Besluit van 1 juli 2002, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2000/40/EG met betrekking tot de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 april 2002, nr. HDJZ/AWW/2002–533, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEG L 203) alsmede gelet op de artikelen 22, eerste lid, en 34, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 6 mei 2002, nr. W09.02.0155/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 25 juni 2002, nr. HDJZ/AWW/2002–1305, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Voertuigreglement1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.1a wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel bo door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

bp. richtlijn 2000/40/EG: richtlijn nr. 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEG L 203).

B

In hoofdstuk 1a wordt na artikel 1a.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a.4

  • 1. Met ingang van 10 augustus 2003 is het verboden nieuwe bedrijfsauto's, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg te koop aan te bieden, af te leveren of in te voeren indien deze niet voldoen aan de voorschriften van richtlijn 2000/40/EG.

  • 2. Met ingang van 10 augustus 2003 is het verboden beschermingsinrichtingen aan de voorzijde tegen klemrijden als bedoeld in richtlijn 2000/40/EG te koop aan te bieden, af te leveren of in te voeren als technische eenheid, indien deze niet zijn goedgekeurd overeenkomstig richtlijn 2000/40/EG.

C

Aan artikel 3.3.37 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 13. Bedrijfsauto's, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, in gebruik genomen na 9 augustus 2003, moeten zijn voorzien van een beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden die voldoet aan richtlijn 2000/40/EG.

D

Na artikel 3.8.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.8.6

Beschermingsinrichtingen aan de voorzijde tegen klemrijden als bedoeld in artikel 3.3.37, dertiende lid, moeten voldoen aan richtlijn 2000/40/EG.

E

Aan artikel 5.3.49 worden zeven leden toegevoegd luidende:

  • 9. Bedrijfsauto's, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, in gebruik genomen na 9 augustus 2004, moeten op deugdelijke wijze zijn voorzien van een beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden.

  • 10. De afstand van de onderzijde van de beschermingsinrichting tot het wegdek mag tussen de punten die meer dan 0,20 m van de zijkanten van de voorste as van het voertuig zijn gelegen, met inbegrip van de wielen, niet meer dan 0,45 m bedragen, waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten.

  • 11. De afstand van de voorzijde van het voertuig tot de voorzijde van de beschermingsinrichting mag niet meer dan 0,40 m bedragen, waarbij voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden buiten beschouwing worden gelaten.

  • 12. De bescherminrichting mag:

    a. niet breder zijn dan de breedte van het voertuig met inbegrip van de spatborden van de voorste as;

    b. aan weerszijden niet meer dan 0,10 m smaller zijn dan de voorste as met inbegrip van de wielen, waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten, of

    c. aan weerszijden niet meer dan 0,20 m smaller zijn dan het voertuig gemeten over de uiterste punten van de instaptrede naar de bestuurderscabine.

  • 13. De beschermingsinrichting aan de voorzijde en de bevestiging daarvan mogen niet zodanig zijn vervormd of breuken of scheuren vertonen, dan wel door corrosie zijn aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt.

  • 14. Het negende lid geldt niet voor:

    a. bedrijfsauto's die blijkens een aantekening in het kentekenbewijs of blijkens gegevens in het kentekenregister de toegevoegde categorie-aanduiding «G» als beschreven in bijlage I, punt 4, van richtlijn 70/156/EEG hebben;

    b. bedrijfsauto's waarvan het gebruik blijkens een aantekening in het kentekenbewijs onverenigbaar is met het voldoen aan de voorschriften voor een beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden.

  • 15. Het elfde en twaalfde lid zijn niet van toepassing op bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 7500 kg.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2002.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 1 juli 2002

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de achttiende juli 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Ter verbetering van de bescherming van de inzittenden van bepaalde categorieën personenauto's en bedrijfsauto's tegen de gevolgen van klemrijden door zware bedrijfsauto's is een EG-richtlijn tot stand gekomen. Richtlijn nr. 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2000 (PbEG L 203) inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen en houdende wijziging van richtlijn 70/156/EEG (hierna: richtlijn 2000/40/EG) is een nieuwe bijzondere richtlijn in het kader van richtlijn 70/156/EEG inzake de EG-typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens. Het voorliggende besluit strekt tot implementatie van richtlijn 2000/40/EG.

Onderwerp van deze richtlijn is de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden. Dit voertuigonderdeel is vergelijkbaar met de stootbalk aan de achterzijde die op een bepaalde categorie bedrijfsauto's gemonteerd moet zijn. Om het aantal verkeersslachtoffers door een botsing tegen de voorzijde van een zware bedrijfsauto – zoals een vrachtwagen – met een personenauto, te verminderen, moet op een bepaalde categorie bedrijfsauto's een stootbalk aan de voorzijde van het voertuig gemonteerd worden. Een dergelijke beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden wordt ook wel als front underrun protection system aangeduid.

Richtlijn 2000/40/EG is van toepassing op motorvoertuigen bestemd voor het goederenvervoer met een maximum toegestane massa van meer dan 3500 kg. Deze richtlijn is niet van toepassing op bussen. Indien de beschermingsinrichting aan de voorzijde op een voertuig of als technische eenheid voldoet aan de eisen uit richtlijn 2000/40/EG, kan een nationale of EG-typegoedkeuring door de Dienst Wegverkeer (RDW) afgegeven worden. Het verkrijgen van een typegoedkeuring verloopt via het regime van de Regeling aanvraag en toezicht typegoedkeuring.

Per jaar worden voor circa 5000 bedrijfsauto's typegoedkeuringen aangevraagd. De aanvraag van een typegoedkeuring geschiedt aan de hand van het invullen van een formulier zoals vastgesteld in bijlage 2, behorende bij artikel 9, eerste lid, van de Regeling aanvraag en toezicht typegoedkeuring. Deze wijziging van het Voertuigreglement leidt dan ook tot een wijziging in dit aanvraagformulier: er zal namelijk een extra rij in het formulier worden toegevoegd die de aanvrager zal moeten afvinken wil hij voor een typegoed-keuring op basis van de eisen neergelegd in richtlijn 2000/40/EG in aanmerking komen. Gezien deze geringe aanvulling op de huidige procedure voor aanvraag van een typegoedkeuring zal deze wijziging van het Voertuigreglement niet tot een verhoging van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven leiden.

Richtlijn 2000/40/EG is gelieerd aan het, in het kader van de op 20 maart 1958 te Genève tot stand gekomen Overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (ECE) betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitvoeringsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen verleend op basis van deze eisen (Trb. 1996, 151), tot stand gekomen ECE-reglement nr. 93. Niet alleen is de implementatiedatum van richtlijn 2000/40/EG afhankelijk gesteld van de publicatie van ECE-reglement nr. 93 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, ook de technische eisen die gesteld worden aan de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden zijn overgenomen uit dit ECE-reglement. Uit artikel 5 van richtlijn 2000/40/EG vloeit voort dat de richtlijn of uiterlijk 10 augustus 2001, of binnen zes maanden na publicatie van ECE-reglement nr. 93 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, geïmplementeerd moet zijn. Publicatie van dit ECE-reglement heeft op 1 maart 2002 plaatsgevonden (PbEG L 32), waardoor de implementatiedatum 1 augustus 2002 is. De data genoemd in artikel 2, tweede lid, van richtlijn 2000/40/EG zijn echter niet afhankelijk gesteld van publicatie van ECE-reglement nr. 93. Deze data betreffen de ingangsdata voor de toepassing van de richtlijn, zoals het verlenen van een typegoedkeuring vanaf een bepaalde datum; vanaf 10 augustus 2003 moet een beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden voldoen aan de technische eisen uit richtlijn 2000/40/EG.

In verband met deze wijzigingen van het Voertuigreglement zal ook de Regeling wijze van keuren APK aangepast worden.

