Wet van 28 mei 2002 tot wijziging van de Woningwet en enige andere wetten in verband met maatregelen na sluiting van woningen, woonketen, woonwagens en andere gebouwen, alsmede de bij die ruimten behorende erven ten gevolge van verstoring van de openbare orde of overtreding van artikel 2 of 3 van de Opiumwet (Wet Victor)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen in verband met maatregelen na sluiting van woningen, woonketen, woonwagens en andere gebouwen, alsmede de bij die ruimten behorende erven ten gevolge van verstoring van de openbare orde;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Woningwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 16 wordt een nieuw artikel 16a ingevoegd, dat als volgt luidt:

Artikel 16a

  • 1. Indien door gedragingen in een woning, woonkeet, woonwagen of ander gebouw de openbare orde is verstoord en het desbetreffende gebouw deswege op grond van artikel 174a van de Gemeentewet dan wel op grond van een verordening als bedoeld in artikel 174 van die wet is gesloten of door gedragingen in zodanig gebouw in strijd met artikel 2 of 3 van de Opiumwet is gehandeld en het desbetreffende gebouw deswege op grond van artikel 13b van die wet is gesloten, kunnen burgemeester en wethouders degene die als eigenaar of uit anderen hoofde bevoegd is tot het in gebruik geven van het gebouw, aanschrijven om naar keuze van burgemeester en wethouders:

    a. het gebouw binnen een door hen te bepalen termijn in gebruik te geven aan een persoon, niet zijnde degene die door de sluiting werd gedwongen het gebruik van het gebouw te staken, of

    b. het gebouw binnen een door hen te bepalen termijn in beheer te geven aan een persoon die uit hoofde van beroep of bedrijf op het terrein van de huisvesting werkzaam is, of aan een instelling die op dat terrein werkzaam is.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in de aanschrijving:

    a. personen of instellingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, noemen uit wie, onderscheidenlijk waaruit degene die wordt aangeschreven, een keuze moet maken, of, indien dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet mogelijk is, een persoon of instelling als hier bedoeld noemen aan wie het gebouw in gebruik dan wel in beheer moet worden gegeven,

    b. indien het gebouw, al dan niet met het daarbij behorende erf, noodzakelijke voorzieningen behoeft om weer op redelijke wijze tot bewoning of gebruik te kunnen dienen, degene die als eigenaar of uit anderen hoofde tot het treffen van die voorzieningen bevoegd is, ertoe verplichten om binnen een door hen te bepalen termijn de door hen aan te geven voorzieningen te treffen, en

    c. zo nodig, andere voorwaarden aan de uitvoering van de aanschrijving stellen.

  • 3. De uitvoering van de aanschrijving geschiedt in overeenstemming met burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen optreden tegen hetgeen in strijd met de aanschrijving is gedaan of nagelaten door zelf de aanschrijving uit te voeren of in plaats daarvan degene die is aangeschreven, een last onder dwangsom op te leggen. Op het besluit tot optreden is afdeling 5.3, onderscheidenlijk afdeling 5.4, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien het gebouw in beheer wordt gegeven aan een persoon of instelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, stellen burgemeester en wethouders een vergoeding voor het beheer vast. De desbetreffende persoon of instelling stelt, na overleg met degene die is aangeschreven, de huurprijs van het gebouw vast, int de vastgestelde huurprijs en stelt deze, verminderd met de vergoeding voor het beheer, ter beschikking van degene die is aangeschreven. De huurprijs wordt vastgesteld op een bedrag dat in het economisch verkeer redelijk is.

  • 5. Indien de persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dan wel de persoon of instelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, het gebruik, onderscheidenlijk het beheer van het gebouw heeft gestaakt, deelt de persoon dan wel de instelling dit binnen veertien dagen na het staken daarvan mee aan burgemeester en wethouders. Na ontvangst van de mededeling vindt, zo nodig, wederom toepassing van het eerste lid plaats.

  • 6. Onder beheer wordt in dit artikel verstaan het in gebruik geven van het gebouw en het verrichten van al die handelingen met betrekking tot het in gebruik gegeven gebouw die volgens gemeen recht tot de verantwoordelijkheid van een eigenaar behoren.

