigen terrein;

h. Gegevens en bescheiden welke samenhangen met een uit te brengen advies van de Agrarische Adviescommissie in geval van een aanvraag om bouwvergunning voor een bouwwerk in een gebied met een agrarische bestemming;

i. Gegevens en bescheiden welke samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan een gemeentelijke leefmilieuverordening.

1.2.2 Gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan welstandscriteria

a. Tekeningen van alle gevels van het bouwwerk, inclusief de gevels van belendende bebouwing;

b. Detailtekeningen van gezichtsbepalende delen van het bouwwerk;

c. Foto's van de bestaande situatie en de omliggende bebouwing;

d. Opgave materiaal- en kleurgebruik van toe te passen bouwmaterialen (uitwendige scheidingsconstructie).

1.2.3 Gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 met betrekking tot constructieve veiligheid

Gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in relatie tot:

a. Belastingen en belastingcombinaties (sterkte, stijfheid en stabiliteit) van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk zelf;

b. De uiterste grenstoestand van de bouwconstructie en onderdelen van de bouwconstructie.

1.2.4 Gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan overige voorschriften van het Bouwbesluit 2003

Gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in relatie tot:

a. De EPC, thermische eigenschappen van de toegepaste uitwendige scheidingsconstructie en de beperking van de luchtdoorlatendheid, bedoeld in hoofdstuk 5 van het Bouwbesluit 2003;

b. De karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, de geluidsabsorptie van gemeenschappelijke verkeersruimten, gangen en trappenhuizen ingeval het bouwwerk een woonfunctie heeft en de nagalmtijd van verblijfsruimten ingeval het bouwwerk een onderwijsfunctie heeft;

c. De daglichttoetreding;

d. De ventilatievoorzieningen van ruimten, voorzieningen betreffende de afvoer van verbrandingsgassen en aanvoer van verbrandingslucht;

e. De brandveiligheid en rookproductie van toegepaste materialen;

f. De brand- en rookcompartimentering;

g. De vluchtroutes alsmede de aard en plaats van brandveiligheidsvoorzieningen;

h. De noodstroomvoorziening en -verlichting;

i. De wateropname van toegepaste materialen van vloer, wand en plafond in sanitaire ruimten;

j. De lucht- en waterdichtheid en vochtwerende voorzieningen van inwendige en uitwendige scheidingsconstructies;

k. Het leidingplan en aansluitpunten van riolering en hemelwaterafvoeren;

l. Het leidingplan en aansluitpunten van gas-, elektra- en waterleiding;

m. Aansluitpunten van drinkwater- en warmwatervoorziening;

n. De inbraakwerendheid, bedoeld in afdeling 2.25 van het Bouwbesluit 2003, van bereikbare gevelelementen;

o. Het weren van ratten en muizen;

p. Aanduiding gebruiksfunctie, afmetingen en bezettingsgraad van alle ruimten inclusief totaal oppervlakken per gebruiksfunctie;

q. Indien het bouwwerk een woongebouw betreft: de ruimte waar de huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in afdeling 4.10 van het Bouwbesluit 2003, worden opgeslagen;

r. Indien het bouwwerk een utiliteitsgebouw betreft: de ruimte waar gewerkt wordt met brandbare, brandbevorderende, bij brand gevaar opleverende of voor de gezondheid gevaarlijke stoffen als genoemd in de Regeling Bouwbesluit 2003, of waar deze stoffen worden opgeslagen;

s. Indien het bouwwerk een utiliteitsgebouw betreft: de stallingsruimte voor fietsen;

t. De integrale toegankelijkheid van het bouwwerk en in het bouwwerk gelegen ruimten;

u. De detaillering van trappen, hellingbanen en vloerafscheidingen (inclusief hekwerken);

v. De aanduiding van de opstelplaats aanrecht, kooktoestel, stooktoestellen en warmwatertoestellen;

w. De aanduiding bad- en toiletruimte, meterruimte en liften en liftschachten;

x. De aanduiding vloerpeilen ten opzichte van het aansluitende terrein;

y. De draairichting van beweegbare constructieonderdelen.

1.2.5 Gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan overige voorschriften bouwverordening

a. Bouwveiligheidsplan en toegankelijkheid van de bouwplaats;

b. Gegevens betreffende de aard en plaats van brandveiligheidinstallaties alsmede van de vluchtwegaanduiding;

c. Een tekening van de inrichting van het bij het bouwwerk behorende terrein met daarop aangegeven de voorzieningen voor de bereikbaarheid en de plaats van bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen.

1.2.6 Gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de Woningwet

a. Een afschrift van de vergunning dan wel een bewijs van aanvraag van een vergunning krachtens artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer of artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet (Woningwet artikel 52, eerste lid);

b. Een afschrift van de vergunning dan wel een bewijs van aanvraag van een vergunning in het kader van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen, artikel 6, eerste lid, onderdeel a (Woningwet artikel 53);

c. Een afschrift van de vergunning dan wel een bewijs van aanvraag van een vergunning inzake de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening (Woningwet artikel 44, eerste lid, onderdeel e);

d. Een afschrift van de vergunning dan wel een bewijs van aanvraag van een sloopvergunning (Woningwet artikel 8, tweede lid, onderdeel d; artikel 44, eerste lid, onderdeel b);

e. Een onderzoeksrapport betreffende de bodemgesteldheid (Woningwet artikel 8, tweede lid, onderdeel c; artikel 44, eerste lid, onderdeel b), tenzij:

1. daarvoor door burgemeester en wethouders ontheffing is of kan worden verleend in het geval reeds voldoende gegevens met betrekking tot de bodemgesteldheid aanwezig zijn;

2. het bouwen betrekking heeft op bouwwerken, waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven (Woningwet, artikel 8, derde lid);

3. het desbetreffende bouwwerk de grond niet raakt of het bestaande, niet wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd (Woningwet, artikel 8, derde lid);

f. Eventuele extra gegevens en bescheiden welke samenhangen met experimentele bouw als bedoeld in artikel 7 en 7a van de Woningwet;

g. Gegevens en bescheiden samenhangend met een eventueel benodigde vrijstelling van voorschriften van het bestemmingsplan.

1.3 Gegevens en bescheiden bij een aanvraag om reguliere bouwvergunning, die in twee fasen wordt verleend

1.3.1 Gegevens en bescheiden bij aanvraag om reguliere bouwvergunning, eerste fase

a. De gegevens en bescheiden, genoemd in paragraaf 1.2.1;

b. De gegevens en bescheiden, genoemd in paragraaf 1.2.2;

c. De gegevens en bescheiden, genoemd in paragraaf 1.2.6, onderdelen c en g.

1.3.2 Gegevens en bescheiden bij aanvraag om reguliere bouwvergunning, tweede fase

De gegevens en bescheiden, genoemd in paragraaf 1.2, met uitzondering van de ten behoeve van de bouwvergunning eerste fase aangeleverde gegevens.

1.4 Gegevens en bescheiden bij een aanvraag om lichte bouwvergunning

a. De gegevens en bescheiden, genoemd in paragraaf 1.2.1;

b. De gegevens en bescheiden, genoemd in paragraaf 1.2.2;

c. De gegevens en bescheiden, genoemd in paragraaf 1.2.3;

d. De gegevens en bescheiden, genoemd in paragraaf 1.2.6, onderdelen a tot en met c, f en g.

1.5 Op een later tijdstip aan te leveren gegevens en bescheiden

1.a. Gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte, stijfheid en stabiliteit) van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk zelf, voorzover het niet de hoofdlijn van de constructie dan wel het constructieprincipe betreft;

b. Gegevens en bescheiden met betrekking tot de details van de in of ten behoeve van het bouwwerk toegepaste installaties, voorzover het niet de gegevens met betrekking tot de hoofdlijn dan wel het principe van de toegepaste installaties betreft.

2. Naam en adres van degene(n) die verantwoordelijk is (zijn) voor de uitvoering van de bouwwerkzaamheden, inclusief een gewaarmerkte kopie van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken (paragraaf 1.1, onderdelen c en d);

3. Gegevens en bescheiden als genoemd in de paragrafen 1.2.2, 1.2.4 en 1.2.5 van de bijlage, voorzover het niet de hoofdlijn van de constructieve veiligheid en brandveiligheid betreft.

2. Wijze van aanleveren van de gegevens en bescheiden

2.1 Algemeen

De gegevens en bescheiden moeten in een zodanige vorm worden aangeleverd dat een goede en effectieve beoordeling door de gemeente mogelijk is. Alle tekeningen, berekeningen en andere rapportages moeten door de respectieve opstellers van de adviezen ondertekend dan wel gewaarmerkt zijn.

2.2 Eisen aan tekeningen

Algemeen

Alle tekeningen moeten voorzien zijn van een duidelijke maatvoering.

Schaal van tekeningen (maximaal toe te passen schalen)

1. Situatietekeningen: 1:1000

2. Geveltekeningen, plattegronden en doorsneden:

a. Bouwwerken kleiner dan 10 000 m2 bruto-vloeroppervlakte: 1:100

b. Bouwwerken 10 000 m2 bruto-vloeroppervlakte: 1:200

3. Detailtekeningen: 1:5 of 1:10 of 1:20

Materiaalaanduidingen op bouwkundige tekeningen

– Conform NEN 47

Maatvoering, maatinschrijving, lijnsoorten, arceringen, aanzichten en doorsneden op bouwkundige tekeningen

– Conform NEN 2302

Tekeningen van betonconstructie

– Conform NEN 3870

Formaat van de tekeningen

– Minimaal A4, conform NEN-ISO 216

– Tekeningen moeten gevouwen zijn volgens NEN 379

Kadastrale aanduiding/ligging van het bouwwerk

Het kaartmateriaal dat is gebruikt voor het weergeven van de kadastrale aanduiding en/of ligging van het bouwwerk moet van voldoende kwaliteit zijn. Aan deze eis wordt in ieder geval voldaan indien gebruik gemaakt wordt van:

– Grootschalige basiskaart Nederland;

– Kadastrale kaarten;

– Stafkaarten van Defensie.

