Wet van 4 juli 2002 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen strekkende tot het verruimen van de bevoegdheid van de politierechter en de enkelvoudige kamer in hoger beroep (verruiming bevoegdheid enkelvoudige kamers)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bevoegdheid van de politierechter en de enkelvoudige kamer die in hoger beroep oordeelt te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 368 wordt «zes maanden» vervangen door: een jaar.

B

In artikel 369, eerste lid, wordt «zes maanden» vervangen door: een jaar.

C

Artikel 411, tweede lid, onder b, komt te luiden:

b. de zaak in eerste aanleg door de kantonrechter of de politierechter is behandeld, en daarbij niet een gevangenisstraf van meer dan zes maanden is opgelegd.

ARTIKEL II

In artikel 14g, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafrecht2, wordt «zes maanden» vervangen door: een jaar.

ARTIKEL III

In artikel 20, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen3 wordt «zes maanden» telkens vervangen door: een jaar.

ARTIKEL IV

  • 1. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een dagvaarding is uitgebracht waardoor de zaak bij de rechtbank ter terechtzitting aanhangig is gemaakt, blijven de artikelen 368 en 369 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing zoals zij luidden voor die inwerkingtreding.

  • 2. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een dagvaarding of oproeping is betekend waardoor de zaak in hoger beroep ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt, blijft artikel 411, tweede lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering van toepassing zoals het luidde voor die inwerkingtreding.

ARTIKEL V

Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 juli 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de elfde juli 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juni 2002, Stb. 330.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juni 2002, Stb. 316.

XNoot
3

Stb. 1986, 464, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 584.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 28 215.

Handelingen II 2001/2002, blz. 3643–3660; 3692.

Kamerstukken I 2001/2002, 28 215 (310, 310a, 310b, 310c, 310d).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 25 juni 2002 en 2 juli 2002.

Naar boven