B

In artikel 21, tweede lid, wordt na «ernstige hinder» ingevoegd: dan wel met een sluiting als bedoeld in artikel 16a.

C

In artikel 24 wordt na «ernstige hinder» ingevoegd: dan wel het een aanschrijving als bedoeld in artikel 16a betreft.

D

In artikel 25 wordt na «ernstige hinder» ingevoegd: dan wel het een aanschrijving als bedoeld in artikel 16a betreft.

E

In artikel 28, eerste lid, wordt na «16,» ingevoegd: 16a.

F

Na artikel 105 wordt een nieuw artikel 105a ingevoegd, dat als volgt luidt:

Artikel 105a

Overtreding van artikel 16a, vijfde lid, eerste volzin, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

G

In de artikelen 111, 113 en 114 wordt «106» vervangen door: 105a.

ARTIKEL II

In artikel 174a van de Gemeentewet2 wordt, onder vernummering van het vijfde tot zesde lid, een nieuw vijfde lid ingevoegd, dat als volgt luidt:

  • 5. De burgemeester doet zo spoedig mogelijk een besluit als bedoeld in het eerste lid inschrijven in de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24 van dat boek is niet van toepassing.

ARTIKEL III

De onteigeningswet3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van titel IV komt te luiden: Over onteigening in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling, van de volkshuisvesting, van de openbare orde en van de handhaving van de Opiumwet.

B

Aan artikel 77, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 5 door een puntkomma, een nieuw onderdeel 6 toegevoegd, dat als volgt luidt:

6°. van een gebouw als bedoeld in artikel 16a van de Woningwet ten behoeve van de handhaving van de openbare orde rond dat gebouw of van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in zodanig gebouw, indien de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 16a, eerste lid, van die wet, geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond dat gebouw welke is verstoord door gedragingen in het gebouw, onderscheidenlijk het duurzaam achterwege blijven van een overtreding van artikel 2 of 3 van de Opiumwet in dat gebouw.

ARTIKEL IV

In Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek4 wordt na artikel 1596 een nieuw artikel ingevoegd, dat als volgt luidt:

Artikel 1597

De verhuurder kan de overeenkomst op de voet van artikel 267 van Boek 6 ontbinden op de grond dat door gedragingen in het gehuurde de openbare orde is verstoord en het gehuurde deswege op grond van artikel 174a van de Gemeentewet dan wel op grond van een verordening als bedoeld in artikel 174 van die wet is gesloten of door gedragingen in zodanig gebouw in strijd met artikel 2 of 3 van de Opiumwet is gehandeld en het desbetreffende gebouw deswege op grond van artikel 13b van die wet is gesloten. De artikelen 1623n en 1636 zijn niet van toepassing.

ARTIKEL V

Aan artikel 13b van de Opiumwet5 wordt een derde lid toegevoegd, dat als volgt luidt:

  • 3. Indien de burgemeester op grond van het eerste lid een besluit tot sluiting van het desbetreffende lokaal of erf heeft genomen, doet hij het besluit zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24 van dat boek is niet van toepassing.

ARTIKEL VI

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt in overeenstemming met Onze Ministers van Justitie en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VII*6

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

ARTIKEL VIII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet Victor.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 28 mei 2002

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de vierde juli 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1991, 439, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juni 2002, Stb. 347.

XNoot
2

Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 februari 2002, Stb. 111.

XNoot
3

Stb. 1851, 125, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juni 2002, Stb. 330.

XNoot
4

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juni 2002, Stb. 330.

XNoot
5

Stb. 1976, 425, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juni 2002, Stb. 347.

XNoot
6

* Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet is de inwerkingtreding van deze wet opgeschort. Deze wet treedt in werking met ingang van 13 juli 2002.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/1996, 1996/1997, 1998/1999, 1999/2000, 2000/2001, 24 549.

Handelingen II 2000/2001, blz. 3051–3062; 3117–3145; 3194–3195.

Kamerstukken I 2000/2001, 24 549 (190, 190a); 2001–2002, 24 549 (78, 78a, 78b).

Handelingen I 2001/2002, blz. 879–886; 1003–1016; 1021–1022.

Naar boven