Uit het kaartmateriaal moet de oriëntatie van het bouwwerk blijken (noordpijl).

Plattegrondtekeningen

Van elke bouwlaag moet een plattegrond getekend zijn (een horizontale doorsnede 1200 mm boven vloerniveau), waarop (voorzover van toepassing op de aanvraag) is aangegeven:

– Uitwendige en inwendige scheidingsconstructies (inclusief materiaalaanduiding);

– Peilmaten van de vloer;

– Trappen, hellingbanen en (brandweer)liften;

– Binnen- en buitenkozijnen;

– Kokers, schachten, kanalen en schoorstenen;

– Opstelplaats van kooktoestel, verwarming en warmwatervoorziening;

– Alle, bijvoorbeeld door middel van arcering aangegeven, oppervlakken die een directe relatie hebben met de berekening en behoren tot:

– Gebruiksfunctie van het gebouw(deel);

– Gebruiksoppervlakte;

– Verwarmde en onverwarmde zones volgens NEN 5128/2916;

– Verblijfsgebied en -ruimte;

– Verkeersruimte;

– Toilet, meterruimte, stallingsruimte en opslagruimte;

– (Integrale) toegankelijkheidssector.

Doorsnede tekening

Ten behoeve van de beoordeling van de bruikbaarheid, de gebruiksoppervlakte (GO) en het verblijfsgebied moeten de relevante doorsneden, inclusief 1500 – 2400 – 2600 mm hoogtelijn en voorzien van maatvoering, getekend zijn.

Geveltekeningen

Alle aanzichten in loodrechte verticale projectie. Alle dichte delen en kozijnen die een directe koppeling met de berekeningen hebben moeten als zodanig traceerbaar zijn in berekening, rapportage of renvooi.

2.3 Eisen aan berekeningen

Algemeen

– Naam en versie van de gebruikte rekenprogramma's;

– Invoergegevens en handberekeningen op doorlopend genummerde bladen;

– Indien van toepassing: de herkomst van basis- of invoergegevens.

Eisen aan gegevens en resultaten met betrekking tot statische berekeningen, geluidwering, waterdichtheid, temperatuurfactor, ventilatie, daglichttoetreding, energieprestatie, brandveiligheid, thermische isolatie, luchtdoorlatendheid, etc.

– Symbolen en afkortingen weergegeven conform de voor de verschillende berekeningen geldende NEN-normen. Indien de toegepaste rekenprogramma's afwijkende symbolen en/of afkortingen gebruiken, moeten deze separaat worden toegelicht;

– Numerieke gegevens weergegeven in SI-eenheden.

Eisen aan toegepaste rekensoftware

De volgende informatie betreffende de toegepaste rekensoftware moet uit de gegevens en bescheiden bij de aanvraag om bouwvergunning blijken:

– Beschrijving toegepaste rekensoftware;

– Beschrijving rekenmethode;

– Beschrijving toepassingsgebied;

– Aanduiding betekenis gepresenteerde waarden;

– Aanduiding nauwkeurigheid resultaten;

– Beschrijving gekozen assenstelsel;

– Verklaring gebruikte symbolen en grootheden.

Eisen aan constructieve berekeningen

– Schematisering onder toepassing van de van toepassing zijnde NEN-norm(en), inclusief te hanteren belastingschema's;

– Toerekening materiaaleigenschappen conform van toepassing zijnde NEN-norm(en);

– Doorsnedegrootheden moeten per constructie onderdeel gemotiveerd (=berekend) zijn;

– Verantwoording eigenschappen ondersteuningen;

– Berekeningsresultaten per belastingschema uitwerken volgens van toepassing zijnde NEN-norm(en);

– Maatgevende waarden aangeven.

Eisen aan berekening geluidwering

Berekeningen betreffende geluidsniveau van installaties, geluidwerende voorzieningen, geluidsabsorptie van gemeenschappelijke verkeersruimten, gangen en trappenhuizen in woongebouwen en berekeningen van de nagalmtijd in verblijfsruimten van onderwijsgebouwen en sportlokalen behorende bij een onderwijsfunctie als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van het Bouwbesluit 2003, contact- en luchtgeluidsisolatie tussen ruimten en van de uitwendige scheidingsconstructie.

Eisen aan berekening mechanische ventilatie

– Strangenschema's met diameters en lengten;

– Gegevens over drukverlies;

– Merk en type toe te passen installatie.

Eisen aan berekeningen thermische isolatie/energieprestatie

– Totale oppervlak kozijnen, ramen, deuren, dichte delen en daarmee gelijk te stellen constructiedelen;

– Oppervlak van iedere toegepaste glassoort en de thermische eigenschappen hiervan;

– Tekening waarop gehanteerde woningen voor de EPC berekening zijn aangegeven;

– EPC begrenzing woningen of woongebouw (door middel van arcering op plattegrondtekening);

– Gebouwfunctie en energiesectoren (op tekening voor niet tot bewoning bestemde gebouwen, gearceerd);

– Invoergegevens EPC berekening (bouwfysische eigenschappen bouwwerk, installaties en gehanteerd rekenprogramma).

2.4 Eisen aan digitale indiening van gegevens en bescheiden

1. Algemene gegevens, rapportages en berekeningen dienen aangeleverd te worden in PDF-, HTML- of een gelijkwaardig formaat.

2. Tekeningen dienen aangeleverd te worden in DXF-, TSA-, CCD of een gelijkwaardig formaat.

3. Indien gebruik is gemaakt van een systematiek, waarbij de tekeningen onlosmakelijk verbonden zijn met de berekeningen, dienen de gegevens aangeleverd te worden in TSA- , CCD of een gelijkwaardig formaat.

4. De digitale bestanden worden ingediend op een opslagmedium dat slechts bruikbaar is voor het alleen lezen van die bestanden, zogenoemde «read-only»-bestanden. Indien de bestanden elektronisch worden verzonden (e-mail) dienen deze als «read-only» (alleen lezen) te zijn gekenmerkt.

3. Toelichting op de aan te leveren gegevens en bescheiden

3.1 Algemeen

In de puntsgewijze toelichting wordt de opsomming indien noodzakelijk toegelicht. Tevens wordt verwezen naar relevante normen waaraan de gevraagde informatie moet voldoen. De letter voor de toelichting verwijst naar de overeenkomstige gegevens en bescheiden genoemd in de in de titel tussen haakjes genoemde paragraaf van de bijlage.

Ten behoeve van de toetsing van het bouwplan moet in geval van verbouw of restauratie naast de nieuwe situatie ook de bestaande situatie voldoende blijken uit de aangeleverde gegevens en bescheiden.

3.2 Puntsgewijze toelichting

3.2.1 Toelichting algemene gegevens en bescheiden (§ 1.1)

c. Indien meerdere uitvoerenden bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden betrokken zijn dienen van alle betrokkenen de gevraagde gegevens geleverd te worden, onder vermelding van het onderdeel waarvoor het betrokken bedrijf zorgdraagt. In het geval dat de uitvoerende(n) niet in Nederland gevestigde bedrijven betreft dient een kopie van de ontheffing van de vestigingsvoorschriften overgelegd te worden. De desbetreffende eis is niet van toepassing indien de bouwwerkzaamheden niet door een bedrijf, maar bijvoorbeeld door de aanvrager zelf worden uitgevoerd.

g. Tot de bouwkosten worden niet gerekend de grondkosten (omvattende de verwervingskosten van het terrein, de kosten van infrastructurele voorzieningen en de kosten van het bouwrijp maken), de inrichtingskosten (zoals bedrijfsinstallaties en -apparatuur) en de bijbehorende kosten (waartoe onder andere behoren de architecten- en de adviseurshonoraria, kosten voor grondonderzoek, verzekeringen, omzetbelasting en andere heffingen). Tot de bouwkosten behoren echter wel de kosten van de verwarmingsinstallatie, liften, roltrappen en dergelijke, althans voorzover deze installaties behoren tot de normaal te verwachten inrichting van het betrokken bouwwerk en dus bijvoorbeeld niet zijn aangebracht in verband met bedrijfsinstallaties en -apparatuur.

De bouw- en materiaalkosten moeten marktconform worden opgegeven, ook wanneer een deel van de werkzaamheden door middel van zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd.

Indien de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft op een woonwagen of een standplaats wordt met aannemingssom bedoeld:

1. in geval van aanvraag om bouwvergunning voor een plaatsing van een woonwagen: de som van de prijs van de wagen, de prijs van aflevering en plaatsen op de standplaats en het aansluiten op de nutsvoorzieningen (exclusief de BTW);

2. in geval van een aanvraag om bouwvergunning voor het verplaatsen van een woonwagen: de som van het plaatsen op de standplaats en het aansluiten op de nutsvoorzieningen (exclusief de BTW);

3. ingeval de aanvraag om bouwvergunning voor het plaatsen respectievelijk verplaatsen van een woonwagen samenvalt met uitbreiding of verandering van de wagen: de som van het onder 1 respectievelijk 2 bedoelde bedrag en de prijs van de uitbreiding of verandering (exclusief de BTW).

h. Met betrekking tot gelijkwaardigheid stelt het Bouwbesluit 2003 in paragraaf 1.3:

Aan een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk [van het Bouwbesluit 2003] gesteld voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een bouwwerk of een gedeelte daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift.

Met dit artikel voorziet het Bouwbesluit 2003 in de mogelijkheid om, mits binnen het kader van de functionele eis wordt gebleven, af te wijken van de in het Bouwbesluit 2003 gegeven prestatie-eisen. Redenen voor afwijking van de in het Bouwbesluit 2003 gegeven prestatie-eisen kunnen bijvoorbeeld zijn de aard van het desbetreffende bouwwerk, plaatselijke omstandigheden of de toepassing van innovatieve materialen of constructies. De aanvrager die een beroep op dit gelijkwaardigheidsartikel doet moet ten genoegen van burgemeester en wethouders aantonen dat het bouwwerk ten minste een zelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met het betrokken voorschrift.

Met betrekking tot kwaliteitsverklaringen stelt het Bouwbesluit 2003 in paragraaf 1.4:

Indien bij of krachtens dit besluit een eis is gesteld ten aanzien van een bouwmateriaal of bouwdeel en voor dat bouwmateriaal of bouwdeel een op die eis toegesneden, door Onze Minister erkende kwaliteitsverklaring is afgegeven, is aan de betreffende eis voldaan, indien dat bouwmateriaal of bouwdeel overeenkomstig die kwaliteitsverklaring is toegepast.

Alleen die kwaliteitsverklaringen die een relatie hebben met een voorschrift van het Bouwbesluit 2003, en door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn erkend, leveren voldoende bewijs op dat aan een bij of krachtens dit besluit gegeven voorschrift is voldaan.

Met de overlegging van kwaliteitsverklaringen/CE-markeringen en/of verklaringen van gelijkwaardigheid, welke voldoen aan het in de Regeling Bouwbesluit 2003 gestelde, wordt voldaan aan de in artikel 4 van dit besluit gestelde eis dat aannemelijk gemaakt moet worden dat het bouwen voldoet aan de desbetreffende eis.

i. De verklaring bij langs elektronische weg indienen van gegevens en bescheiden dient voor ieder aangeleverd bestand de volgende onderdelen te bevatten:

1. Naam waaronder ieder bestand op het opslagmedium is terug te vinden (bestandsnaam);

2. Beschrijving van de inhoud van het bestand, waarin is aangegeven waarop het bestand betrekking heeft (geveltekening, rapportage bodemonderzoek, etc);

3. Aanduiding type bestand (bestandsformaat) waaruit blijkt met welk programma het bestand kan worden gelezen;

4. Datum en grootte van het bestand.

De bestanden moeten, ongecomprimeerd en als «alleen lezen» gemarkeerd, op een bestandsdrager (cd-rom of diskette) worden aangeleverd. Indien gegevens per e-mail worden aangeleverd mogen deze gecomprimeerd zijn, maar moeten deze zonder gebruik van een compressieprogramma kunnen worden teruggebracht in hun oorspronkelijke vorm («self-extracting»). De gegevens die per bestand moeten worden aangeleverd moeten in het laatste geval ook van het gecomprimeerde bestand worden aangegeven, inclusief controlewaarde (CRC of checksum).

De overzichtslijst die aan de elektronisch ingediende gegevens en bescheiden wordt toegevoegd dient als controlelijst voor de ingediende gegevens en bescheiden. Tevens verklaart de indiener met de ondertekening van de overzichtslijst dat de aangeleverde gegevens en bescheiden betrekking hebben op het bouwen waarvoor een vergunning wordt aangevraagd.

3.2.2 Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan bestemmingsplan en/of aan stedenbouwkundige voorschriften bouwverordening (§ 1.2.1)

b. Aanduiding van de bestemmingen van ruimten en groepen van ruimten binnen het bouwwerk en van het bouwwerk zelf.

d. De bruto-inhoud en de bruto-vloeroppervlakte moeten bepaald worden zoals bedoeld in het normblad NEN 2580.

e. Aan te geven op de situatietekening. Duidelijk moet zijn wat de ligging is van de gevels van het bouwwerk ten opzichte van de wegzijde, op welke wijze het terrein ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van het terrein behorende bij het voorgenomen bouwwerk.

f. Met de term straatpeil wordt hier bedoeld de hoogteligging van het bouwwerk ten opzichte van:

– de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang, voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst voor een bouwwerk;

– of hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst.

g. Met parkeervoorzieningen op het eigen terrein wordt bedoeld de opstelplaats(en) voor voertuigen op het bij het geplande bouwwerk behorende perceel.

h. In gebieden waar sprake is van een agrarische bestemming kunnen burgemeester en wethouders een advies inzake de aanvraag om bouwvergunning aanvragen bij de Agrarische Adviescommissie. De Agrarische Adviescommissie toetst of het beoogde bouwwerk daadwerkelijk een agrarische bestemming heeft. Burgemeester en wethouders stellen vast welke informatie ten behoeve van deze aanvraag noodzakelijk is en geven aan op welke wijze de desbetreffende informatie moet worden aangeleverd.

i. Op grond van artikel 17 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing moet een bouwvergunning worden geweigerd indien een bouwwerk in strijd is met de bepalingen van een, door de gemeenteraad vastgestelde, leefmilieuverordening. Op grond van artikel 18 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing moeten burgemeester en wethouders de aanvraag om bouwvergunning aanhouden indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk in een gebied waarvoor, voordat de aanvraag is binnengekomen, een ontwerp voor een leefmilieuverordening of voor een herziening daarvan ter inzage is gelegd dan wel een zodanige verordening of een herziening daarvan is vastgesteld. Burgemeester en wethouders stellen vast welke informatie ten behoeve van toetsing aan een eventuele leefmilieuverordening noodzakelijk is en geven aan op welke wijze de desbetreffende informatie moet worden aangeleverd.

3.2.3 Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan welstandscriteria (§ 1.2.2)

a. Uit de geveltekeningen moet duidelijk worden hoe het voorgenomen bouwwerk in de omgeving past. Hiertoe is het noodzakelijk dat tevens een beeld van de belendende bebouwing gegeven wordt. Bij grotere bouwwerken kan, ter ondersteuning van de beoordeling van het bouwwerk, eventueel een schetsmaquette worden aangeleverd.

b. Ten behoeve van de welstandstoetsing dient de aanvrager principedetails over te leggen. Het betreft hier schetsen of tekeningen van die onderdelen van het gebouw die voor het uiterlijk bepalend zijn, zonder een volledige bouwkundige uitwerking van die onderdelen.

c. De aan te leveren foto's moeten, ook bij kleinere bouwwerken, een duidelijk beeld geven van de inpassing van het geplande bouwwerk in de directe omgeving. Het is dan ook van belang dat niet alleen de locatie van het geplande bouwwerk maar ook de directe omgeving duidelijk blijkt uit de foto's. De foto's moeten in kleur zijn afgedrukt of, in geval van digitaal aangeleverde foto's, in kleur zijn af te drukken.

d. De aanvrager dient duidelijk te maken wat de toegepaste kleuren in het ontwerp zijn. Hiertoe moeten van een aantal bouwdelen, indien van toepassing, het materiaalgebruik en de kleur worden aangegeven:

– Gevels. Eventuele afwijkingen in materiaalgebruik en/of kleurstelling voor bijvoorbeeld de plint (voet of basis van het gebouw), gevelbekleding of borstweringen moeten apart worden vermeld;

– Voegwerk;

– Kozijnen, ramen en deuren. Eventuele luiken moeten separaat worden aangegeven;

– Balkonhekken;

– Dakgoten en/of boeidelen;

– Dakbedekking.

Ter ondersteuning van de toetsing kan een dakpan, steen of (kleur)monsterbord worden gevraagd.

Indien de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft op een woonwagen kan aan de eis met betrekking tot het aanleveren van gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing van het uiterlijk van de woonwagen aan redelijke eisen van welstand, als genoemd in paragraaf 1.2.2, onderdelen a, b en d, worden voldaan door het indienen van documentatie van de leverancier, mits hierop de bedoelde gegevens duidelijk zichtbaar zijn.

Indien het op te richten bouwwerk in een gebied gelegen is waarvan door de gemeenteraad bepaald is dat de eisen van welstand niet van toepassing zijn, behoeven bovenstaande gegevens niet te worden verstrekt. Dit geldt tevens voor tijdelijke bouwwerken en voor typen bouwwerken welke door de gemeenteraad welstandsvrij verklaard zijn of waarvoor door de gemeenteraad in de gemeentelijke welstandsnota geen welstandscriteria zijn vastgesteld.

Opgemerkt wordt nog dat vanaf de inwerkingtreding van dit besluit een overgangsperiode van 18 maanden geldt. In deze overgangsperiode is het oude welstandsregime van kracht totdat door de gemeenteraad een gemeentelijke welstandsnota heeft vastgesteld.

3.2.4 Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 met betrekking tot constructieve veiligheid (§ 1.2.3)

De gevraagde gegevens en bescheiden moeten in alle gevallen bestaan uit tekeningen en berekeningen betreffende de te wijzigen of te bouwen constructieve delen. Zie voor verdere eisen de paragrafen 2.2 en 2.3. Indien de aanvraag betrekking heeft op de wijziging of uitbreiding van een bestaand bouwwerk moet uit de aangeleverde gegevens tevens blijken wat de opbouw van de bestaande constructie is (tekeningen en berekeningen) en wat de toegepaste materialen zijn.

De hoofdlijn van de constructie moet onderdeel zijn van de gelijktijdig met het aanvraagformulier in te dienen gegevens en bescheiden. Het betreft hier ten minste het constructieprincipe en het principe van de stabiliteitsvoorzieningen, de gewichtsberekening van de hoofddraagconstructie en het funderingsplan. Overige gegevens met betrekking tot de (details van de) constructie moeten uiterlijk drie weken voor aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden worden aangeleverd (zie de toelichting op paragraaf 1.5).

Het voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot de uiterste grenstoestand van de fundering moet worden aangetoond door middel van een funderingsplan dat, voorzover de aard van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft, gebaseerd moet zijn op een onderzoek naar de draagkracht van de ondergrond. In het funderingsplan moet zijn opgenomen een plattegrond van de fundering op staal dan wel van de fundering op palen. De gevraagde gegevens moeten tevens op deze plattegrond zijn weergegeven. In een funderingsplan is of zijn over het algemeen de volgende onderwerpen opgenomen:

a. berekeningen betreffende de draagkracht van de ondergrond;

b. de aanlegdiepte van de fundering;

c. de paallengte dan wel de diepte van de grondverbetering.

3.2.5 Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan overige voorschriften van het Bouwbesluit 2003 (§ 1.2.4)

a. Bij de berekening van de energieprestatiecoëfficiënt wordt uitgegaan van:

– NEN 5128 voor woningen en logiesverblijven;

– NEN 2916 voor niet tot bewoning bestemde gebouwen.

Bij de berekening kan gebruik gemaakt worden van NPR 5129 respectievelijk 2917, beide uitgave 2002, en de bijbehorende rekenprogramma's en standaardoplossingen. De aanlevering van een EPC berekening is van toepassing voor de gebruiksfuncties die afdeling 5.2 van het Bouwbesluit 2003 aanwijst.

Bij de bepaling van de EPC moet duidelijk zijn welke gegevens zijn meegenomen in de berekening (bijvoorbeeld rendement van stooktoestellen);

f. De opgave moet tevens gegevens betreffende deuren en daglichtopeningen in uitwendige scheidingsconstructies bevatten. Voorzover van belang voor het vluchten bij brand moeten tevens de deuren en daglichtopeningen in inwendige scheidingsconstructies worden opgegeven. Bij een niet besloten brandcompartiment als bedoeld in art. 2.104, vierde lid, van het Bouwbesluit 2003, moet de aanvrager van een bouwvergunning tevens aangeven in welk deel van dat compartiment de opslag zal plaatsvinden. Het gaat hier om de open loodsen, bijvoorbeeld voor houtindustrie;

n. Voor in de gevel voorkomende beweegbare constructieonderdelen, welke volgens NEN 5087 behoren tot de voor inbrekers bereikbare zone, geldt dat ze moeten voldoen aan weerstandsklasse 2, bepaald volgens NEN 5096. Achtergrond is dat een gelegenheidsinbreker met gebruikelijk gereedschap ten minste 3 minuten nodig heeft om de woning binnen te komen. Woningen die het Politiekeurmerk Veilig Wonen hebben verkregen voldoen aan de in het Bouwbesluit 2003 (artikel 2.215) gestelde eis;

x. Uit de verstrekte gegevens moet de hoogteligging van de vloeren ten opzichte van straatpeil blijken. Tevens moet de hoogte van het maaiveld ter plaatse van de entree van het bouwwerk duidelijk zijn;

y. De draairichting van de in de gevels aanwezige draaiende constructieonderdelen moet worden aangegeven ter toetsing van de vluchtrichting en van het ruimtebeslag van die draaiende delen boven de openbare weg.

Bij de aanvraag om bouwvergunning met betrekking tot een woonwagen kan aan de eis tot het verstrekken van alle gegevens en bescheiden, genoemd in de paragrafen 1.2.3 en 1.2.4, voldaan worden door het overleggen van een kwaliteitsverklaring waaruit blijkt dat de woonwagen gebouwd is overeenkomstig de eisen van het Bouwbesluit 2003.

3.2.6 Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan overige voorschriften bouwverordening (§ 1.2.5)

a. Het bouwveiligheidsplan heeft alleen betrekking op de veiligheid van de weg, de in de weg gelegen werken, de weggebruikers, de naburige bouwwerken, open erven en terreinen en hun gebruikers. Overige veiligheidsaspecten, zoals de Arbo-wet, vallen onder andere regelingen.

Een bouwveiligheidsplan moet de volgende onderdelen bevatten:

1. één of meerdere tekeningen waaruit de bouwplaatsinrichting blijkt:

– De ligging van het te bebouwen perceel en de omliggende wegen, bouwwerken e.d.;

– De situering van het bouwwerk;

– De aan- en afvoerwegen;

– De laad-, los- en hijszones;

– De plaats van de bouwketen;

– De grenzen van het bouwterrein waarbinnen alle bouwactiviteiten, inclusief het laden en lossen, plaatsvinden;

– De in of op de bodem van het perceel aanwezige leidingen;

– De plaats van ander hulpmaterieel en opslag van materialen.

De schaal van bedoelde tekeningen mag niet kleiner zijn dan 1:100 of 1:1000 wanneer details op een schaal van 1:100 zijn bijgevoegd.

2. gegevens en bescheiden over de toe te passen bouwmethodiek en de toe te passen materialen, materieel, hulp- en beveiligingsmiddelen bij de bouwwerkzaamheden.

c. In de bouwverordening zijn eisen opgenomen inzake de bereikbaarheid van bouwwerken voor voertuigen van de brandweer en de bluswatervoertuigen. Om te kunnen toetsen of aan deze eisen wordt voldaan dienen de desbetreffende voorzieningen te blijken uit de bij de aanvraag aangeleverde gegevens en bescheiden.

3.2.7 Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de Woningwet (§ 1.2.6)

a. Indien voor het bouwwerk tevens een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer en/of de Kernenergiewet vereist is, moet de beschikking of het bewijs van aanvraag van de desbetreffende vergunning bij de aanvraag om bouwvergunning, in het kader van de aanhoudingsplicht in artikel 52 van de Woningwet, worden bijgevoegd.

b. Indien voor het bouwwerk tevens een vergunning in het kader van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen vereist is, moet de beschikking of het bewijs van aanvraag van de desbetreffende vergunning bij de aanvraag om bouwvergunning, in het kader van de aanhoudingsplicht in artikel 53 van de Woningwet, worden bijgevoegd.

c. Indien voor het bouwwerk tevens een vergunning in het kader van de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening vereist is, moet de beschikking of het bewijs van de aanvraag van de desbetreffende vergunning bij de aanvraag om bouwvergunning, in het kader van de aanhoudingsplicht in artikel 54 van de Woningwet, worden bijgevoegd.

d. De Woningwet verplicht gemeenten in hun bouwverordening voorschriften omtrent slopen op te nemen. Ingeval voor uitvoering van de bouwwerkzaamheden ook sloopwerk noodzakelijk is, is krachtens de gemeentelijke bouwverordening veelal een sloopvergunning noodzakelijk. Bij de aanvraag om bouwvergunning moet in de desbetreffende gevallen een beschikking of een bewijs van aanvraag om sloopvergunning worden bijgevoegd.

Op grond van artikel 26 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing kan het verlenen van een bouwvergunning voor een bouwwerk, dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen een gebied, waar het op grond van artikel 20 dan wel 25 van die wet verboden is om zonder vergunning te slopen, en dat het slopen van een bestaand bouwwerk zou medebrengen, afhankelijk worden gesteld van een bankgarantie ten bedrage van ten hoogste één-vijfde gedeelte van de door burgemeester en wethouders geschatte bouwkosten. Indien de desbetreffende bankgarantie in dergelijke gevallen niet is verleend (en dus niet tezamen met een beschikking of een bewijs van aanvraag om sloopvergunning kan worden overgelegd), kan de bouwvergunning worden geweigerd.

e. Het onderzoeksrapport bestaat uit de resultaten van een recent uitgevoerd verkennend onderzoek volgens NEN 5740, bijlage A. Voordat een verkennend onderzoek wordt uitgevoerd moet eerst een vooronderzoek volgens NVN 5725 worden uitgevoerd ten behoeve van het formuleren van de onderzoekshypothese en een eventuele onderverdeling van het terrein. Indien het vooronderzoek naar de historie en de bodemgesteldheid uitwijst dat de locatie onverdacht is, wordt vrijstelling verleend voor het uitvoeren van het verkennend onderzoek.

Het bodemonderzoek dient plaats te vinden voordat de definitieve toestemming tot het bouwen wordt gegeven en nadat eventuele sloopwerkzaamheden zijn voltooid. Het moet immers worden vermeden dat een bodemonderzoek plaatsvindt voordat wordt gesloopt en dat ten gevolge van de sloop alsnog een bodemverontreiniging optreedt die dan niet wordt gesignaleerd. De intentie van de Woningwet, artikel 8, tweede lid, onder c, is het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond. Tot een juiste uitvoering behoort ook het juiste tijdstip waarop dit onderzoek plaatsvindt. Dit tijdstip kan in een voorwaarde bij de bouwvergunning worden vastgelegd op basis van het bepaalde in artikel 56 van de Woningwet.

f. Artikelen 7 van de Woningwet geeft de minister van VROM de bevoegdheid om op verzoek van de vergunningaanvrager in bijzondere gevallen ontheffing te verlenen van de bij of volgens het Bouwbesluit 2003 geldende eisen, mits burgemeester en wethouders daarmee instemmen. Het betreft hier een vrijstelling, onder voorwaarden, om te waarborgen dat experimenten in de bouw niet door de bestaande regelgeving onmogelijk worden gemaakt. Artikel 7a van de Woningwet geeft de minister de bevoegdheid om burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen toe te staan dat zij door hen voorgestelde nadere eisen aan een bouwplan stellen, zulks ter voldoening aan of in aanvulling op de in het Bouwbesluit vervatte eisen. In voorkomend geval zal de aanvrager om bouwvergunning in de bouwvergunningprocedure de gegevens en bescheiden moeten verstrekken die een goede beoordeling van de desbetreffende verzoeken door de minister mogelijk maken.

g. Indien voor het verlenen van een bouwvergunning een vrijstelling ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening benodigd is, geldt de aanvraag om bouwvergunning tevens als aanvraag om vrijstelling van de voorschriften van het bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders stellen vast welke informatie ten behoeve van deze aanvraag om vrijstelling noodzakelijk is en geven aan op welke wijze de desbetreffende informatie moet worden aangeleverd.

