Besluit van 25 juni 2002, houdende voorzieningen met betrekking tot het Faunafonds (Besluit Faunafonds)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 11 januari 2002, nr. TRCJZ/2002/135, Directie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 83, eerste lid, onderdeel a, 95 en 96, tweede lid, van de Flora- en faunawet;

De Raad van State gehoord (advies van 18 maart 2002, nr. W11.02.0023/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 21 juni 2002, no. TRCJZ/2002/4290, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

wet: Flora- en faunawet.

Artikel 2

Als soorten, bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel a, van de wet, worden aangewezen de beschermde inheemse diersoorten genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet.

Artikel 3

De ingevolge artikel 94, eerste lid, van de wet te heffen bijdrage voor de afgifte van een jachtakte ten behoeve van het Faunafonds wordt door tussenkomst van de korpschef van het regionale politiekorps in de regio, waarin de woonplaats van de aanvrager is gelegen, of, indien deze niet woonachtig is in Nederland, door tussenkomst van de korpschef van het politiekorps in de regio Haaglanden aan Onze Minister voldaan.

Artikel 4

De bijdragen, bedoeld in artikel 3, worden met inachtneming van door of vanwege Onze Minister te geven aanwijzingen maandelijks verantwoord door storting of overschrijving op de concernrekening van de directie Financieel-Economische Zaken van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 5

De bijdragen, bedoeld in artikel 3, alsmede de bijdragen die Onze Minister ten behoeve van het Faunafonds ontvangt voor de afgifte van een valkeniersakte of kooikersakte, worden maandelijks ter beschikking gesteld aan het Faunafonds.

Artikel 6

  • 1. De door gedeputeerde staten van de provincies jaarlijks aan het Faunafonds te verlenen bijdrage is gelijk aan de totale uitgaven van het Faunafonds met betrekking tot tegemoetkomingen in schade veroorzaakt door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, verminderd met de bijdrage bedoeld in het derde lid.

  • 2. De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, wordt over de verschillende gedeputeerde staten van de provincies verdeeld naar rato van de tegemoetkoming in de schade veroorzaakt door dieren, behorende tot een beschermde diersoort, die in de provincies is uitgekeerd.

  • 3. Onze Minister stelt jaarlijks een bijdrage aan het Faunafonds ter beschikking.

  • 4. De in het derde lid bedoelde bijdrage bedraagt voor elke periode van 12 maanden, de eerste periode aanvangende op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, € 3 200 000,–, verminderd met de bijdragen als bedoeld in artikel 5 van dit besluit in die periode.

  • 5. Voor de tweede en de daarop volgende perioden van 12 maanden wordt de bijdrage, bedoeld in het vierde lid, zoals die met toepassing van dit lid gold in de voorafgaande periode van 12 maanden, telkenmale gecorrigeerd voor inflatie op basis van het gemiddelde consumentenprijsindexcijfer van alle huishoudens zoals in de voorafgaande 12 maanden gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 6. Het bedrag van de bijdrage, bedoeld in het vierde lid, wordt voor inflatiecorrectie als bedoeld in het vijfde lid verminderd met het bedrag aan besparingen in de uit te keren tegemoetkomingen in de schade in de betreffende periode van 12 maanden als gevolg van het verlenen door Onze Minister van vergoedingen met betrekking tot het beheer van percelen voor ganzen of andere diersoorten.

  • 7. Voor de berekening van de hoogte van het bedrag aan besparingen, bedoeld in het zesde lid, wordt uitgegaan van het gemiddelde bedrag dat het Faunafonds of het Jachtfonds, bedoeld in de Jachtwet, in de drie jaren voorafgaand aan de betreffende periode van 12 maanden heeft verleend aan tegemoetkomingen in schade veroorzaakt door ganzen en andere diersoorten op percelen waarvoor in de betreffende periode van 12 maanden een beheersvergoeding wordt verleend.

  • 8. Drie jaren na de inwerkingtreding van dit besluit wordt bezien of het bedrag van de tegemoetkoming, bedoeld in het vierde lid, gelet op de totale uitgaven van het Faunafonds met betrekking tot tegemoetkomingen in de schade veroorzaakt door dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, moet worden herzien.

Artikel 7

Onverminderd artikel 6 kan Onze Minister in geval van calamiteiten een extra tegemoetkoming aan het Faunafonds ter beschikking stellen.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2002.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Faunafonds.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 25 juni 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de achtentwintigste juni 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Paragraaf 1: Algemene Inleiding

Het Faunafonds is een op grond van de Flora- en faunawet ingesteld zelfstandig bestuursorgaan dat tot taak heeft maatregelen te bevorderen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren, tegemoetkomingen te verlenen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten, en gedeputeerde staten van de provincies van advies te dienen over de uitvoering van hun taken op grond van de Flora- en faunawet.

De bekostiging van het Faunafonds geschiedt gedeeltelijk door een bijdrage die op grond van artikel 94, eerste lid, van de wet geheven wordt voor de afgifte van een jachtakte, valkeniersakte of kooikersakte. Daarnaast verlenen zowel de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, als gedeputeerde staten van de provincies een bijdrage ter bekostiging van het Faunafonds.

In deze algemene maatregel van bestuur worden diersoorten aangewezen ten aanzien waarvan het Faunafonds maatregelen bevordert ter voorkoming en bestrijding van schade door deze diersoorten. Deze algemene maatregel van bestuur bevat voorts regels omtrent de wijze waarop de bijdragen, zoals die geheven wordt voor de afgifte van jachtakten, valkeniersakten of kooikersakten, aan het Faunafonds ter beschikking worden gesteld. Tenslotte wordt geregeld welke bijdrage de minister en gedeputeerde staten ten behoeve van het Faunafonds verlenen.

Dit besluit is ter advisering voorgelegd aan het Interprovinciaal Overleg en het Faunafonds

Paragraaf 2: Aanwijzing diersoorten ter bevordering maatregelen voorkoming en bestrijding schade

In artikel 83, eerste lid, van de wet zijn de taken van het Faunafonds opgesomd. Op grond van artikel 83, eerste lid, onderdeel a, van de wet heeft het Faunafonds onder meer tot taak maatregelen te bevorderen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten. In artikel 2 van dit besluit worden ingevolge deze bepaling, overeenkomstig het advies van het Faunafonds, diersoorten aangewezen die behoren tot de beschermde inheemse diersoorten bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet. Hiertoe behoren alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis alsmede alle van nature op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten.

Paragraaf 3: Bijdrage afgifte jachtakte, valkeniersakte en kooikersakte

Voor de afgifte van een jachtakte, valkeniersakte of kooikersakte is een geldsom als bedoeld in artikel 44 van de wet en een bijdrage ten behoeve van het Faunafonds als bedoeld in artikel 94 van de wet verschuldigd. De hoogte van de bijdrage ten behoeve van het Faunafonds is vastgesteld in artikel 4, vierde lid, van de Jachtregeling.

De korpschef van het regionale politiekorps in de regio, waarin de woonplaats van de aanvrager is gelegen, is de bevoegde instantie voor het verlenen van jachtakten. Indien de aanvrager niet in Nederland woonachtig is, is de korpschef van het politiekorps in de regio Haaglanden bevoegd. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is bevoegd valkeniersakten en kooikersakten af te geven. Jachtakten, valkeniersakten en kooikersakten kunnen op grond van artikel 4, eerste lid, van de Jachtregeling slechts worden uitgereikt nadat de bijdrage is voldaan.

In de artikelen 3 en 4 van dit besluit is geregeld dat de door de betreffende korpschef geïnde bijdragen voor de afgifte van een jachtakte aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij worden voldaan door maandelijkse storting of overschrijving op de concernrekening van de afdeling Financieel-Economische Zaken van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. In artikel 5 van dit besluit is vervolgens geregeld dat de voor de afgifte van jachtakten ontvangen bijdragen maandelijks aan het Faunafonds ter beschikking worden gesteld. Ook de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ontvangen bedragen voor de afgifte van een valkeniersakte of kooikersakte, worden maandelijks ter beschikking gesteld van het Faunafonds.

Paragraaf 4: Bijdrage gedeputeerde staten

Naast de bijdrage die ten behoeve van het Faunafonds wordt geheven voor het verlenen van een jachtakte, valkeniersakte of kooikersakte wordt het Faunafonds bekostigd door een bijdrage van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en een bijdrage van gedeputeerde staten van de provincies. In dit Besluit wordt de bijdrage die de minister en gedeputeerde staten van de provincies ten behoeve van het Faunafonds verlenen, nader gespecificeerd.

De taken en bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding zijn ingevolge de Flora- en faunawet gedecentraliseerd aan de provincies. Zo hebben gedeputeerde staten van de provincies onder meer tot taak ten aanzien van beschermde inheemse diersoorten ontheffingen te verlenen op grond van artikel 68 van de wet. Gedeputeerde staten van provincies kunnen op basis van artikel 67 van de wet bepalen dat door hen aan te wijzen personen of categorieën van personen de stand van bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse diersoorten of andere diersoorten of verwilderde dieren op nader aan te wijzen gronden kan worden beperkt. Daarnaast kan bij provinciale verordening aan grondgebruikers worden toegestaan om bepaalde handelingen te verrichten ten aanzien van de provinciale schadesoorten als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel b, van de wet. Voorheen waren deze taken voornamelijk voorbehouden aan de centrale overheid.

