Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van belastingwetten in verband met dividendstripping en het verlenen van optierechten aan werknemers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de in de fiscale wetgeving opgenomen, doch nog niet inwerking getreden maatregel tegen dividenstripping te vervangen door een andere, meer toegespitste maatregel alsmede om enige maatregelen in de fiscale sfeer te treffen voor situaties waarin aan werknemers optierechten worden verleend;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Veegwet Wet inkomstenbelasting 20011 wordt als volgt gewijzigd:

A. ARTIKEL XIIIc vervalt.

B. In ARTIKEL XV vervalt het vijfde lid en worden het zesde en zevende lid vernummerd tot vijfde en zesde lid.

ARTIKEL II

De Wet op de dividendbelasting 19652 wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 3 wordt toegevoegd:

  • 3. Inkoop van aandelen met het oog op de nakoming van een optieverplichting jegens een werknemer van de eigen vennootschap of een verbonden vennootschap als bedoeld in artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is een tijdelijke belegging. Ingeval deze aandelen drie maanden na het tenietgaan van de optieverplichting nog tot de bezittingen van de vennootschap behoren, worden zij op dat tijdstip geacht te zijn ingekocht tegen de waarde in het economische verkeer van de aandelen op dat tijdstip. Voor de toepassing van dit lid wordt onder een optieverplichting verstaan een verplichting die de tegenhanger is van een recht om een of meer aandelen of daarmee gelijk te stellen rechten te verwerven, of van een recht dat daarmee gelijk te stellen is.

B. Aan artikel 3a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. In het geval van toekenning van een aandelenoptierecht aan een werknemer wordt als gestort aangemerkt het bedrag, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vermeerderd met het bedrag dat de werknemer ter zake in rekening wordt gebracht, en wordt als tijdstip van storting aangemerkt het tijdstip, bedoeld in genoemd artikel 9, derde lid.

C. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd: De eerste volzin is niet van toepassing ten aanzien van opbrengsten met betrekking waartoe de opbrengstgerechtigde niet de uiteindelijk gerechtigde is.

2. Na het tweede lid wordt toegevoegd:

  • 3. Voor het achterwege laten van de inhouding van dividendbelasting ingevolge dit artikel, een teruggaaf van dividendbelasting ingevolge artikel 10, alsmede het achterwege laten dan wel een vermindering of teruggaaf van dividendbelasting ingevolge de Belastingregeling voor het Koninkrijk of een door Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting, wordt niet als uiteindelijk gerechtigde beschouwd degene die in samenhang met de genoten opbrengst een tegenprestatie heeft verricht als onderdeel van een samenstel van transacties waarbij aannemelijk is dat:

    a. de opbrengst geheel of gedeeltelijk direct of indirect ten goede is gekomen aan:

    1°. een natuurlijke persoon of een rechtspersoon ten aanzien van wie inhouding niet achterwege mag blijven, terwijl dit ten aanzien van degene die de tegenprestatie heeft verricht wel mag, of

    2°. een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in mindere mate gerechtigd is tot vermindering of teruggaaf van dividendbelasting dan degene die de tegenprestatie heeft verricht; en

    b. deze natuurlijke persoon of rechtspersoon een positie in aandelen, winstbewijzen of winstdelende obligaties op directe of indirecte wijze behoudt of verkrijgt die vergelijkbaar is met zijn positie in soortgelijke aandelen, winstbewijzen of winstdelende obligaties voorafgaand aan het moment waarop het samenstel van transacties een aanvang heeft genomen.

  • 4. Voor de toepassing van het derde lid:

    a. kan van een samenstel van transacties eveneens sprake zijn ingeval transacties zijn aangegaan op een gereglementeerde effectenbeurs of markt;

    b. wordt met een samenstel van transacties gelijkgesteld een transactie die betrekking heeft op de enkele verwerving van een of meer dividendbewijzen of op de vestiging van kortlopende genotsrechten op aandelen.

D. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de tweede volzin vervangen door: De eerste volzin is niet van toepassing op dividendbelasting naar opbrengsten met betrekking waartoe de vennootschap niet de uiteindelijk gerechtigde is.

2. In het tweede lid wordt na de eerste volzin ingevoegd: De eerste volzin is niet van toepassing op dividendbelasting naar opbrengsten met betrekking waartoe de rechtspersoon niet de uiteindelijk gerechtigde is.

ARTIKEL III

De Wet op de vennootschapsbelasting 19693 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel i, wordt vervangen door:

i. bij een vennootschap met een geheel of ten dele in aandelen verdeeld kapitaal: aandelen in dat kapitaal of in dat van een met de vennootschap verbonden vennootschap als bedoeld in artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, winstbewijzen in de vennootschap of in een zodanige verbonden vennootschap, alsmede rechten om zodanige aandelen of winstbewijzen te verwerven of daarmee gelijk te stellen rechten te verwerven, toegekend aan personeel ter zake van in de onderneming van de vennootschap of een zodanig verbonden vennootschap verrichte arbeid.

2. In het derde lid wordt «komt in aftrek» vervangen door: komt slechts in aftrek.

Voorts wordt aan dit lid toegevoegd: Deze aftrek wordt niet eerder in aanmerking genomen dan op het tijdstip dat bij de werknemer ter zake van de toekenning loon wordt genoten of zou kunnen worden genoten.

B. Na artikel 10b wordt ingevoegd:

Artikel 10c

  • 1. Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking voordelen uit hoofde van als tijdelijke belegging ingekochte eigen aandelen en aandelen in een vennootschap die voor tenminste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige.

  • 2. Inkoop van eigen aandelen en van aandelen in een verbonden vennootschap als bedoeld in artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, met het oog op de nakoming van een optieverplichting jegens personeel van de eigen onderneming of de onderneming van de verbonden vennootschap is een tijdelijke belegging tot drie maanden na het tenietgaan van de optieverplichting. Voorzover deze tijdelijke belegging nog niet onder de werkingssfeer van het eerste lid valt, is dat lid toch van toepassing.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een optieverplichting verstaan een verplichting die de tegenhanger is van een recht om een of meer aandelen of daarmee gelijk te stellen rechten te verwerven, of van een recht dat daarmee gelijk te stellen is.

C. Aan artikel 25 worden, onder nummering van de bestaande tekst tot eerste lid, twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten laste van wie de dividendbelasting is ingehouden niet tevens de uiteindelijk gerechtigde is tot de opbrengst waarop dividendbelasting is ingehouden. Niet als uiteindelijk gerechtigde wordt beschouwd degene die in samenhang met de genoten opbrengst een tegenprestatie heeft verricht als onderdeel van een samenstel van transacties waarbij aannemelijk is dat:

    a. de opbrengst geheel of gedeeltelijk direct of indirect ten goede is gekomen aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in mindere mate gerechtigd is tot vermindering, teruggaaf of verrekening van dividendbelasting dan degene die de tegenprestatie heeft verricht; en

    b. deze natuurlijk persoon of rechtspersoon een positie in aandelen, winstbewijzen of winstdelende obligaties op directe of indirecte wijze behoudt of verkrijgt die vergelijkbaar is met zijn positie in soortgelijke aandelen, winstbewijzen of winstdelende obligaties voorafgaand aan het moment waarop het samenstel van transacties een aanvang heeft genomen.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid:

    a. kan van een samenstel van transacties eveneens sprake zijn ingeval transacties zijn aangegaan op een gereglementeerde effectenbeurs of markt;

    b. wordt met een samenstel van transacties gelijkgesteld een transactie die betrekking heeft op de enkele verwerving van een of meer dividendbewijzen of op de vestiging van kortlopende genotsrechten op aandelen.

ARTIKEL IV

In artikel 9.2 van de Wet inkomstenbelasting 20014 worden, onder vernummering van het tweede en derde lid in vierde en vijfde lid, na het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten laste van wie de dividendbelasting is ingehouden niet tevens de uiteindelijk gerechtigde is tot de opbrengst waarop dividendbelasting is ingehouden. Niet als uiteindelijk gerechtigde wordt beschouwd degene die in samenhang met de genoten opbrengst een tegenprestatie heeft verricht als onderdeel van een samenstel van transacties waarbij aannemelijk is dat:

    a. de opbrengst geheel of gedeeltelijk direct of indirect ten goede is gekomen aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in mindere mate gerechtigd is tot vermindering, teruggaaf of verrekening van dividendbelasting dan degene die de tegenprestatie heeft verricht; en

    b. deze natuurlijk persoon of rechtspersoon een positie in aandelen, winstbewijzen of winstdelende obligaties op directe of indirecte wijze behoudt of verkrijgt die vergelijkbaar is met zijn positie in soortgelijke aandelen, winstbewijzen of winstdelende obligaties voorafgaand aan het moment waarop het samenstel van transacties een aanvang heeft genomen.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid:

    a. kan van een samenstel van transacties eveneens sprake zijn ingeval transacties zijn aangegaan op een gereglementeerde effectenbeurs of markt;

    b. wordt met een samenstel van transacties gelijkgesteld een transactie die betrekking heeft op de enkele verwerving van een of meer dividendbewijzen of op de vestiging van kortlopende genotsrechten op aandelen.

ARTIKEL V

De Wet op belastingen van rechtsverkeer5 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 34 wordt ingevoegd:

Artikel 34a

  • 1. Onder het bijeenbrengen van in aandelen verdeeld kapitaal wordt bij een lichaam met een in aandelen verdeeld kapitaal niet begrepen de levering van aandelen in het kader van een optieverplichting jegens een werknemer van de eigen vennootschap of van een verbonden vennootschap als bedoeld in artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, waarbij deze aandelen door de vennootschap eerder zijn verworven met het oog op de nakoming van de optieverplichting. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de levering van aandelen die eerder zijn verworven met het oog op de nakoming van een optieverplichting bij een levering die plaats vindt binnen drie maanden na het tenietgaan van de optieverplichting.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een optieverplichting verstaan een verplichting die de tegenhanger is van een recht om een of meer aandelen of daarmee gelijk te stellen rechten te verwerven, of van een recht dat daarmee gelijk te stellen is.

B. In artikel 35 wordt na het derde lid, onder vernummering van het vierde lid in vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. In het geval van toekenning van een aandelenoptierecht aan een werknemer wordt als gestort aangemerkt het bedrag, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vermeerderd met het bedrag dat de werknemer ter zake in rekening wordt gebracht, en wordt als tijdstip van storting aangemerkt het tijdstip, bedoeld in genoemd artikel 9, derde lid.

ARTIKEL VI*

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel II, onderdelen C en D, artikel III, onderdeel C, en artikel IV werken terug tot en met 27 april 2001.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 juli 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Uitgegeven de vijfentwintigste juli 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 2000, 570.

XNoot
2

Stb. 1965, 621, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2001, Stb. 641.

XNoot
3

Stb. 1969, 469, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 december 2001, Stb. 690.

XNoot
4

Stb. 2001, 1, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juni 2002, Stb. 330.

XNoot
5

Stb. 1990, 422, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 mei 2002, Stb. 288.

XHistnoot

* Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet is de inwerkingtreding van deze wet opgeschort. Deze wet treedt in werking met ingang van 29 augustus 2002.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 27 896.

Handelingen II 2001/2002, blz. 1701–1707; 1735; 4185.

Kamerstukken I 2001/2002, 27 896 (117, 117a, 117b, 117d, 117e).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 9 juli 2002.

Naar boven