Besluit van 3 juni 2002, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing inrichtingen Wet ziekenhuisvoorzieningen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 februari 2002, kenmerk DGB/ZVG-2260281;

Gelet op artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen en op artikel 8, tweede lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

De Raad van State gehoord (advies van 2 mei 2002, nummer W 13.02.0101/111);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 mei 2001, kenmerk DGB/ZVG-2282385;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 1, eerste lid, onder D en E, van het Besluit aanwijzing inrichtingen Wet ziekenhuisvoorzieningen1 wordt na «Zwakzinnigeninrichtingen» onderscheidenlijk «inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten» en «Stichting «Het Dorp» telkens ingevoegd: , met uitzondering van kleinschalige woonvoorzieningen voor gehandicapten.

ARTIKEL II

  • 1. Een kleinschalige woonvoorziening voor gehandicapten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder D of E, van het Besluit aanwijzing inrichtingen Wet ziekenhuisvoorzieningen, die in het bezit is van een verklaring als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, wordt aangemerkt als toegelaten in de zin van artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

  • 2. Een aanvraag om een verklaring als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, ten behoeve van een kleinschalige woonvoorziening voor gehandicapten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder D of E, van het Besluit aanwijzing inrichtingen Wet ziekenhuisvoorzieningen, waarop op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit nog niet is beslist, wordt gelijkgesteld met een aanvraag om een toelating als bedoeld in artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 juni 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Uitgegeven de vijfentwintigste juni 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

In het Regeerakkoord 1998 staat dat de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV) wordt gedereguleerd en daarnaast niet meer van toepassing zal zijn op kleinschalige woonvormen en andere voorzieningen waar de woon- en verblijfsfunctie centraal staat. Reden hiervoor is dat met name voor de initiatieven voor vervangende huisvesting de complexiteit van de WZV belemmeringen opwerpt. De log en langzaam functionerende WZV levert voor instellingen problemen op bij het reageren op de sneller werkende woningmarkt vanwaar de woningen betrokken worden.

Met dit besluit worden woningen voor mensen met een handicap die op verblijf voor rekening van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zijn aangewezen, aan de WZV onttrokken. Daartoe worden in het Besluit aanwijzing inrichtingen WZV van de categorieën Zwakzinnigeninrichtingen (categorie D) en de overige categorieën inrichtingen (categorie E) uitgezonderd de kleinschalig vormgegeven woonvoorzieningen. Bij ministeriële regeling op grond van artikel 1, tweede lid, aanhef en onder a, van genoemd besluit zal het begrip «kleinschalig wonen» nader worden omschreven. In algemene termen gaat het hier om huisvesting in groepen kleiner dan of gelijk aan 6 personen in zelfstandige en afzonderlijke woningen, in clusters van maximaal 12 personen per postcode dan wel, indien de huisvesting is beoogd op het grensvlak van twee of meer postcodes, voor maximaal 12 personen voor die postcodes tezamen en buiten het oorspronkelijke instellingsterrein.

2. Procedure

Het beleid ten aanzien van de gehandicapten is het faciliteren van geïndividualiseerd en naar wens gerealiseerd wonen met zorg. Het opzetten van kleinschalige huisvesting geschiedt in overeenstemming met de cliënt in het proces van zorgrealisatie, aan de hand van het indicatiebesluit dat verblijf indiceert; is daarin geen indicatie voor verblijf opgenomen, dan zal geen verblijf geboden worden en dus ook geen kleinschalige huisvesting. Wanneer wel een indicatie voor verblijf in het indicatiebesluit is opgenomen, kan de cliënt door middel van een cliëntverklaring aangeven of verblijf inderdaad ook gewenst is en, zo ja, welke verblijfsvorm gewenst is: groot- of kleinschalig.

De instelling legt het huisvestingsplan (zijnde het totaalbeeld van de woonwensen van de betrokken cliënten) en de berekening van de te verwachten lasten en de cliëntverklaringen aan het zorgkantoor voor. Het zorgkantoor toetst of het plan aan de wensen van de cliënten en aan de definitie van kleinschalig wonen voldoet. De instelling voert bij goedkeuring van het zorgkantoor het plan uit en laat de toelating na verkregen instemming van het zorgkantoor door het College voor zorgverzekeringen (CVZ) veranderen. De gewijzigde toelating is de basis voor het College tarieven gezondheidszorg (CTG) om het nominale bedrag voor de kleinschalige woonvoorzieningen in het budget van de instelling te verwerken op basis van de normering harmonisatie intra- en semimurale bouw.

3. Consequenties

Het feit dat voor kleinschalige woonvoorzieningen geen WZV-verklaring en vergunning meer vereist is, heeft consequenties voor daarmee samenhangende zaken. Hieronder volgt een opsomming van die consequenties.

Spreiding en behoefte

De Beleidsregels op grond van artikel 3 WZV inzake de spreiding en behoefte van ziekenhuisvoorzieningen zijn op kleinschalige woonvoorzieningen niet meer van toepassing. De behoefte daaraan zal bepaald moeten worden door middel van een ander instrument.

Hiervoor wordt aangehaakt bij de methodiek die in het plan van aanpak wachtlijsten ontwikkeld is: iedere cliënt geeft in een verklaring aan voor welke woonmogelijkheid van de zorgaanbieder hij of zij gekozen heeft. Het totaal aantal cliëntverklaringen waarin wordt gekozen voor kleinschalig wonen, bepaalt de behoefte aan daartoe geschikte woningen.

Kapitaals- en huisvestingslasten

In de WZV-vergunning worden door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (CBZ) de kapitaalslasten van de bouw vastgesteld, genormeerd in overeenstemming met de Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen. De kapitaalslasten voor kleinschalige woonvoorzieningen worden vastgesteld door het CTG aan de hand van normatieve beleidsregels inzake rente, afschrijving en huur, gedifferentieerd naar regio en aantal bewoners per huishouden, gebaseerd op de onlangs overeengekomen normen harmonisatie intra- en semimuraal bouwen, waarin ook de kleinschaligheidstoeslag wordt opgenomen.

De WZV-vergunning dient als basis voor het CTG bij de budgetvorming voor de intramurale instelling. Wat betreft kleinschalige woonvoorzieningen vindt budgetvorming voortaan plaats door het CTG aan de hand van een nieuwe Beleidsregel huisvestingslasten kleinschalige woonvormen. Daarbij gebruikt het CTG de toelatingsinformatie en informatie over de huidige al aanwezige aantallen cliënten in kleinschalige woonvoorzieningen. Met het oog daarop voeren de zorgkantoren een enquête onder de instellingen uit, die nagaat welke woonvoorzieningen nu reeds als kleinschalig kunnen worden aangemerkt. Deze informatie wordt zowel naar het CVZ, ter verwerking in de toelating, als naar het CTG ter verwerking in de budgettering, gestuurd.

Ook de instandhoudingsmiddelen voor kleinschalige woonvoorzieningen worden berekend via de nieuwe Beleidsregel huisvestingslasten kleinschalige woonvormen.

Toelating

Bij ziekenhuisvoorzieningen vormt de WZV-vergunning de basis voor de AWBZ-toelating door het CVZ. Met het oog op kleinschalig wonen wordt in de toelating van instellingen wat betreft het aantal plaatsen onderscheid gemaakt tussen drie categorieën: 1) aantal plaatsen in substitutie, Zorg op maat of scheiden van wonen en zorg, 2) aantal plaatsen in kleinschalige woonvoorzieningen, 3) aantal overige (intramurale WZV-)plaatsen. Dit onderscheid is van belang voor de budgetberekening door het CTG.

College sanering

Wat betreft de afstoting van gebouwen of terreinen, waarbij onder de WZV het College sanering ziekenhuisvoorzieningen (CSZ) een rol speelt, heeft het CTG de beleidsregel Boekwinst bij verkoop van onroerende zaken vastgesteld. De beleidsregel bepaalt dat boekwinsten van verkopen van gebouwen aan niet als AWBZ-instelling toegelaten instellingen zoveel mogelijk in één keer worden afgeschreven. Die beleidsregel zal ook van toepassing zijn op de kleinschalige woonvoorzieningen. Daar deze voorzieningen niet meer onder de WZV vallen, zal het CSZ niet meer de verkoop van panden «buiten de AWBZ» begeleiden. Overigens worden kleinschalige woonvoorzieningen bij voorkeur in huur verkregen. Dit is tevens in overeenstemming met de circulaire inzake eigendomsverhoudingen van 1 april 1999 Z/PB-983922.

Voor zover bij kleinschalige woonvoorzieningen sprake is van eigendom, is met het vervallen van het WZV-regime ook de borgfunctie van het Waarborgfonds voor de zorgsector vervallen.

Vermindering administratieve lasten

Op dit moment voldoet ca 25% van de ongeveer 60 000 plaatsen in instellingen aan de criteria voor kleinschaligheid, dit vertegenwoordigt zeker 50% van de hoeveelheid bestaande bouw projecten. Bij de nieuw te realiseren projecten ligt dit percentage hoger, zeker 75% daarvan betreft kleinschalige initiatieven.

Bij het ingaan van de maatregel (beoogd wordt 1 april 2002) kunnen instellingen op vrijwillige basis hun kleinschalige initiatieven aanmelden voor deze maatregel.

Aannemend dat ca. de helft van alle projecten die daarvoor in aanmerking komen zich daadwerkelijk aanmeldt betekent dat voor de ca. 1000 bouwprojecten die voor de komende 4 jaren op het programma staan, voor ca. 375 (75% van 500) projecten dus geen bouwprocedure meer doorlopen hoeven te worden.

De commissie de Beer heeft onderzoek gedaan naar hoe groot precies de belasting is vanuit de WZV. De getallen wijzen in de richting van ca. EUR 13 640,– per gemiddelde WZV-aanvraag (ingekorte procedure). Aangezien het hier juist om de procedureel minder zware projecten gaat is het aannemelijk dat de besparing beduidend minder zal zijn, in de orde van grootte van ca. EUR 9 090,–. De totale administratieve besparing van deze maatregel komt daarmee op EUR 9 090 x 375 = 3,41 miljoen Euro.

4. Overgangsrecht

Kleinschalige woonvoorzieningen waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een WZV-verklaring van behoefte is afgegeven, worden voor de AWBZ als toegelaten aangemerkt; een aanvraag daartoe behoeft niet te worden ingediend. Is op bedoeld tijdstip een aanvraag om een verklaring nog in behandeling, dan wordt die aanvraag beschouwd als een aanvraag om een toelating; het dossier zal door de minister, die op WZV-verklaringen beslist, worden overgedragen aan het CVZ, dat over de toelating zal beslissen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart


XNoot
1

Stb. 1979, 465, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, Stb. 438.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven