Besluit van 20 juni 2002, houdende wijziging van de Huursubsidiewet, de Wet bevordering eigenwoningbezit en enkele besluiten (wijziging van enkele bedragen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 mei 2002, nr. MJZ2002039434, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 26f, zesde lid, 27, eerste lid, onderdeel a, en achtste lid, 39, derde lid, en 44, tweede lid, van de Huursubsidiewet, en 41, achtste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit;

De Raad van State gehoord (advies van 6 juni 2002, nr. W08.02.0221/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 juni 2002, nr. MJZ2002050269, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De Huursubsidiewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, tweede lid, onderdeel b, wordt «€ 4084,02» vervangen door: € 4100.

B

In artikel 4, tweede lid, wordt «€ 907,56» vervangen door: € 925.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 22,69» vervangen door: € 22.

2. In het derde lid wordt «€ 11,34» telkenmale vervangen door: € 12.

D

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt:

a. in onderdeel c «€ 1588,23» vervangen door «€ 1675» en

b. in onderdeel d «€ 998,32» vervangen door: € 1050.

2. In het tweede lid wordt «€ 166,08» vervangen door: € 170,95.

E

In artikel 18, tweede lid, wordt «€ 337,61» vervangen door: € 347,61.

ARTIKEL II

In de artikelen 11, eerste lid, onderdeel b, en 28 van de Wet bevordering eigenwoningbezit2 wordt «€ 1588,23» en «€ 998,32» telkenmale vervangen door onderscheidenlijk: € 1675 en € 1050.

ARTIKEL III

Het Besluit prestatienormering huursubsidie3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «€ 453,78» vervangen door: € 450.

2. In het tweede lid wordt «€ 2268,90» vervangen door: € 2275.

B

In artikel 4, eerste lid, wordt «€ 2268,90» vervangen door: € 2275.

ARTIKEL IV

Het Besluit vangnetregeling huursubsidie4 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 7, vijfde lid, en 8, derde lid, wordt «€ 204,20» en «€ 90,76» telkenmale vervangen door onderscheidenlijk: € 205 en € 91.

B

In artikel 8, tweede lid, onderdeel f, wordt «€ 18 151,21» vervangen door: € 18 500.

C

Artikel 9, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De verklaring heeft uitsluitend een goedkeurende strekking voorzover, naar het oordeel van de deskundige, bedoeld in artikel 26f, derde lid, van de wet, de som van de fouten bij de uitbetalingen van bijzondere bijdragen in de huurlasten niet meer bedraagt dan:

    a. indien het totale bedrag van de in het subsidiejaar uitbetaalde bijzondere bijdragen in de huurlasten meer dan € 900 000 bedraagt: 2% van het uitbetaalde bedrag;

    b. indien dat bedrag meer dan € 450 000, doch € 900 000 of minder bedraagt: 3% van het uitbetaalde bedrag;

    c. indien dat bedrag meer dan € 220 000, doch € 450 000 of minder bedraagt: 4% van het uitbetaalde bedrag;

    d. indien dat bedrag meer dan € 110 000, doch € 220 000 of minder bedraagt: 5% van het uitbetaalde bedrag;

    e. indien dat bedrag meer dan € 50 000, doch € 110 000 of minder bedraagt: 6% van het uitbetaalde bedrag, of

    f. indien dat bedrag € 50 000 of minder bedraagt: 10% van het uitbetaalde bedrag.

D

De bijlage, punt 4, tweede volzin, van het onderdeel, getiteld «Accountantsprotocol» komt te luiden: De verklaring heeft uitsluitend een goedkeurende strekking voorzover, naar het oordeel van de deskundige, bedoeld in artikel 26f, derde lid, van de wet, de som van de fouten bij de uitbetalingen van bijzondere bijdragen in de huurlasten niet meer bedraagt dan:

a. indien het totale bedrag van de in het subsidiejaar uitbetaalde bijzondere bijdragen in de huurlasten meer dan € 900 000 bedraagt: 2% van het uitbetaalde bedrag;

b. indien dat bedrag meer dan € 450 000, doch € 900 000 of minder bedraagt: 3% van het uitbetaalde bedrag;

c. indien dat bedrag meer dan € 220 000, doch € 450 000 of minder bedraagt: 4% van het uitbetaalde bedrag;

d. indien dat bedrag meer dan € 110 000, doch € 220 000 of minder bedraagt: 5% van het uitbetaalde bedrag;

e. indien dat bedrag meer dan € 50 000, doch € 110 000 of minder bedraagt: 6% van het uitbetaalde bedrag, of

f. indien dat bedrag € 50 000 of minder bedraagt: 10% van het uitbetaalde bedrag.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2002.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 20 juni 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Wijziging van de normhuren

Doel en inhoud normhuren

Artikel 27 van de Huursubsidiewet (hierna: de HSW) bepaalt dat jaarlijks per 1 juli de normhuren worden aangepast die behoren bij het minimum-inkomensijkpunt en bij het referentie-inkomensijkpunt. De normhuur is het gedeelte van de huur dat ten minste voor rekening van de huurder blijft; de vaststelling van de normhuren voor de twee genoemde inkomensijkpunten bepaalt in belangrijke mate de hoogte van de huursubsidiebedragen.

De aanpassing van de normhuren voor de twee genoemde inkomensijkpunten geschiedt, zo bepaalt artikel 27 van de HSW, bij algemene maatregel van bestuur. Daartoe strekt dit besluit.

Ingevolge artikel 27 van de HSW vindt de aanpassing plaats:

– hetzij aan de hand van de huurprijsontwikkeling zoals die naar redelijke verwachting in het subsidiejaar zal plaatsvinden (artikel 27, eerste lid, onderdeel a);

– hetzij met het percentage waarmee het bedrag, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onder c, van de Algemene bijstandswet is aangepast. De indexering is dan gekoppeld aan het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden (artikel 27, tweede lid).

In mijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 september 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 926, nr. 1) heb ik reeds aangegeven dat voor het subsidiejaar 2002/2003 de aanpassing naar verwachting zal geschieden aan de hand van de huurprijsontwikkeling. De inmiddels beschikbare cijfers bevestigen dat dit gunstiger is voor de huurders, omdat de stijging van de normhuren dan lager uitvalt dan wanneer het stijgingspercentage van de Algemene bijstandswet zou worden gevolgd (zie ook hierna).

In artikel 27, eerste lid, slot, van de HSW is bepaald dat in geval van aanpassing van de normhuren aan de hand van de huurprijsontwikkeling een correctie moet plaatsvinden naar de mate waarin de huurprijsontwikkeling in het voorafgaande subsidiejaar afweek van de verwachtingen waarvan werd uitgegaan bij de eerdere aanpassing van de normhuren aan de huurprijsontwikkeling. De huurprijsontwikkeling in 2001 bedroeg 2,6 procent. De verwachte huurprijsontwikkeling was 2,5 procent. Derhalve dient een correctie van 0,1 procent plaats te vinden bij de aanpassing van de normhuren op basis van de huurprijsontwikkeling in het subsidiejaar 2002/2003.

De berekening van de normhuren

Bij de bepaling van het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen wordt uitgegaan van de stijging per kalenderjaar. De netto-bijstandsnorm voor gehuwden per kalendermaand bedroeg op 1 januari 2001 f 2 317,91. Per 1 januari 2002 is dit bedrag € 1099,81 (f 2 423,66). Dat is een stijging ten opzichte van het kalenderjaar 2001 van 4,56 procent.

De verwachte huurprijsontwikkeling (exclusief harmonisatie ineens) leidt tot een aanpassingspercentage van de normhuren van 2,9. Met de correctiefactor van 0,1 procent leidt dit tot een percentage van 3,0.

De normhuur bij het minimum-inkomensijkpunt van € 166,08 (f 366) (artikel 17, tweede lid, van de HSW) wordt als gevolg van de aanpassing aan de hand van de huurprijsontwikkeling:

€ 165,97011 (f 365,75) (ingevolge artikel 27, zesde lid, van de HSW wordt bij de aanpassing uitgegaan van de oude bedragen vóór afronding) + (€ 165,97011 x 0,030) = € 170,95 (krachtens artikel 27, zesde lid, van de HSW wordt de normhuur naar boven afgerond op hele eurocenten).

Volgens dezelfde berekeningsmethode wordt de normhuur bij het referentie-inkomensijkpunt van € 337,61 (f 744) (artikel 18, tweede lid, van de HSW) als gevolg van de aanpassing aan de hand van de huurprijsontwikkeling:

€ 337,48088 (f 743,70) + (€ 337,48088 x 0,030) = € 347,61

Derhalve worden de normhuren behorende bij het minimum-inkomensijkpunt en het referentie-inkomensijkpunt per 1 juli 2002 gewijzigd in respectievelijk € 170,95 en € 347,61.

Budgettaire gevolgen van de normhuren

Op basis van de actuele inzichten wordt voor de ontwerp-begroting 2003 rekening gehouden met een stijging van de normhuren met de verwachte huurprijsontwikkeling (2,9 procent). Hierbij wordt de eerder genoemde correctiefactor van 0,1 procent toegepast, hetgeen resulteert in een stijgingspercentage van 3,0.

De procedure van de normhuren

Een ontwerp van het gedeelte van dit besluit dat betrekking heeft op de normhuren is gedurende acht weken aan beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd (artikel 50 van de HSW). Dat heeft niet geleid tot wijzigingen.

2. Aanpassingen in verband met de euro

Voorts zijn met dit besluit verscheidene bedragen uit de HSW, de Wet bevordering eigenwoningbezit (hierna: de Wet BEW), het Besluit prestatienormering huursubsidie en het Besluit vangnetregeling huursubsidie afgerond op hele eurobedragen, waarbij in ieder geval rekening is gehouden met een van de uitgangspunten bij de euroconversie per 1 januari 2002, te weten de afronding mag voor de huurder niet nadelig zijn. Daarnaast blijft hiermede de systematiek om voor de toepassing van de desbetreffende bepalingen hele bedragen te gebruiken, gehandhaafd.

Artikelsgewijs

Artikelen I, onderdelen A, B, C en D, onder 1, II, III en IV

Wijzigingen in de HSW en de Wet BEW

In artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de HSW wordt bepaald dat bij de bepaling van het gezamenlijk inkomen het inkomen van een inwonend kind of pleegkind van de huurder of een medebewoner, dat op de peildatum jonger dan 23 jaar is, slechts in beschouwing wordt genomen voor zover het meer dan € 4100 (was € 4084,02) bedraagt (artikel I, onderdeel A).

In artikel 4, tweede lid, van de HSW wordt bepaald dat bij de bepaling van het gezamenlijk vermogen het vermogen van een inwonend kind of pleegkind van de huurder of een medebewoner, dat op de peildatum 23 jaar is, slechts in beschouwing wordt genomen voor zover het meer dan € 925 (was € 907,56) bedraagt (artikel I, onderdeel B).

In artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de HSW wordt bepaald dat onder rekenhuur wordt verstaan, de huurprijs die de huurder op de peildatum per maand is verschuldigd, verminderd met € 22 per maand voor een garage die bij een woning behoort (was € 22,69) (artikel I, onderdeel C, onder 1).

In artikel 5, derde lid, onderdelen a, b, c en d, van de HSW is een opsomming opgenomen van de verscheidene zogenoemde servicekosten, die bij de berekening van de rekenhuur worden betrokken. Voor deze servicekosten afzonderlijk geldt een maximum van € 12 (was € 11,34) (artikel I, onderdeel C, onder 2).