3.2.8 Toelichting op een later tijdstip aan te leveren gegevens en bescheiden (§ 1.5)

1. Het uitgangspunt bij het later aanleveren van gegevens en bescheiden bij een aanvraag om reguliere bouwvergunning (al dan niet in fasen verleend) is dat burgemeester en wethouders voldoende informatie wordt verstrekt om de bouwaanvraag op hoofdlijnen vroegtijdig in elk geval te kunnen beoordelen.

a. De uitgangspunten van het constructieve ontwerp (materiaaltoepassing, globale dimensionering, de uitgangspunten voor de gewichtsberekening, funderingsplan, etc.) moeten blijken uit de aangeleverde gegevens en bescheiden. De detailberekeningen en -tekeningen ten behoeve van de uitvoering (wapeningstekeningen, tekeningen en berekeningen van verbindingen, etc.) mogen op een later tijdstip aangeleverd worden;

b. De hoofdlijn van de toegepaste installaties, zoals bijvoorbeeld de wijze van verwarming, koeling en luchtbehandeling, de plaats en wijze van verticaal transport en de locatie en het type brandveiligheidinstallatie, moet blijken uit de aangeleverde gegevens en bescheiden. Tevens moeten gegevens en bescheiden betreffende de toegepaste installaties welke noodzakelijk zijn voor de beoordeling van overige aspecten (bijvoorbeeld de EPC berekening) bij de aanvraag worden aangeleverd. De detailberekeningen en -tekeningen ten behoeve van de uitvoering, zoals bijvoorbeeld exact leidingverloop, bevestiging en montage en een nadere specificatie van de installaties, mogen op een later tijdstip worden aangeleverd.

De in dit verband later aan te leveren gegevens en bescheiden moeten minimaal drie weken voor aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden ter toetsing aan burgemeester en wethouders worden voorgelegd.

2. De hier genoemde gegevens en bescheiden hebben betrekking op de registratie in het openbaar bouwregister. Deze moeten minimaal twee dagen voor aanvang van de betreffende bouwwerkzaamheden aan burgemeester en wethouders worden verstrekt.

3. Bij de hiervoor, onder 1 en 2, genoemde gegevens en bescheiden is het op grond van artikel 4, tweede lid, van het besluit de eigen keuze van de aanvrager of hij die later wenst te verstrekken, ongeacht of burgemeester en wethouders daarmee wel/niet instemmen. Bij de onder 3 genoemde gegevens en bescheiden is die instemming van burgemeester en wethouders wel vereist. Indien zij instemmen, dienen de betreffende gegevens en bescheiden minimaal drie weken voor aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden aan hen worden verstrekt (zie artikel 4, derde lid, van het besluit).

3.3 Toelichting wijze van aanleveren van de gegevens en bescheiden

3.3.1 Algemeen

De gegevens en bescheiden moeten in een zodanige vorm worden aangeleverd, dat een goede en efficiënte afhandeling van de aanvraag om bouwvergunning door de gemeente mogelijk is. De aanvrager van de bouwvergunning is hiervoor verantwoordelijk. Bijvoorbeeld ten aanzien van de constructieberekening geldt dat niet volstaan kan worden met het aanleveren van op zichzelf staande (detail) berekeningen, maar dat ook de samenhang tussen de verschillende berekeningen moet blijken uit de aangeleverde gegevens en bescheiden.

3.3.2 Eisen aan tekeningen (§ 2.2)

Schaal van tekeningen

Indien tekeningen schaal 1:200 (punt 2b) worden aangeleverd moeten voor de beoordeling van het voorgenomen bouwwerk relevante details op schaal 1:50 of 1:100 worden bijgevoegd. De schaal waarop details, bedoeld onder punt 3, worden aangeleverd moet zodanig worden gekozen dat een goede beoordeling van de details mogelijk is.

Formaat van de tekeningen

De eisen betreffende vouwwijze en papierformaat zijn niet van toepassing waar het langs elektronische wijze ingediende tekeningen betreft.

Geveltekeningen

De projectie van de geveltekeningen moet zodanig zijn dat uit de tekeningen het daadwerkelijke aanzicht van de gevels blijkt. Vertekeningen als gevolg van krommingen, schuinstand of een anderszins afwijkende gevelvorm moeten in een loodrechte verticale projectie worden weergegeven.

3.3.3 Wijze van aanleveren gegevens en bescheiden

In tabel 1 bij deze toelichting is aangegeven op welke wijze de gevraagde gegevens en bescheiden kunnen worden aangeleverd. In de meeste gevallen betreft dit berekeningen, tekeningen en rapportages. Zoals ook in de tekst van dit besluit is aangegeven, staat het de aanvrager vrij om de gegevens en bescheiden in een andere vorm aan te bieden, zolang het jegens burgemeester en wethouders maar aannemelijk wordt gemaakt dat het bouwwerk op de van toepassing zijnde onderdelen voldoet aan de regelgeving.

In de tabel is voor alle aan te leveren gegevens en bescheiden een verwijzing opgenomen naar de overeenkomstige paragraaf in hoofdstuk 1 van deze bijlage.

In de tabel worden de volgende informatiedragers onderscheiden:

1. Aanvraagformulier

Het door de Minister van VROM voorgeschreven aanvraagformulier. Verstrekking vindt plaats door burgemeester en wethouders (of via internet). Ook als de bij de aanvraag om bouwvergunning behorende gegevens en bescheiden digitaal worden ingediend, moet gebruik gemaakt worden van het aanvraagformulier als beschreven in artikel 2, tweede lid, inclusief een schriftelijke, ondertekende verklaring van de aanvrager, zoals aangegeven in paragraaf 1.1 van de bijlage, onder i.

2. Tekeningen

Aan te leveren tekeningen moeten voldoen aan de in paragraaf 2.2 genoemde eisen. De volgende typen tekeningen worden onderscheiden:

a. Tekeningen/plattegronden;

b. Doorsneden;

c. Constructietekeningen;

d. Geveltekeningen;

e. Situatietekeningen.

3. Beschikkingen

Betreft beschikkingen op aanvragen van voor het verstrekken van de bouwvergunning vereiste vergunningen (afschrift van de vergunning). Ten behoeve van de aanvraag om bouwvergunning kan worden volstaan met een bewijs van aanvraag (met uitzondering van een aanvraag inzake de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening). De bouwvergunning kan in die gevallen onder voorwaarden worden verleend. Voor aanvang van de bouwwerkzaamheden moet(en) de definitieve vergunning(en) worden overgelegd.

4. Rapportages en berekeningen

Betreft rapportages van berekeningen en uitgevoerde onderzoeken.

5. Overig/onbepaald

In een aantal gevallen (zie de puntsgewijze toelichting bij de paragrafen 1.2.1, onderdelen h en i, en 1.2.6, onderdelen f en g) is vooraf niet in het algemeen aan te geven op welke wijze de gevraagde informatie moet worden aangeleverd. Het betreft hier indieningsvereisten ten behoeve van toetspunten die niet eenduidig definieerbaar zijn, daar ze van geval tot geval kunnen verschillen. De vereiste gegevens en bescheiden moeten in die gevallen overeenkomstig de beschrijving van B en W worden aangeleverd.

   Verklaring bij digitale indieningAanvraagformulierTeke-ningen/plattegrondenDoor-snedenConstruc-tieteke-ningenGeveltekeningenSituatietekeningenBeschik-kingen/vergun-ningenRappor-tages/bereke-ningenCertifi- catenOverig/onbepaald
Te verstrekken informatie A=op papier/X=op papier of digitaal)
1.1aNaam, correspondentieadres en handtekening aanvragerAX          
 bNaam en adres gemachtigde, inclusief machtiging X          
 cGegevens onderneming(en) die de werkzaamheden uitvoert/uitvoeren X         
 dUittreksel Kamer van Koophandel uitvoerende bouwwerkzaamheden          X
 eAard van de bouwwerkzaamheden X          
 fLokale en kadastrale aanduiding XX         
 g(geraamde) aannemeningssom X          
 hKwaliteitsverklaringen e.d.         X 
 iOverzichtslijst/verklaring digitaal ingediende gegevens en bescheidenA         X
1.2.1aPlattegronden en doorsnedetekeningen  X        
 bAanduiding bestemmingen  X         
 cBeoogd gebruik X          
 dInhoud en bruto vloeroppervlakte X         
 eAfmetingen perceel en situering  X   X     
 fHoogte bouwwerk en aantal bouwlagen   X        
 gInrichting parkeervoorzieningen  X         
 hIndieningsvereisten Agrarische Adviescommissie          X
 iIndieningsvereisten toetsing leefmilieuverordening          X
1.2.2aGeveltekeningen en belendende bebouwing  X  X      
 bDetailtekeningen gezichtsbepalende bouwdelen   X X     
 cFoto's bestaande situatie en omliggende bebouwing          X
 dMateriaal- en kleurgebruik X        X
1.2.3aBelastingen en belastingcombinaties constructie    X   X   
 bDe uiterste grenstoestand van de bouwconstructie        X  
1.2.4aEPC, thermische eigenschappen en luchtdoorlatendheid        X  
 bGeluidwering uitwendige scheidingsconstructie en geluidabsorptie        X  
 cDaglichttoetreding  X     X  
 dVentilatievoorzieningen, verbrandingsgassen en verbrandingslucht  X     X  
 eBrandveiligheid en rookproductie         X 
 fBrand- en rookcompartimentering  X     X  
 gVluchtroute en brandveiligheidsvoorzieningen  X        
 hNoodstroomvoorziening en -verlichting  X     X  
 iWateropname materialen vloer, wand en plafonds in sanitaire ruimten   X        
 jLucht- en waterdichtheid en vochtwerende voorzieningen   X        
 kRiolering en hemelwaterafvoeren  XX        
 lGas-, elektra- en waterleiding, inclusief aansluitpunten  XX       
 mDrinkwater- en warmwatervoorzieningen  XX       
 nInbraakwerendheid         X 
 oWeren van ratten en muizen  XX       
 pGebruiksfunctie en afmetingen van ruimten  X        
 qOpslagplaats afvalstoffen  X        
 rOpslagplaats gevaarlijke stoffen  X        
 sStallingsruimte voor fietsen  X        
 tIntergrale toegankelijkheid en toegankelijkheid van ruimten  X         
 uTrappen, hellingbanen en vloerafscheidingen  XX     X 
 vOpstelplaats aanrecht, kooktoestel, stooktoestel en ww-voorzieningen  X         
 wAanduiding bad- en toiletruimte, meterruimte, liften en liftschachten  XX       
 xHoogteligging vloeren   X       
 yDraairichting draaiende delen     X     
1.2.5aBouwveiligheidsplan en toegankelijkheid bouwplaats      X    
 bBrandveiligheidinstallaties        XX 
 cbluswatervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen.  X        
1.2.6aKernenergiewet/Wet Milieubeheer       X    
 bWet Ziekenhuisvoorzieningen       X   
 cMonumentenvergunning       X   
 dSloopvergunning       X   
 eRapportage bodemgesteldheid        X  
 fIndieningsvereisten experimentele bouw          X
 gIndieningsvereisten vrijstelling bestemmingsplan          X

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit vloeit voort uit de wet van 18 oktober 2001 tot wijziging van de Woningwet naar aanleiding van enerzijds de evaluatie van die wet en anderzijds het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (bouwvergunningprocedure en welstandstoezicht) (Stb. 518). Artikel 40a van deze wet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur voorschriften worden gegeven omtrent de wijze van inrichting en indiening van een aanvraag om bouwvergunning, alsmede omtrent de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden.

Tot die wetswijziging regelde iedere gemeente in de bouwverordening aan welke eisen een aanvraag moest voldoen. Dit leidde er in veel gemeenten toe dat er nogal wat informatie werd gevraagd die niet strikt nodig was. Verder waren er grote verschillen tussen gemeenten. Met dit besluit wordt een einde gemaakt aan deze praktijk. Gemeenten mogen zelf geen eisen meer stellen op dit punt, ook niet aanvullend.

Met dit besluit wordt tevens invulling gegeven aan de bepaling in artikel 57, tweede en derde lid, van de Woningwet (Openbaar Bouwregister). Bij de wijziging van de Woningwet is de opsomming van door burgemeester en wethouders in het register aan te tekenen gegevens overgeheveld van de wetstekst zelf naar dit besluit.

De opsomming in de memorie van toelichting bij de voorgenomen wijziging van de Woningwet (Kamerstukken II 1998/1999, 26 734, nr. 3) is bij het opstellen van dit besluit richtinggevend geweest. Vanuit praktisch oogpunt is uitgegaan van de Model Bouwverordening (MBV), waarbij onderdelen van de MBV die niet in de memorie van toelichting voorkwamen kritisch zijn beoordeeld op relevantie voor de wettelijke toets van de aanvraag om bouwvergunning voordat deze onderdelen eventueel aan de lijst zijn toegevoegd.

Bij het opstellen van de werktekst van het besluit is een aantal malen overleg geweest met een werkgroep van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarin ook de Vereniging Stadswerk Nederland zitting had. Tevens zijn het Interdepartementaal Overleg Bouwregelgeving (IOB) en het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB) in diverse stadia enkele malen geconsulteerd.

Opbouw van dit besluit

Artikel 1 van dit besluit bevat enkele begripsomschrijvingen. De artikelen 2 tot en met 4 van dit besluit bevatten de voorschriften omtrent de wijze van inrichting en indiening van een aanvraag om bouwvergunning en omtrent de daarbij door de aanvrager te verstrekken gegevens en bescheiden. Artikel 5 heeft betrekking op de inschrijving van een aantal gegevens in het openbaar bouwregister. Artikel 6 regelt de inwerkingtreding van dit besluit.

Aanvraag om bouwvergunning

Op grond van artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een bouwvergunning. De bouwvergunning mag slechts (en moet ook) door burgemeester en wethouders worden geweigerd wanneer het bouwplan niet aan de in artikel 44 van de Woningwet gestelde voorwaarden voldoet. Burgemeester en wethouders kunnen een bouwplan alleen maar beoordelen wanneer zij over de daarvoor benodigde informatie beschikken. Die informatie moet door de aanvrager bij zijn aanvraag worden verstrekt. Die aanvraag geschiedt door het door de Minister van VROM voorgeschreven en door de aanvrager (of diens gemachtigde) ingevulde en ondertekende aanvraagformulier en de daarbij ingevolge dit besluit te verstrekken gegevens en bescheiden in maximaal zesvoud bij burgemeester en wethouders in te dienen. In de artikelen 2 tot en met 4 van dit besluit en de daarbij behorende bijlage is aangegeven welke informatie de aanvrager op welk moment, in welke vorm en in welk aantal moet verstrekken. Op hoofdlijnen weergegeven, houden die bepalingen het volgende in:

a. Inhoud van de te verstrekken informatie:

In hoofdstuk 1 van de bijlage bij dit besluit is aangegeven welke informatie aanvragers bij hun vergunningaanvraag moeten verstrekken opdat burgemeester en wethouders de vergunningaanvraag naar behoren op de wettelijk voorgeschreven wijze kunnen afhandelen. Die opsomming is landelijk uniform en uitputtend; zoals reeds opgemerkt, mogen burgemeester en wethouders van de aanvrager dan ook geen informatie eisen die niet op dit besluit is terug te voeren. Uit het oogpunt van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid is ervoor gekozen om de door de aanvrager te verstrekken informatie in dit besluit en de bijlage zo concreet mogelijk te benoemen. Dat is in het algemeen goed mogelijk gebleken, zij het met uitzondering van enkele specifieke aspecten die door hun unieke karakter niet op voorhand landelijk uniform concreet te benoemen zijn (zoals de experimentele aspecten van bouwplannen die alleen maar met vrijstelling van bouwvoorschriften zouden kunnen worden gerealiseerd). De omstandigheid dat de aanvrager jegens burgemeester en wethouders aannemelijk moet maken dat zijn bouwplan aan de wettelijke voorwaarden voldoet, betekent niet dat aanvragers altijd alle in dit besluit en de bijlage beschreven informatie moeten verstrekken (niet meer dan wettelijk nodig – niet indien reeds beschikbaar – niet indien niet noodzakelijk volgens burgemeester en wethouders).

b. Vorm van de te verstrekken informatie

In hoofdstuk 2 van de bijlage bij dit besluit is aangegeven op welke wijze de gegevens en bescheiden moeten worden aangeleverd. Tevens worden in hoofdstuk 2 eisen gesteld aan de vorm van de te verstrekken gegevens en bescheiden, waarbij gebruik gemaakt wordt van verwijzingen naar bepalingsmethoden (NEN- en ISO-normen, praktijkrichtlijnen, kwaliteitsverklaringen, gelijkwaardigheidsbewijzen, brochures e.d).

De in dit besluit aangegeven bepalingswijze van de prestatie-eisen is niet bindend. De aanvrager heeft de keuze de prestaties hetzij via de aangegeven bepalingswijze hetzij door middel van een gelijkwaardige bepalingswijze aan te tonen, zolang hij jegens burgemeester en wethouders maar aannemelijk maakt dat aan de gestelde materiële eisen wordt voldaan.

De aanvraag dient maximaal in zesvoud te worden ingediend, waarbij burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat (een deel van) de aanvraag in minder dan zesvoud aangeleverd behoeft te worden. Het aantal wordt bepaald aan de hand van het aantal benodigde exemplaren van (onderdelen van) de aanvraag en hangt af van het type informatie. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat van de gegevens en bescheiden ten behoeve van de toetsing aan welstandcriteria minder exemplaren nodig zijn dan voor de toetsing aan het Bouwbesluit 2003.

Bij het langs elektronische weg indienen van gegevens en bescheiden moet de aanvrager of diens gemachtigde te allen tijde een ondertekend aanvraagformulier en een eventuele machtiging schriftelijk aanleveren. Tevens dient de aanvrager in dat geval een schriftelijk overzicht van de langs elektronische weg aangeleverde gegevens en bescheiden aan burgemeester en wethouders over te leggen (paragraaf 1.1 van de bijlage, onderdeel i).

c. Moment van informatieverstrekking

Uitgangspunt is dat alle van toepassing zijnde gegevens en bescheiden, genoemd in hoofdstuk 1 van de bijlage, op het moment van het indienen van de aanvraag om bouwvergunning verstrekt moeten worden. Omdat op dat moment een deel van de informatie nog onbekend kan zijn, geeft het besluit de aanvrager de mogelijkheid om bepaalde gegevens (zoals constructieve details en de gegevens ten behoeve van het openbaar bouwregister) op een later tijdstip aan te leveren (artikel 4, tweede lid). Daarnaast geeft het besluit burgemeester en wethouders de (geclausuleerde) mogelijkheid om in bepaalde gevallen (zoals bijvoorbeeld cascobouw) zelf te bepalen dat bepaalde gegevens en bescheiden eerst na de afgifte van de bouwvergunning maar uiterlijk drie weken voor aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden mogen worden verstrekt (artikel 4, derde lid).

In beide gevallen wordt de vergunning door burgemeester en wethouders verleend onder de voorwaarde dat de ontbrekende gegevens en bescheiden tijdig worden aangeleverd. Burgemeester en wethouders tekenen hierbij op de beschikking aan welke gegevens alsnog aangeleverd moeten worden en op welk tijdstip dit moet plaatsvinden. Indien de aanvrager niet voldoet aan de bij de vergunningverlening gestelde voorwaarden kunnen burgemeester en wethouders de bouwwerkzaamheden stilleggen dan wel het gebruik van het bouwwerk verbieden (zie ook de toelichting op artikel 4, tweede lid). Indien bij de aanvraag om reguliere bouwvergunning niet alle gegevens bekend zijn, kan de aanvrager overwegen de bouwvergunning in fasen te laten verlenen.

Indien bepaalde gegevens en bescheiden bij het indienen van de aanvraag om bouwvergunning ontbreken (en deze niet op grond van dit besluit later mogen worden aangeleverd) moeten burgemeester en wethouders, op grond van artikel 47 van de Woningwet, de aanvrager in de gelegenheid stellen om binnen vier weken de ontbrekende informatie alsnog aan te leveren. Indien de aanvrager de informatie niet binnen de gestelde termijn aanlevert nemen burgemeester en wethouders de aanvraag wegens onvolledigheid niet in behandeling.

Toets op bedrijfseffecten en administratieve lasten

Tot de inwerkingtreding van de eerdergenoemde wijziging van de Woningwet waren de voorschriften over de wijze van inrichting en indiening van een aanvraag om bouwvergunning opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. In het MDW-rapport «Bouwregelgeving» is gesignaleerd dat tussen gemeenten grote verschillen bestonden in de gestelde indieningsvereisten en dat sommige gemeenten erg ver gingen bij het opvragen van gegevens en bescheiden. Naar aanleiding daarvan heeft het kabinet besloten de indieningsvereisten te limiteren en landelijk te uniformeren. Met dit besluit wordt die kabinetskeuze geïmplementeerd. Limitering en landelijke uniformering kan lastenverlichtend werken zonder dat belemmeringen bestaan voor de uitvoering van de preventieve toets van aanvragen om bouwvergunning door de gemeente. Doordat alsdan in het gehele land dezelfde indieningsvereisten zullen gelden, wordt de administratieve belasting van het indienen van een aanvraag om bouwvergunning beperkt. Met name bedrijven die in meerdere gemeenten bij verwezenlijking van bouwprojecten zijn betrokken, zullen daarvan profijt hebben; in plaats van lokaal uiteenlopende indieningsvereisten krijgen zij voortaan te maken met één document dat landelijk uniform voorschrijft welke gegevens en bescheiden in welke vorm, op welk moment en in welke (maximale) hoeveelheid moeten worden ingediend. De betreffende bedrijven zullen dan ook voor een zelfde bouwwerk overal in het land dezelfde vergunningaanvraag kunnen gaan indienen. In verband met de thans bestaande lokale verschillen in indieningsvereisten kan de omvang van de daaruit voortvloeiende lastenverlichting voor bedrijven niet worden gekwantificeerd; dàt die lastenverlichting zich zal voordoen, is evenwel evident.

Een positief neveneffect van landelijke uniformering van indieningsvereisten is dat daarmee tevens een belangrijke drempel wordt weggenomen voor optimale benutting van ICT-mogelijkheden voor het elektronisch indienen van aanvragen om bouwvergunning. Optimale ICT-benutting vergt een schaalniveau dat het schaalniveau van individuele gemeenten te boven gaat. Landelijke uniformering maakt het bijvoorbeeld eenvoudiger om een standaard te ontwikkelen die het voor producenten en leveranciers aantrekkelijk maakt om te investeren in de verdere ontwikkeling van specifieke programmatuur die voor de afhandeling van elektronisch aangeleverde gegevens en bescheiden (zoals bouwtekeningen en berekeningen) door gemeenten benodigd is. Dit besluit maakt elektronisch indienen van die gegevens en bescheiden expliciet mogelijk, zij het dat dit – in verband met de innovatieve fase waarin het elektronisch indienen zich nog bevindt – vooralsnog afhankelijk is gesteld van de instemming van de desbetreffende gemeente en dat – in verband met het momenteel nog ontbreken van een wettelijke regeling betreffende de elektronische handtekening – een aantal basisgegevens vooralsnog nog op papier moet worden ingediend.

Wet bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet bibob) (Kamerstukken I 2001/2002, 26 883, nr. 73) maakt het mogelijk voor bestuursorganen bepaalde beschikkingen (subsidies en vergunningen) niet te verlenen of in te trekken indien het gevaar bestaat dat criminele activiteiten mogelijk worden gemaakt met behulp van overheidsmiddelen. Indien bij de aanvraag om een bouwvergunning het vermoeden bestaat dat er sprake is van een dergelijk gevaar kunnen burgemeester en wethouders op grond van de Wet bibob de vergunning weigeren of een beroep doen op het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: het Bureau) voor het verkrijgen van een advies inzake de aanvraag.

Om het Bureau in staat te stellen advies te geven bepaalt artikel 30 van de Wet bibob dat in aanvraagformulieren voor beschikkingen en subsidies een aantal vragen moeten worden opgenomen. Dat betekent dat in het uniforme aanvraagformulier voor een bouwvergunning op grond van de Wet bibob in ieder geval moet worden gevraagd naar:

a. de naam, het adres en de woonplaats of de plaats van vestiging van de aanvrager of gegadigde;

b. de naam, het adres en de woonplaats van de persoon die het formulier namens de aanvrager of gegadigde invult.

c. het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

d. de rechtsvorm van de aanvrager of gegadigde;

e. de handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager of gegadigde gebruik maakt of heeft gemaakt;

f. de natuurlijke personen of rechtspersonen die, voorzover van toepassing:

1. direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene;

2. direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene;

3. direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene;

4. onderaannemer van betrokkene zijn;

g. de wijze van financiering.

Indien het bestuursorgaan dat voor de beoordeling van aanvragen door het Bureau wenselijk acht kan hij via het aanvraagformulier nog meer gegevens vragen van de aanvrager. Ten aanzien van de bouwvergunning is volstaan met de hierboven genoemde gegevens.

Omdat artikel 30 van de Wet bibob bepaalt dat door middel van vragen op het aanvraagformulier moet worden gevraagd naar de hierboven genoemde gegevens, zijn die gegevens niet opgenomen in dit besluit en de bijlage bij dit besluit. De verplichting om die gegevens te verstrekken bestaat op grond van artikel 30 van de Wet bibob en hoeft niet nog eens te worden vastgelegd in dit besluit.

Artikelen

artikel 2

Bij het indienen van de aanvraag om bouwvergunning moet de aanvrager gebruik maken van het door de Minister van VROM voorgeschreven aanvraagformulier. Op het aanvraagformulier moet door de aanvrager of diens gemachtigde zijn aangegeven of de aanvraag betrekking heeft op een regulier-vergunningplichtig (inclusief een eventuele verlening in fasen) of een licht-vergunningplichtig bouwwerk. Het aanvraagformulier moet in de Nederlandse taal zijn ingevuld en door de aanvrager of diens eventuele gemachtigde ondertekend zijn (artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht). Ingeval de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft op een licht-bouwvergunningplichtig bouwwerk verklaart de aanvrager of diens gemachtigde met de ondertekening van het aanvraagformulier tevens dat het geplande bouwwerk ook voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 waaraan in de lichte procedure niet getoetst wordt.

Alle aangeleverde gegevens en bescheiden moeten door de aanvrager of diens gemachtigde gewaarmerkt zijn. De aanvraag en de bijbehorende gegevens en bescheiden moeten in het Nederlands gesteld zijn en in een door burgemeester en wethouders te bepalen aantal dat ten hoogste zes bedraagt worden aangeleverd. Bij langs elektronische weg indienen van gegevens en bescheiden vervalt de eis om die gegevens en bescheiden in zesvoud in te dienen. De digitale indiening van de gegevens en bescheiden moet vergezeld gaan van een op papier aangeleverd aanvraagformulier dat door de aanvrager of diens gemachtigde ondertekend is. Ingeval de aanvraag geschiedt door een gemachtigde dient ook de machtiging bij de aanvraag te worden overgelegd.

De aanvrager krijgt namens burgemeester en wethouders een bewijs van ontvangst toegezonden/uitgereikt, waarin de datum van ontvangst is vermeld. Op deze wijze weet de aanvrager op welk tijdstip de aanvraag formeel in behandeling is genomen en dus ook op welk tijdstip de wettelijke termijn voor het afhandelen van die aanvraag is verstreken.

artikel 3

Dit artikel maakt het mogelijk om gegevens en bescheiden die ingevolge dit besluit, bij een aanvraag om een bouwvergunning, moeten worden verstrekt langs elektronische weg te verstrekken. De aanvraag om een bouwvergunning moet altijd schriftelijk op het daarvoor voorgeschreven formulier worden ingediend en ondertekend worden.

Met het wetsvoorstel elektronisch bestuurlijk verkeer zal op termijn de mogelijkheid worden geopend om een aanvraag om een bouwvergunning elektronisch in te dienen. Wanneer dat wetsvoorstel in werking treedt zal worden bekeken in hoeverre de regeling die in dit artikel is gegeven in aanvulling daarop in stand kan en moet blijven. Tot het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel elektronisch bestuurlijk verkeer zal de aanvraag altijd schriftelijk moeten worden ingediend. Wel kunnen burgemeester en wethouders de aanvrager de mogelijkheid geven om de bij die aanvraag behorende gegevens en bescheiden langs elektronische weg te verstrekken.

artikel 4 (bij aanvraag te verstrekken gegevens en bescheiden)

algemeen

Het is de aanvrager vrij te bepalen op welke wijze aannemelijk wordt gemaakt dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan de bij of krachtens de wet voor dat bouwen gestelde eisen. Dit kan door middel van toepassing van de geldende NEN-normen, Nederlandse Praktijkrichtlijnen, erkende kwaliteitsverklaringen, toepassing van materialen met een CE-markering of anderszins, mits daarmee het voldoen aan de gestelde eisen maar jegens burgemeester en wethouders aannemelijk kan worden gemaakt.

De formulering in dit artikel houdt tevens in dat gegevens en bescheiden waarover burgemeester en wethouders reeds beschikken niet nogmaals behoeven te worden aangeleverd.

Uiteindelijk is het binnen de kaders van het besluit steeds ter beoordeling van burgemeester en wethouders welke gegevens op welk tijdstip aangeleverd dienen te worden. In het besluit blijkt dit met name uit artikel 4, eerste en derde lid. De zinsnede «voorzover die gegevens» in de aanhef van artikel 4, eerste lid, verwijst naar de in de onderdelen a tot en met c genoemde gegevens en bescheiden. Bedoeld wordt dus dat de genoemde gegevens en bescheiden moeten worden aangeleverd bij de aanvraag om bouwvergunning voorzover deze nodig zijn om aannemelijk te maken dat het desbetreffende bouwen voldoet aan de bij of krachtens de wet voor dat bouwen geldende eisen.

eerste lid

a. Aanvraag om reguliere bouwvergunning

Dit betreft een aanvraag om bouwvergunning welke van toepassing is op alle bouwwerken met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwvergunningsvrije respectievelijk licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

Bij aanvraag van een reguliere bouwvergunning geldt een maximale afhandelingstermijn van 12 weken welke door burgemeester en wethouders eenmalig met ten hoogste 6 weken kan worden verlengd.

b. Aanvraag om gefaseerde verlening van de reguliere bouwvergunning

Op grond van artikel 56a, eerste lid, van de Woningwet heeft de aanvrager van een reguliere bouwvergunning de mogelijkheid om de bouwvergunning gefaseerd te verkrijgen. In de eerste fase wordt getoetst op ruimtelijke aspecten, waarna in de tweede fase de overige toetspunten aan de orde komen.

Bij het indienen van een aanvraag om een bouwvergunning eerste fase hoeven de gegevens en bescheiden, bedoeld in paragraaf 1.1, onderdelen c en d, van hoofdstuk 1 van de bijlage op grond van artikel 4, tweede lid, van dit besluit nog niet te worden aangeleverd indien de onderneming of ondernemingen die de bouwwerkzaamheden uitvoert dan wel uitvoeren bij indiening van de aanvraag nog niet bekend zijn. De desbetreffende gegevens dienen in dat geval bij de aanvraag om de bouwvergunning tweede fase alsnog aangeleverd te worden. Dit geldt tevens voor gegevens en bescheiden welke ten behoeve van de aanvraag eerste fase zijn ingediend en gewijzigd zijn op het moment van de aanvraag om bouwvergunning fase 2.

Bij een aanvraag om een gefaseerde verlening van de reguliere bouwvergunning geldt een maximale afhandelingstermijn van ten hoogste 6 weken per fase, waarbij iedere fase door burgemeester en wethouders eenmalig met 6 weken kan worden verlengd.

c. Aanvraag om lichte bouwvergunning

Dit betreft een aanvraag om bouwvergunning voor een bouwwerk waarvoor bij wet bepaald is dat de aanvraag alleen getoetst wordt op ruimtelijke kwaliteit en constructieve veiligheid. De typen bouwwerken die onder de lichte procedure vallen worden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen (het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken).

Een aanvraag om lichte bouwvergunning moet binnen 6 weken worden afgehandeld, zonder mogelijkheid van verlenging.

In onderstaande tabel is een overzicht te zien van materiële toetspunten van de aanvraag om bouwvergunning voor zowel de reguliere als de lichte bouwvergunning. Achter de kolom «reguliere bouwvergunning» is tevens aangegeven in welke fase de desbetreffende onderwerpen getoetst worden indien de bouwvergunning gefaseerd wordt aangevraagd.

  Reguliere bouwvergunningLichte bouwvergunning
eerste fasetweede fase  
 VBouwbesluit 2003Bouwbesluit 2003 (alleen voorzover het constructieve veiligheid betreft)
    
  gemeentelijke bouwverordening 
V – stedenbouwkundige voorschriftengemeentelijke bouwverordening
 V– overige onderwerpen(alleen voorzover het stedenbouwkundige voorschriften betreft)
V bestemmingsplan  
V  bestemmingsplan
  welstandsnota(facultatief bij lichte vergunning)
    
   welstandsnota

Naast de in bovenstaande tabel aangegeven materiële toetspunten wordt de aanvraag om bouwvergunning ook getoetst aan overige punten uit de Woningwet, zoals bijvoorbeeld het hebben van een vergunning op grond van de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening (zie paragraaf 1.2.6 van de bijlage) Op grond van artikel 44, eerste lid, van de wet wordt een aanvraag om bouwvergunning getoetst aan het Bouwbesluit 2003, de gemeentelijke bouwverordening, het bestemmingsplan, de welstandsnota en, voorzover van toepassing, op de beschikbaarheid van een monumentenvergunning. Echter, niet alle bouwwerken hoeven in alle omstandigheden en op alle punten aan deze eisen te voldoen. Om die reden is in de aanhef van het eerste lid van artikel 4 van dit besluit bepaald dat alleen die gegevens en bescheiden hoeven te worden verstrekt die nodig zijn gelet op de bij of krachtens de wet voor het desbetreffende bouwwerk geldende eisen.

Het Bouwbesluit 2003 bijvoorbeeld is altijd van toepassing, maar niet alle eisen van het Bouwbesluit 2003 zijn op alle bouwwerken van toepassing. Het Bouwbesluit 2003 kent immers eisen die samenhangen met de gebruiksfunctie van een bouwwerk. Bevat het Bouwbesluit 2003 geen eisen met betrekking tot de desbetreffende gebruiksfunctie, dan hoeven daar dus ook geen gegevens of bescheiden van te worden verstrekt. Indien een aanvraag om bouwvergunning bijvoorbeeld betrekking heeft op een schuur, berging of een «overige gebruiksfunctie» zullen de gegevens en bescheiden welke samenhangen met de energiezuinigheid (EPC en dergelijke) niet te hoeven worden verstrekt.

Artikel 4 van de Woningwet bepaalt dat indien een bouwwerk of standplaats gedeeltelijk wordt vernieuwd, veranderd of vergroot, de voorschriften uit het Bouwbesluit 2003, voorzover zij betrekking hebben op het bouwen, slechts van toepassing zijn op die vernieuwing, verandering of vergroting. Bij een aanvraag om bouwvergunning voor bijvoorbeeld het plaatsen van een dakkapel zijn de eisen die zijn gesteld aan de draagkracht van de ondergrond niet van toepassing, evenals de EPC-berekening (zie artikel 5.14 van het Bouwbesluit 2003). De bijbehorende gegevens en bescheiden behoeven dan ook niet aan burgemeester en wethouders te worden verstrekt.

Hetzelfde geldt wanneer de aanvrager een wijziging van een reeds verleende bouwvergunning vraagt: ook dan behoeven alleen die gegevens en bescheiden te worden verstrekt die op de wijziging van het bouwplan betrekking hebben (de overige gegevens zijn dan immers al bij burgemeester en wethouders bekend).

Wat de welstand betreft, is het mogelijk dat de gemeenteraad heeft bepaald dat in een bepaald gebied geen welstandsbeleid wordt gevoerd, of dat geen welstandsbeleid wordt gevoerd voor bepaalde typen bouwwerken. In dat geval wordt er dus ook niet aan welstand getoetst, en hoeven er dus ook geen gegevens of bescheiden met betrekking tot welstand te worden verstrekt.

Derhalve: een aanvrager hoeft dus niet meer gegevens en bescheiden te verstrekken dan gelet op de van toepassing zijnde regelgeving nodig is. In gevallen van twijfel doet de aanvrager er goed aan contact op te nemen met de gemeente.

tweede lid

Uitgangspunt met betrekking tot het aanleveren van gegevens en bescheiden is dat alle gegevens en bescheiden bij het indienen van het aanvraagformulier verstrekt moeten worden, tenzij dit besluit het later verstrekken van die gegevens en bescheiden toestaat. Burgemeester en wethouders tekenen bij vergunningverlening op de beschikking aan welke gegevens en bescheiden op welk tijdstip alsnog moeten worden verstrekt. Bij niet tijdig alsnog verstrekken van de desbetreffende gegevens en bescheiden wordt gehandeld in strijd met de desbetreffende vergunningvoorwaarden en kunnen burgemeester en wethouders de bouwwerkzaamheden (op grond van de gemeentelijke bouwverordening) stilleggen dan wel het in gebruik nemen van het bouwwerk, indien dit als voorwaarde bij de vergunningverlening is aangegeven, verbieden.

De gegevens die twee dagen voor aanvang van de bouwwerkzaamheden mogen worden verstrekt, hebben betrekking op de registratie in het openbaar bouwregister (zie artikel 40a, tweede lid, van de wet).

derde lid

Ten behoeve van bepaalde specifieke gevallen, zoals bijvoorbeeld cascobouw, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat bepaalde gegevens en bescheiden uiterlijk drie weken voor aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden mogen worden verstrekt. In het geval van bijvoorbeeld cascobouw kan door toepassing van dit artikel een woning «casco» worden opgeleverd, waarbij bepaalde details met betrekking tot de afbouw van het bouwwerk pas na verlening van de bouwvergunning aan burgemeester en wethouders hoeven te worden verstrekt.

vierde lid

In hoofdstuk 2 van de bijlage is aangegeven op welke wijze de in het eerste hoofdstuk bedoelde gegevens en bescheiden moeten worden aangeleverd. In hoofdstuk 3 van de bijlage is een toelichting gegeven bij de gevraagde gegevens en bescheiden.

artikel 5 (openbaar bouwregister)

De gegevens, genoemd in artikel 5, eerste lid, hebben betrekking op de registratie in het openbaar bouwregister, bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Woningwet. Deze gegevens zijn voor burgemeester en wethouders voldoende voor deze registratie. Aanvullende gegevens behoeven niet te worden verstrekt.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Mileubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 september 2002, nr. 173.

Naar boven