Besluit van 2 juli 2002 tot wijziging van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA met betrekking tot onderwijsvoorzieningen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 18 maart 2002, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SZ/R&S/02/6756, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. K. Y. I. J. Adelmund;

Gelet op artikel 22, zevende lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;

De Raad van State gehoord (advies van 8 mei 2002, no.W12.02.0132/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. K. Y. I. J. Adelmund, van 25 juni 2002, nr. SV/R&S/02/37427;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 9 van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA1 wordt vervangen door:

Artikel 9. Onderwijsvoorzieningen

Onder voorzieningen als bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de Wet worden niet verstaan:

a. voorzieningen op het gebied van onderwijs die behoren tot de verstrekkingen waarvoor een regeling is getroffen onder verantwoordelijkheid van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. personele onderwijsfaciliteiten, waaronder in ieder geval worden verstaan activiteiten als remedial teaching, ambulante begeleiding of het geven van begeleidingslessen;

c. met ingang van het schooljaar 2002/2003, voorzieningen voor het vervoer van leerlingen naar en van een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de Wet op het voortgezet onderwijs, tenzij artikel V van de wet van 17 januari 2002 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertise-centra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het vervoer van leerlingen (Stb. 2002, 59) van toepassing is.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 juli 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

Uitgegeven de drieëntwintigste juli 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

De aanpassing van artikel 9 van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA betreft een aangepaste afstemming tussen het verstrekken van voorzieningen voor leerlingen (jongeren als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, hierna Wet REA) op grond van de onderwijswetgeving en de Wet REA.

Uitgangspunt van de regeling in dit artikel 9 is, dat aangeduid wordt welke voorzieningen niet op grond van de Wet REA worden verstrekt. Wijziging is noodzakelijk, omdat de wettelijke regelingen voor het verstrekken van vervoersvoorzieningen aan leerlingen zijn aangepast. Die wijzigingen zijn neergelegd in de wet van 17 januari 2002 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het vervoer van leerlingen (Stb. 2002, 59).

Met deze wijzigingen streeft het kabinet ernaar de verantwoordelijkheid voor het leerlingenvervoer in het gehele primair en voortgezet onderwijs in de onderwijswetgeving op te nemen. Deze wijzigingen zijn voor het eerst van toepassing met ingang van het schooljaar 2002/2003.

De redenen om de verantwoordelijkheid voor al het leerlingenvervoer in het primair en voortgezet onderwijs onder te brengen bij de gemeente, zijn uiteengezet in de memorie van toelichting bij de hiervoor genoemde wet (Kamerstukken II 2000/01, 27 884, nr. 3).

Gelet op de samenhang met de onderwijswetgeving is dit besluit mede door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. K. Y. I. J. Adelmund, ondertekend.

In artikel I wordt geregeld hoe de afbakening van de onderwijsvoorzieningen op grond van de Wet REA en de onderwijswetgeving inhoud krijgt.

In dit artikel wordt artikel 9 van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA vervangen. De onderdelen a en b van het nieuwe artikel 9 komen overeen met de onderdelen a en b van het artikel dat vervangen wordt.

Onderdeel c wordt aan artikel 9 toegevoegd. Daarin worden expliciet de vormen van onderwijs genoemd ten behoeve waarvan vervoer naar en van school van leerlingen niet (meer) kan worden aangemerkt als een voorziening als bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de Wet REA. Deze bepaling benadrukt nogmaals het bepaalde in artikel IV van de wet van 17 januari 2002 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) in verband met het vervoer van leerlingen (Stb. 2002, 59), namelijk dat de in die wet opgenomen wijzigingen voor de eerste maal van toepassing zijn op het vervoer van leerlingen dat in het schooljaar 2002/03 zal plaatsvinden. Op het vervoer van leerlingen tot 1 augustus 2002 blijven de onderwijswetten en de Wet REA en daarop gebaseerde regelingen van toepassing zoals zij luidden voor de inwerkingtreding van genoemde wet van 17 januari 2002.

Aan het slot van onderdeel c wordt verwezen naar artikel V, van de genoemde wet van 17 januari 2002 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertise-centra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het vervoer van leerlingen (Stb 2002, 59).