Het beleid dat de provincies voeren met betrekking tot deze bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding bepaalt in grote mate de hoogte van de tegemoetkomingen in schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten, die op grond van artikel 83, eerste lid, onderdeel b, van de wet door het Faunafonds worden verleend. Gelet hierop wordt in artikel 6, eerste lid, van dit besluit de bijdrage van gedeputeerde staten gekoppeld aan de hoogte van de tegemoetkoming in de schade zoals die door het Faunafonds wordt verleend. De door gedeputeerde staten van de provincies aan het Faunafonds te verlenen bijdrage wordt gelijkgesteld met de totale uitgaven van het Faunafonds met betrekking tot tegemoetkoming in schade veroorzaakt door beschermde inheemse dieren, verminderd met de bijdrage die door de minister wordt verstrekt.

In het vierde lid van bedoeld artikel 6 is bepaald dat de hoogte van de tegemoetkoming voor elke periode van 12 maanden € 3 200 000,– bedraagt. Dit bedrag wordt verminderd met de bijdragen die op grond van artikel 94, eerste lid, van de wet voor de afgifte van een jachtakte, valkeniersakte of kooikersakte ten behoeve van het Faunafonds worden geheven. De eerste periode van 12 maanden vangt aan op de dag van inwerkingtreding van het onderhavige besluit. Het bedrag van € 3 200 000,– is, behoudens een opwaartse afronding, gelijk aan het bedrag dat het Jachtfonds gemiddeld de afgelopen jaren heeft betaald als tegemoetkoming in schade veroorzaakt door beschermde dieren. De hoogte van dit bedrag dekt de uitgaven van het Faunafonds met betrekking tot tegemoetkomingen in schade, indien de provincies bij het verlenen van ontheffingen of vrijstellingen voor beperking van schade een beleid voeren dat in hoofdlijnen overeenkomt met het tot op heden door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gevoerde beleid.

In het vijfde lid, van artikel 6 is bepaald dat voor het tweede en de daarop volgende perioden van 12 maanden het bedrag van de tegemoetkoming, telkenmale gecorrigeerd wordt voor inflatie op basis van het gemiddelde consumentenprijsindexcijfer van alle huishoudens zoals in de voorafgaande 12 maanden gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Vóór inflatiecorrectie wordt het bedrag van € 3 200 000,– verminderd met het bedrag aan besparingen in betreffende periode van 12 maanden als gevolg van het verlenen door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van vergoedingen voor het gedogen van ganzen of andere soorten. Dit bedrag wordt berekend door van de verleende beheersvergoedingen het gemiddelde bedrag af te trekken dat met betrekking tot dezelfde percelen in de voorgaande drie jaren uit het Faunfonds of Jachtfonds aan tegemoetkomingen in schade is vergoed.

In het kader van de goedkeuring van de begroting van het Faunafonds als bedoeld in artikel 90, tweede lid, van de wet worden afspraken gemaakt over de betaling en bevoorschotting aan het Faunafonds met betrekking tot de bijdrage van provincies als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit, respectievelijk de tegemoetkoming van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in die bijdrage als bedoeld in artikel 6, derde lid, van het besluit. Daarbij wordt rekening gehouden met het in de begroting opgenomen verwachte uitgavenpatroon met betrekking tot tegemoetkomingen in schade, hetgeen ook gebruikelijk was bij de betaling en bevoorschotting ten behoeve van het Jachtfonds in het kader van de Jachtwet.

De tegemoetkoming van de minister in de bijdrage van de provincies ten behoeve van het Faunafonds wordt rechtstreeks aan het Faunafonds overgemaakt. Het Faunafonds dient dit bedrag op de begroting te reserveren ten behoeve van de bekostiging van verleende tegemoetkoming in schade als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

De tegemoetkoming die de minister verleent in de bijdrage van de provincies ten behoeve van het Faunafonds dient niet te worden verward met de bijdrage die de minister op grond van artikel 96, eerste lid, van de wet aan het Faunafonds verleent. Deze laatste bijdrage dekt de overige kosten van het Faunafonds.

In artikel 7 van het Besluit is bepaald dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een extra tegemoetkoming ter beschikking kan stellen in geval van calamiteiten. Met calamiteiten wordt in dit verband gedoeld op onvoorziene omstandigheden welke niet te wijten zijn aan bestuurlijk handelen of nalaten. Het gaat hierbij om situaties waarin bijvoorbeeld door de uitbraak van mond- en klauwzeer de jacht op wildsoorten dient te worden gesloten. Het is onredelijk dat uit dergelijke maatregelen voortvloeiende kosten geheel voor rekening van gedeputeerde staten komen. Artikel 7 voorziet dan ook in een mogelijkheid dat de minister een extra tegemoetkoming verleent.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 juli 2002, nr. 128.

Naar boven