Besluit van 13 juni 2002 tot wijziging van het Besluit van 17 juli 1999 tot vaststelling van het tijdstip van aanvang van fase 2 en fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Stb. 1999, 354)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 juni 2002, Directie Arbeidszaken Overheid, nr. AB2002/U75394;

Gelet op artikel 94, eerste en tweede lid, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, alsmede het Besluit van 17 juli 1999 tot vaststelling van het tijdstip van aanvang van fase 2 en fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Stb. 1999, 354, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2000, 255);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

In het enig artikel van het Besluit van 17 juli 1999 tot vaststelling van het tijdstip van aanvang van fase 2 en fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Stb. 1999, 354) worden, onder vernummering van het huidige vierde lid tot derde lid het huidige tweede en derde lid vervangen door een tweede lid, luidende:

  • 2. Het tijdstip van aanvang van fase 3, bedoeld in artikel 49 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen en de artikelen die naar dat artikel verwijzen, is 1 januari 2001 voor de overheidswerknemer of gewezen overheidswerknemer die:

    a. op 31 december 2000 verlof geniet in verband met zwangerschap en bevalling waarvan de vastgestelde duur eindigt na 31 januari 2001;

    of

    b. op 31 december 2000 recht heeft op bezoldiging of uitkering in geval van ziekte in de zin van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, waarvan wordt vastgesteld dat het recht ononderbroken heeft doorgelopen tot en met 15 februari 2001; tenzij hij op 1 januari 2001 recht heeft op wachtgeld in de zin van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 juni 2002

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de tweede juli 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

TOELICHTING

Inleiding

De Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Wet OOW) beoogt het onder de werkingssfeer van de wettelijke werknemersverzekeringen brengen van het overheidspersoneel. Er is daarbij een onderscheid gemaakt tussen het formele moment van in werking treden van de artikelen van de Wet OOW en het moment waarop die artikelen materieel effect hebben (dat wil zeggen: het moment waarop de artikelen van deze wet tot wijzigingen in andere regelingen leiden of waarop rechten en verplichtingen ingaan). Via het koninklijk besluit van 17 juli 1999 (Stb. 1999, nr. 354, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2000, 255) is invulling gegeven aan het tijdstip waarop fase 2 en fase 3 in werking treden. Daarbij werd gekozen voor respectievelijk 1 januari 2001 en 1 januari 2003 als invoeringsdatum.

Inmiddels zijn er bij de voorbereiding van de inwerkingtreding van fase 3 uitvoeringstechnische bezwaren naar voren gekomen die ertoe leiden dat de vastgelegde datum voor fase 3 onhaalbaar is. Fase 3 omvat de toepassing van de Werkloosheidswet (WW) en de Ziektewet (ZW) op de overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers die op het tijdstip van aanvang van fase 2 reeds een ontslaguitkering (wachtgeld en dergelijke) of uitkering wegens ziekte ontvangen, de zogenaamde «oude gevallen».

Hoewel uitstel van het tijdstip van aanvang van fase 3 mogelijk is, heeft het kabinet daar niet voor gekozen. Het kabinet kiest voor afstel van fase 3. Uitstel van fase 3 kan niet garanderen dat de invoering daarvan op een later moment wel haalbaar zal zijn. Afstel betekent verder duidelijkheid voor de wachtgelders en de uitvoeringsorganisatie. Afstel komt voorts voort vanuit de overweging dat naarmate het uitstel verder in de tijd wordt gelegd een steeds kleinere groep wachtgelders resteert die nog een daadwerkelijk recht op WW- of ZW-uitkering zal kunnen krijgen. Afstel betekent een besparing van tijd en capaciteit voor de uitvoeringsorganisatie en besparing op invoerings- en uitvoeringskosten voor de overheids- en onderwijswerkgevers.

De voorgestelde wijziging strekt ertoe het tijdstip van aanvang van fase 3 buiten werking te stellen. Uitsluitend die onderdelen van fase 3 die reeds eerder zijn bereikt (de toepassing van de ZW op bepaalde bestaande gevallen) dienen nog in het invoeringsbesluit te worden gehandhaafd. Dat gebeurt door de voorgestelde wijziging van het tweede lid van het enig artikel van dit besluit.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven