Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de subsidiebedragen,
genoemd in de Wet subsidiëring politieke partijen te verhogen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 6 van de Wet subsidiëring politieke partijen1
wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 34 816,29»
vervangen door: € 108 000.
b. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 11 151,65»
vervangen door: € 34 839.
c. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 74 283,82»
vervangen door: € 96 040.
d. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 5 581,50»
vervangen door: € 7 216.
e. De in het tweede lid, eerste en tweede zinsnede, genoemde bedragen
«€ 336 591,47» worden vervangen door: € 435 170.
ARTIKEL II
Voor de toepassing van artikel 6 van de Wet subsidiëring politieke
partijen gelden, in afwijking van artikel I, voor het jaar 2001 de volgende
bedragen:
a. Voor het basisbedrag, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, geldt
een bedrag van € 66 619,47.
b. Voor het bedrag per kamerzetel van de politieke partij, bedoeld artikel
6, eerste lid, onder a, geldt een bedrag van € 21 338,11.
ARTIKEL III
Voor de toepassing van de Wet subsidiëring politieke partijen ten
aanzien van het kalenderjaar 2001 geldt dat de in deze wet bedoelde subsidie
aan een politieke partij, tevens verstrekt kan worden voor in artikel 5 van
deze wet bedoelde uitgaven die samenhangen met activiteiten die hebben plaatsgevonden
in het kalenderjaar 2002.
ARTIKEL IV
Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt
deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari
2001.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
XNoot
1Stb. 1999, 257, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001,
Stb. 481.
XHistnoot
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 27 894.
Handelingen II 2001/2002, blz. 3085–3111; 3154–3155.
Kamerstukken I 2001/2002, 27 894 (255, 255a, 255b, 255c).
Handelingen I 2001/2002, blz. 1418–1435.