Wet van 20 december 2001 tot wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen met betrekking tot de ordening en modernisering van voorzieningen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien en horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling van de rechtspositie van ministers en staatssecretarissen te wijzigen in verband met de ordening en modernisering van voorzieningen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van:

    a. de voorzieningen die aan de ministers en staatssecretarissen ter beschikking worden gesteld en noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun ambt;

    b. een vaste vergoeding voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening van de ministers en staatssecretarissen komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt.

B

Aan artikel 2 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Onder de in het tweede lid, onder a, bedoelde voorzieningen zijn in ieder geval begrepen die met betrekking tot verhuizing en verblijf, beveiliging, informatie en communicatie, binnenlandse en buitenlandse dienstreizen en vervoer.

C

Artikel 4 vervalt.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2001. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2000, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2001.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 20 december 2001

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de zestiende juli 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1993, 718, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 april 2002, Stb. 216.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 27 507.

Handelingen II 2001/2002, blz. 1131–1132; 1246.

Kamerstukken I 2001/2002, 27 507 (125).

Handelingen I 2001/2002, blz. 706–711.

Naar boven