Dit overgangsartikel voorziet erin dat op leerlingen aan basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs of scholen voor voortgezet onderwijs voor wie voorafgaand aan de inwerkingtreding van die gewijzigde WPO en WVO krachtens artikel 22, vierde en vijfde lid, van de Wet REA een voorziening werd verstrekt in de vorm van een bruikleenauto dan wel deel uitmakend van of samenhangend met een leefvervoersvoorziening, het genoemde artikel van de Wet REA en de daarop gebaseerde regelgeving van kracht blijven zoals deze luidden voor inwerkingtreding van de gewijzigde WPO en WVO en de inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

Artikel V van de wet van 17 januari 2002 resulteert erin dat een leerling ten behoeve van wie in het schooljaar 2001/02 een bruikleenauto ten behoeve van het schoolvervoer werd verstrekt, onder de in artikel V genoemde voorwaarden deze auto kan behouden ten behoeve van het vervoer naar en van een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs, eventueel in combinatie met een verstrekte vervoersvergoeding voor het leefvervoer. Voorts blijft het Uitvoeringsinstituut werknemers-verzekeringen (UWV) verantwoordelijk voor de verstrekking van deze voorzieningen. Aldus wordt voorkomen, dat ouders die bijvoorbeeld vanwege de combinatie met een leefvoorziening voor het vervoer van hun kind een auto ter beschikking kregen, deze zullen moeten inleveren, en dat hun kind eventueel zal worden gedwongen van school te wisselen.

Mocht, indien een bruikleenauto is verstrekt, de resterende looptijd van de overeenkomst in bruikleen of de gebruiksduur van de auto zijn verstreken voordat de leerling de school heeft afgerond, dan is het ter beoordeling aan het UWV welke vervoersvoorziening op grond van de Wet REA tot het moment van de afronding van die school wordt verstrekt.

Uit het desbetreffende artikel volgt eveneens dat ouders aan wie naast de voorziening voor het schoolvervoer tevens een voorziening voor het leefvervoer is verstrekt, voor beide vergoedingen in aanmerking kunnen blijven komen zolang de leerling de desbetreffende school bezoekt. Wanneer de toepasselijkheid van de Wet REA is beëindigd, zullen de leerlingen voor het leefvervoer een beroep kunnen doen op de Wet voorzieningen gehandicapten.

Voorts vloeit uit bovenbedoeld overgangsartikel voort dat leerlingen die met ingang van het schooljaar 2002/2003 of later van school veranderen, bijvoorbeeld wegens verhuizing of omdat zij overstappen van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs in aanmerking kunnen blijven komen voor een bruikleenautoverstrekking. Het gaat dan uitsluitend om de leerlingen aan wie in het schooljaar 2001/2002 krachtens de Wet REA een bruikleenauto is verstrekt ten behoeve van het vervoer naar en van school, van welke auto het bruikleen-contract of de gebruiksduur op het moment van verandering van school nog niet is geëindigd. Omdat gemeenten de figuur van de verstrekking van een bruikleenauto niet kennen en een dergelijke auto veelal specifiek op een individuele leerling is aangepast, wordt het, mede uit oogpunt van een doelmatig gebruik van middelen en de belangen van de betrokken leerling, passend geacht de leerling ook na verandering van school de auto te laten gebruiken tot het einde van de overeenkomst in bruikleen of tot het einde van de gebruiksduur van de auto.

Voorts is van belang dat wanneer de opleiding aan de basisschool, de speciale school voor basisonderwijs of de school voor voortgezet onderwijs is afgerond en als gevolg daarvan de betrokkene niet meer in aanmerking zou kunnen komen voor een schoolvervoersvoorziening op grond van de Wet REA, de vervoersvoorzieningen die hem op grond van artikel 22, vierde en vijfde lid, zijn verstrekt zullen worden beëindigd met inachtneming van artikel 10, vierde lid, van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA. Dit betekent dat na beëindiging van de schoolvervoersvoorziening de leefvervoersvoorziening wordt voortgezet gedurende de termijn die is voorzien in de beschikking van het UWV, doch ten hoogste voor de duur van twaalf maanden. Overigens wordt verondersteld dat het bovenbedoelde overgangsrecht slechts betrekking zal hebben op een zeer gering aantal leerlingen. Indien de betrokken leerling aansluitend op de afronding van zijn schoolopleiding gaat werken, kan het UWV besluiten een vervoersvoorziening ten behoeve van de werksituatie te verstrekken die kan worden gecombineerd met een vervoersvoorziening voor de leefsituatie.

Artikel II

De wijziging van artikel 9 van het Reïntegratie-instrumenten-besluit Wet REA treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Dit tijdstip is tijdig voor het begin van het schooljaar 2002/2003, voor welk schooljaar de hiervoor meermalen genoemde wet zal gaan gelden. Deze wet is op 20 maart 2002 in werking getreden (KB van 4 maart 2002, Stb.2002, 139).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Stb. 1998, 293, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 juni 2002, Stb. 341.

XHistnoot

Het advies van de raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State)

Naar boven