Transponeringstabel richtlijn 2000/40/EG

richtlijn 2000/40/EGimplementatie in Nederlandse regelgeving
artikel 1hoeft niet te worden geïmplementeerd
artikel 2, eerste lid, onder aartikel 3.3.37 Voertuigreglement
artikel 2, eerste lid, onder bartikel 1a.4 Voertuigreglement
artikel 2, tweede lid, onder aartikel 3.3.37 Voertuigreglement
artikel 2, tweede lid, onder bartikel 1a.4 Voertuigreglement
artikel 3 tot en met 5hoeven niet te worden geïmplementeerd
bijlage Ivia artikel 17 Regeling aanvraag en toezicht typegoedkeuring
bijlage II, punt 1.2, 1.3.1 en 1.3.2artikel 5.3.49
 (overige punten uit bijlage II behoeven geen implementatie)

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel is een aanvulling op artikel 1.1a van het Voertuigreglement om de verkorte aanhaling van richtlijn 2000/40/EG in het Voertuigreglement mogelijk te maken.

Artikel I, onderdeel B

Bij besluit van 16 mei 2001 houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met een aantal technische wijzigingen (Stb. 219) is in het Voertuigreglement hoofdstuk 1a ingevoegd, betreffende verbodsbepalingen in verband met het in de handel brengen van bepaalde voertuigen of voertuigonderdelen, uitrustingsstukken of voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers.

Ter uitvoering van artikel 2, tweede lid, van richtlijn 2000/40/EG wordt aan dit hoofdstuk artikel 1a.4 toegevoegd. In dit artikel wordt een tweetal verkoopverboden ingevoerd. Deze verboden betreffen het voertuig als zodanig dat is voorzien van een beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden, als ook de beschermingsinrichting tegen klemrijden aan de voorzijde als technische eenheid, indien het voertuig of de technische eenheid niet voldoen aan de vereisten als genoemd in richtlijn 2000/40/EG.

Overtreding van deze verkoopverboden levert ingevolge artikel 1, onder 4, van de Wet op de economische delicten (Wed) jo. artikel 34, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, een overtreding op en kan als economisch delict aangemerkt worden; opsporing en handhaving van deze overtredingen verlopen via het regime van de Wed.

Artikel I, onderdeel C

In artikel 3.3.37 zijn ter uitvoering van EG-richtlijnen al eerder bepalingen opgenomen over de beschermingsinrichting aan de achterzijde en de zijdelingse afscherming voor bedrijfsauto's. Systematisch ligt het voor de hand om een dertiende lid aan dit artikel toe te voegen inzake de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden. Richtlijn 2000/40/EG biedt de ruimte om van 10 augustus 2001 tot en met 9 augustus 2003 bedrijfsauto's zowel met als zonder beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden, die voldoen aan deze richtlijn, toe te laten. Ditzelfde geldt voor de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden als technische eenheid. In Nederland bestonden tot dusverre geen eisen ten aanzien van een beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden. Na overleg met brancheorganisaties en de Dienst Wegverkeer is daarom gekozen voor 10 augustus 2003 als datum waarna bedrijfsauto's voorzien moeten zijn van een dergelijke beschermingsinrichting als bedoeld in richtlijn 2000/40/EG.

Artikel I, onderdeel D

Aan beschermingsinrichtingen aan de voorzijde tegen klemrijden zijn niet eerder eisen gesteld in het Voertuigreglement. Dit artikel maakt het mogelijk een beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden, die voldoet aan de vereisten van richtlijn 2000/40/EG, als technische eenheid van een EG-typegoedkeuring te voorzien; deze beschermingsinrichting kan, voorzien van een EG-typegoedkeuring, als technische eenheid in de handel gebracht worden. Echter ook zonder dat een beschermingsinrichting is voorzien van een EG-typegoedkeuring kan dit voertuigonderdeel tot 10 augustus 2003 in de handel gebracht worden; het verkoopverbod zoals opgenomen in artikel I, onderdeel B, geldt vanaf die datum. Tot die datum blijft het dus mogelijk ook beschermingsinrichtingen aan de voorzijde tegen klemrijden, die niet voldoen aan de eisen gesteld in richtlijn 2000/40/EG, en daarom geen EG-typegoedkeuring hebben, in de handel te brengen.

Artikel I, onderdeel E

Een aantal redenen is aan te voeren om de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden voor bedrijfsauto's met een gewicht boven de 3500 kg, uitgezonderd bussen, ook als permanente eis in het Voertuigreglement op te nemen. Ten eerste zijn in de artikelen 5.3.48 en 5.3.49 van het Voertuigreglement de permanente eisen opgenomen voor de zijdelingse afscherming op bedrijfsauto's en stootbalken aan de achterzijde van bedrijfsauto's. Om die reden wordt aan artikel 5.3.49 de beschermingsinrichting aan de voorzijde voor bedrijfsauto's toegevoegd.

Ten tweede geldt voor de toelating tot de weg dat een voertuig moet voldoen aan de eisen gesteld in hoofdstuk 3. Dit besluit voegt hieraan de eis van de beschermingsinrichting aan de voorzijde toe. Indien de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden niet als permanente eis in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement opgenomen wordt, zou dit betekenen dat, nadat het voertuig eenmaal is toegelaten tot de weg, de eigenaar of gebruiker bijvoorbeeld dit voertuigonderdeel van het voertuig zou kunnen verwijderen. Uit het oogpunt van de verkeersveiligheid is dit een onwenselijke situatie.

Aangezien in richtlijn 2000/40/EG niet is voorzien in de permanente eis van een beschermingsinrichting, geldt voor reeds geproduceerde typen voertuigen vanaf 2003 de restantvoorradenregeling als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder a, van het Voertuigreglement. Aangezien aan het voertuig een nieuwe, zwaardere eis wordt gesteld, is het volgens eerder genoemd artikel mogelijk gedurende een jaar het restant reeds geproduceerde en toegelaten voertuigen, dat nog niet aan deze eis voldoet, te verkopen. Om die reden is de in artikel 5.3.49, negende lid, genoemde datum bepaald op 9 augustus 2004.

In het tiende tot en met vijftiende lid zijn de eisen opgenomen waaraan de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden moet voldoen. Deze eisen zijn ontleend aan ECE-reglement nr. 93 en zien op de plaatsing van de beschermingsinrichting aan de voorzijde op het voertuig, de hoogte, de breedte en de deugdelijke bevestiging ervan. In het veertiende lid worden twee uitzonderingen op de verplichting tot het aanwezig hebben van een beschermingsinrichting aan de voorzijde genoemd voor twee categorieën voertuigen. Ten eerste worden terreinvoertuigen volgens bijlage II, punt 1.3.1 van richtlijn 2000/40/EG, uitgezonderd. In het kentekenregister of op het kentekenbewijs is door middel van de aantekening «G» aangetekend dat het betreffende voertuig in de categorie terreinvoertuig valt, en op grond daarvan van de verplichting uit het negende lid is uitgezonderd. Ten tweede zijn voertuigen waarvoor naar het oordeel van de uitvoerende instantie (in Nederland: de Dienst Wegverkeer) de montage van een beschermingsinrichting aan de voorzijde onverenigbaar is met het gebruik van het voertuig uitgezonderd van deze verplichting, op grond van bijlage II, punt 1.3.2 van richtlijn 2000/40/EG; bij de toelating tot de weg krijgen deze voertuigen een aantekening daarvan op het kentekenbewijs. Tenslotte zijn in het vijftiende lid voertuigen met een toegestane maximum massa van minder dan 7500 kg uitgezonderd van de bepaling van de plaats van de beschermingsinrichting op het voertuig zoals beschreven in het elfde lid. Daarnaast wordt deze categorie voertuigen uitgezonderd van de breedtebepaling van de beschermingsinrichting zoals beschreven in het twaalfde lid. Deze categorie voertuigen moet volgens bijlage II, punt 1.2, van richtlijn 2000/40/EG, slechts voldoen aan de hoogtebepaling van 450 mm.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1994, 450, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 mei 2002, Stb. 253.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 augustus 2002, nr. 153.

Naar boven