In de artikelen 17, eerste lid, onderdelen c en d, van de HSW en 11, eerste lid, onderdeel b, en 28 van de Wet BEW zijn de zogenoemde «franchisebedragen» voor ouderen vermeld. Bij een eenpersoonsouderenhuishouden (HSW en Wet BEW) en een meerpersoonsouderenhuishouden (HSW) of tweepersoonsouderenhuishouden (Wet BEW) geldt een franchise-bedrag van respectievelijk € 1675 (was € 1588,23) en € 1050 (was € 998,32) (artikelen I, onderdeel D, onder 1, en II).

De basis voor deze wijzigingen is gelegen in de artikelen 27, achtste lid, van de HSW en 41, achtste lid, van de Wet BEW. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de in die artikelen bedoelde bedragen hoger of lager worden gesteld.

Wijzigingen in het Besluit prestatienormering huursubsidie

Artikel 3, eerste lid, van het Besluit prestatienormering huursubsidie heeft betrekking op het tarief waarmee de hoogte van de bijdrage in het kader van de zogenoemde verhuisnorm, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de HSW, wordt vermenigvuldigd. Dit tarief bedraagt € 450 (was € 453,78) (artikel III, onderdeel A, onder 1).

In de artikelen 3, tweede lid, en 4, eerste lid, van het Besluit prestatienormering huursubsidie wordt bepaald dat de bijdrage, bedoeld in artikel 39, eerste lid, respectievelijk 44, eerste lid, van de HSW, niet wordt ingevorderd respectievelijk op nihil wordt gesteld, als deze gelijk is aan of minder bedraagt dan € 2275 (was € 2268,90) (artikel III, onderdelen A, onder 2, en B).

Wijzigingen in het Besluit vangnetregeling huursubsidie

In de artikelen 7, vijfde lid, en 8, derde lid, van het Besluit vangnetregeling huursubsidie zijn het totaal aan voorschotverlening en de totale vergoeding voor de uitvoeringskosten van gemeenten in het kader van de zogenoemde vangnetregeling opgenomen. Voor de behandeling van een aanvraag die resulteert in een toekenning bedraagt het voorschot of de vergoeding totaal € 205 (was € 204,20). Voor de behandeling van een aanvraag die resulteert in een afwijzing bedraagt het voorschot of de vergoeding totaal € 91 (was € 90,76). Tot slot wordt bepaald dat per subsidiejaar het voorschot dan wel de vergoeding per huishouden niet meer bedraagt dan € 205 (was € 204,20) (artikel IV, onderdeel A).

In artikel 8, tweede lid, onderdeel f, van het Besluit vangnetregeling huursubsidie wordt bepaald dat burgemeester en wethouders bij de einddeclaratie, indien de declaratie van uitbetaalde bijdragen en uitvoeringskosten van de gemeenten € 18 500 (was € 18 151,21) of meer bedraagt, de verklaring, bedoeld in artikel 26f, derde lid, van de HSW, verstrekt (artikel IV, onderdeel B).

De verklaring heeft uitsluitend een goedkeurende strekking voorzover, naar het oordeel van de deskundige, bedoeld in artikel 26f, derde lid, van de HSW, de som van de fouten bij de uitbetalingen van bijzondere bijdragen in de huurlasten binnen de zogenoemde tolerantiemarges ligt. In artikel 9, vierde lid, van het Besluit vangnetregeling huursubsidie, en in de bijlage bij artikel 9, tweede lid, van dat besluit, punt 4, tweede volzin, van het onderdeel, getiteld«Accountantsprotocol», zijn die tolerantiemarges opgenomen (artikel IV, onderdelen C en D).

Artikel I, onderdelen D, onder 2, en E

Voor de toelichting op deze onderdelen wordt verwezen naar punt 1 van het algemeen gedeelte van deze nota van toelichting.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes


XNoot
1

Stb. 1998, 462, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 april 2002, Stb. 202.

XNoot
2

Stb. 2000, 575, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 april 2002, Stb. 202.

XNoot
3

Stb. 1997, 270, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 415.

XNoot
4

Stb. 1998, 321, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 415.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven