Besluit van 3 juni 2002, houdende wijziging van het Besluit categorieën van verzekerden Wtz 1998 en het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden, in verband met het vervallen van het woonplaatsvereiste voor bepaalde categorieën van personen in de Wtz 1998

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 maart 2002, kenmerk Z/VV-2268868, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Financiën;

Gelet op de artikelen 3, eerste en tweede lid, 5, 7, derde lid, en 8, vijfde lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998;

De Raad van State gehoord (advies van 18 april 2002, nummer W13.02.0145/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 mei 2002, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit categorieën van verzekerden Wtz 19981 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Als categorie van personen, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998, wordt aangewezen de categorie van personen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder r, van dit besluit, die de bedoelde overeenkomst hebben gesloten na 28 februari 1994.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Als categorie van personen ten aanzien van wie krachtens artikel 7, derde lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 de in het tweede lid van dat artikel bedoelde toeslag buiten toepassing blijft, wordt aangewezen de categorie van personen, bedoeld in artikel 1, onder h, van dit besluit.

C

Artikel 5 vervalt.

ARTIKEL II

Het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Nederland» vervangen door: de staat op het grondgebied waarvan de verzekerde naar de omstandigheden beoordeeld woonachtig is.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Op vergoeding van de kosten van ziekenvervoer, bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat slechts aanspraak voor zover het betreft vervoer naar en van de dichtstbijzijnde instelling of persoon, die de in die leden bedoelde zorg kan verlenen.

B

Het opschrift van § 5 komt te luiden: Hulp buiten het woonland.

C

In artikel 19, eerste lid, komt de zinsnede «een andere lidstaat van de Europese Unie» te luiden als volgt: een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, anders dan de staat op het grondgebied waarvan de verzekerde naar de omstandigheden beoordeeld woonachtig is.

D

In artikel 20, derde lid, wordt «Nederland» vervangen door: de staat op het grondgebied waarvan hij naar de omstandigheden beoordeeld woonachtig is.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen A tot en met D, van de wet tot wijziging van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 in verband met het vervallen van het woonplaatsvereiste voor bepaalde categorieën van personen, alsmede wijziging van de regels met betrekking tot de begroting en de verantwoording (vervallen woonplaatsvereiste) (Stb. 2002, 82) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 juni 2002

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de vijfentwintigste juni 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

De wijziging van artikel 3 van het Besluit categorieën van verzekerden Wtz 1998

In de Wet tot wijziging van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 in verband met het vervallen van het woonplaatsvereiste voor bepaalde categorieën van personen, alsmede wijziging van de regels met betrekking tot de begroting en de verantwoording (vervallen woonplaatsvereiste) (Stb. 2002, 82) (hierna: Wet vervallen woonplaatsvereiste) is het vereiste in de Wtz 1998 dat iemand in Nederland moet wonen in de twee hierna genoemde situaties komen te vervallen.

Onder omstandigheden kan een overeenkomst tot standaardverzekering (hierna: Wtz-verzekering) worden afgesloten als iemand woont in een van de lidstaten van de Europese Unie (EU) of de Europese Economische Ruimte (EER), alsmede een aantal verdragslanden. Deze verzekering kan daarnaast worden behouden als iemand woont of gaat wonen in een van de lidstaten van de EU of de EER.

Indien wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarden voor de Wtz-verzekering, wordt de eventuele schade op die verzekering ondergebracht in de omslagregeling als bedoeld in artikel 8 van de Wtz 1998. Ingevolge het oude artikel 3, onder 2, van het Besluit categorieën van verzekerden Wtz 1998 jo. artikel 8, vijfde lid Wtz 1998, kon de Wtz-verzekering van niet hier te lande woonachtige personen niet in de omslagregeling worden ondergebracht. Nu het woonplaatsvereiste in de Wtz 1998 is vervallen, diende ook deze bepaling te vervallen.

De wijziging van artikel 4 van het Besluit categorieën van verzekerden Wtz 1998

Een ziektekostenverzekeraar dient op grond van artikel 7, tweede lid, van de Wtz 1998 ten aanzien van verzekerden die voorafgaand aan de ingangsdatum van de overeenkomst van standaardverzekering niet gedurende zes maanden aaneengesloten tegen ten minste de kosten van ziekenhuisverpleging verzekerd zijn geweest, gedurende drie jaar een toeslag op premie voor die verzekering in rekening te brengen. Deze premietoeslag is in de Wtz 1998 opgenomen om te waarborgen dat er geen zogenoemd free-ridersgedrag ontstaat. Free-ridersgedrag wil zeggen dat iemand geen verzekering sluit en dus premiekosten uitspaart gedurende de periode dat hij in goede gezondheid verkeert en zich aanmeldt voor een verzekering zodra een ziekterisico zich aandient.

Artikel 7, derde lid, van de Wtz 1998 biedt de mogelijkheid bepaalde categorieën van personen aan te wijzen ten aanzien van wie de premietoeslag buiten toepassing blijft. Tot nu toe is geen enkele categorie van personen daartoe aangewezen.

In artikel 1, eerste lid, onder h, van het Besluit is een acceptatiegrondslag opgenomen voor personen die, na in het kader van ontwikkelingssamenwerking in een ontwikkelingsgebied werkzaam te zijn geweest naar Nederland terugkeren en die onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip waarop de standaardpakketverzekering moet ingaan, niet tegen ziektekosten verzekerd waren, alsmede de hun vergezellende echtgenoot en kinderen. Het onverzekerd zijn van betrokkenen vormt bij deze acceptatiegrond derhalve een belangrijk element. Het is in deze situatie niet billijk om aan deze personen gedurende drie jaar een premietoeslag in rekening te brengen. In gevallen waarin de «redelijkheid en billijkheid» dat gebiedt, kan een ziektekostenverzekeraar besluiten de toepassing van artikel 7, tweede lid, van de Wtz 1998 achterwege te laten. Een nadeel van bedoeld criterium is echter dat het geen eenduidige norm betreft, hetgeen afbreuk doet aan de rechtszekerheid van zowel de betrokken verzekerden als de ziektekostenverzekeraar. Daarom is besloten deze categorie van personen expliciet van de toepassing van de premietoeslag uit te zonderen.

De wijziging van artikel 5 van het Besluit categorieën van verzekerden Wtz 1998

Het vervallen van artikel 5 houdt geen verband met het vervallen van het woonplaatsvereiste in de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998, maar betreft het schrappen van een inmiddels overbodig geworden bepaling.

De wijziging van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden

In verband met de Wet vervallen woonplaatsvereiste dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de hoogte van de vergoeding in een lidstaat van de EU of een staat die deel uitmaakt van de EER, niet aan het vrije verkeer van personen binnen de EU of EER in de weg mag staan. Dit betekent dat er binnen de EU of EER geen belemmeringen mogen bestaan met betrekking tot vestiging in zo'n andere staat. Voor de hoogte van de vergoeding voor kosten van medische zorg die in een ander land van de EU of de EER wordt verleend, geldt mutatis mutandis hetzelfde.

Degene die woont in een lidstaat van de EU of de EER, heeft derhalve voor in het woonland ingeroepen medische zorg recht op vergoeding van de kosten van deze zorg naar het tarief van het land waar hij woont. Hetzelfde principe is ook gehanteerd als iemand in een van de in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Wtz 1998 bedoelde verdragslanden woont.

De wijziging van artikel 10 van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden

Artikel 10 van het Besluit is aangepast in verband met de omstandigheid dat het in die bepaling geregelde ziekenvervoer ook in een ander woonland dan Nederland kan plaatsvinden. In het derde lid is in verband hiermee de aanspraak op vergoeding van kosten van ziekenvervoer verduidelijkt.

De wijziging van de artikelen 19 en 20 van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden

In § 5 was specifiek de hulp in andere landen dan in Nederland (het «buitenland») geregeld.

Artikel 19 ziet op vergoeding van kosten van zorg indien deze wordt genoten in een ander land dan het woonland. Tot de inwerkingtreding van de Wet vervallen woonplaatsvereiste kon het woonland uitsluitend Nederland betreffen. In verband met het feit dat het woonland thans ook een ander land dan Nederland kan zijn is het opschrift van § 5 aangepast.

Tevens is thans in artikel 19, eerste lid, opgenomen dat een en ander zich ook uitstrekt tot de EER-landen. Dit was in de oude bepaling nog niet opgenomen.

Artikel 20 betreft de vergoeding van kosten bij spoedeisende hulp. Het tweede lid van artikel 20 is gewijzigd in verband met het vervallen van het woonplaatsvereiste. In de situatie dat de verzekerde niet in Nederland woont zal het niet meer gaan om terugkeer naar Nederland.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1998, 699, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 30 maart 2001, Stb. 199.

XNoot
2

Stb. 1986, 132, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 415.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven