Besluit van 6 mei 2002, houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de productie van en de handel in frisdranken, siropen, waters en alcoholhoudende dranken, alsmede opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken, het Bedrijfschap Frisdranken en Waters, het Productschap voor Bier en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken (Instellingsbesluit Productschap Dranken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 december 2001, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/A&M/2001/87992, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 67, 70, 70A, 73, tweede lid, 88a eerste lid, 102 tweede lid en 126 derde lid van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 22 februari 2002, nr. W12.02.0008/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 mei 2002, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2002/15468, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I: INSTELLING PRODUCTSCHAP

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;

b. de raad: de Sociaal-Economische Raad;

c. commissie: een orgaan als bedoeld in artikel 88a van de wet;

d. het productschap: het Productschap Dranken.

Artikel 2

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder handel: de werkzaamheid van tussenpersonen, de importhandel en de groothandel.

  • 2. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder groothandel: het bedrijf van het al dan niet binnenlands kopen van frisdranken, siropen, waters of alcoholhoudende dranken, exclusief wijn en ethylalcohol, of van bestanddelen daarvan en het verkopen daarvan aan in het binnenland gevestigde wederverkopers, personen die het gekochte in een door hen gedreven onderneming aanwenden, of instellingen.

  • 3. In dit besluit wordt onder groothandel niet de levensmiddelengroothandel verstaan.

§ 2 Het productschap

Artikel 3

  • 1. Er is een Productschap Dranken.

  • 2. Het productschap is ingesteld voor:

    a. ondernemingen waarin wordt uitgeoefend het bedrijf van het vervaardigen van frisdranken, siropen of waters of de groothandel in frisdranken, siropen, waters of bier, al dan niet tezamen met:

    1°. het bottelen of afleveren van frisdranken, siropen of waters;

    2°. de groothandel in horecabenodigdheden;

    3°. het kopen en verkopen van vruchtendranken, gearomatiseerde melkdranken, limonadesiroop, koolzuur of ruw ijs;

    4°. de uitvoerhandel in bier, frisdranken, siropen of waters;

    b. ondernemingen waarin bier wordt bereid of de binnenlandse handel in bier wordt uitgeoefend;

    c. ondernemingen waarin ethylalcohol of gedistilleerde dranken worden bereid of gebotteld; de handel, met uitzondering van de doorvoerhandel, wordt uitgeoefend in ethylalcohol of gedistilleerde dranken;

    d. ondernemingen met maximaal vijf verkoopplaatsen, waarin wordt uitgeoefend de detailhandel in sterkalcoholhoudende dranken, al dan niet gezamenlijk met zwakalcoholhoudende en alcoholvrije dranken.

  • 3. Het productschap is gevestigd te Rotterdam.

Artikel 4

Het bestuur van het productschap bestaat uit 10 leden. Hiervan worden:

1°. voor ondernemingen op het gebied van de frisdranken-, siropen-, en waterindustrie, de brouwindustrie, de ethylalcoholindustrie en de gedistilleerde drankenindustrie, 3 leden door organisaties van ondernemers en 3 leden door organisaties van werknemers benoemd;

2°. voor ondernemingen op het gebied van de groothandel, de importhandel en de werkzaamheden van tussenpersonen in frisdranken, siropen, waters, bier en gedestilleerde dranken 1 lid door organisaties van ondernemers en 1 lid door organisaties van werknemers benoemd; en

3°. voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in sterkalcoholhoudende dranken, al dan niet gezamenlijk met zwakalcoholhoudende en alcoholvrije dranken, 1 lid door organisaties van ondernemers en 1 lid door organisaties van werknemers benoemd.

§ 4 Commissies

Artikel 5

  • 1. Het productschap heeft commissies voor aangelegenheden in de:

    a. frisdranken-, siropen- en watersector, te weten de Commissie voor frisdranken en waters;

    b. biersector, te weten de Commissie voor bier;

    c. gedistilleerdsector, te weten de Commissie voor gedistilleerd;

    d. slijtersector, te weten de Commissie voor slijters.

  • 2. De leden van de commissies worden benoemd door door de raad aan te wijzen organisaties van ondernemers en van werknemers. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking naar het oordeel van de raad representatieve organisaties van ondernemers en werknemers.

  • 3. De organisaties van ondernemers en van werknemers die leden benoemen van de in artikel 7 tot en met artikel 10 genoemde commissies, zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen tevens een plaatsvervanger aan te wijzen.

  • 4. De voorzitter van de commissie wordt door het bestuur op voordracht van de commissie al dan niet uit het midden van de commissie benoemd.

  • 5. De zittingsperiode van de leden van de commissies en de voorzitter valt samen met die van de leden van het bestuur van het productschap.

  • 6. De commissies dienen elk voor haar werkgebied het bestuur van advies, voeren de door het bestuur aan hen gedelegeerde taken uit en kunnen elk voor haar werkgebied voorstellen doen voor door het bestuur vast te stellen verordeningen.

Artikel 6

  • 1. Onder de werkingssfeer van de Commissie voor frisdranken en waters vallen de ondernemingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a.

  • 2. De commissie bestaat uit 12 leden, waarvan worden:

    1°. voor ondernemingen op het gebied van de frisdranken-, siropen en waterindustrie door organisaties van ondernemers 4 leden en door organisaties van werknemers 4 leden; en

    2°. voor ondernemingen op het gebied van de groothandel in bier, frisdranken, siropen en waters door organisaties van ondernemers 2 leden en door organisaties van werknemers 2 leden benoemd.

Artikel 7

  • 1. Onder de werkingssfeer van de Commissie voor bier vallen de onder-nemingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b en die waarin de detailhandel in bier wordt uitgeoefend.

  • 2. De commissie bestaat uit 12 leden, waarvan worden:

    1° voor ondernemingen op het gebied van de brouwindustrie door organisaties van ondernemers 3 leden en door organisaties van werknemers 3 leden;

    2°. voor ondernemingen op het gebied van de binnenlandse handel in bier door organisaties van ondernemers 2 leden en door organisaties van werknemers 2 leden; en

    3°. voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in bier door organisaties van ondernemers1 lid en door organisaties van werknemers 1 lid benoemd.

Artikel 8

  • 1. Onder de werkingssfeer van de Commissie voor gedistilleerd vallen de ondernemingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder c en onder d voor zover betrekking hebbend op gedistilleerde dranken.

  • 2. De commissie bestaat uit 10 leden, waarvan worden:

    1°. voor ondernemingen op het gebied van de ethylalcohol- en gedistilleerde drankenindustrie door organisaties van ondernemers 3 leden en door organisaties van werknemers 3 leden;

    2°. voor ondernemingen op het gebied van de handel in gedistilleerde dranken door organisaties van ondernemers 1 lid en door organisaties van werknemers 1 lid; en

    3°. voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in gedistilleerde dranken door organisaties van ondernemers 1 lid en door organisaties van werknemers 1 lid benoemd.

Artikel 9

  • 1. Onder de werkingssfeer van de Commissie voor slijters vallen de ondernemingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder d.

  • 2. De commissie bestaat uit 4 leden. Daarvan worden op het gebied van detailhandel in sterkalcoholhoudende dranken door organisaties van ondernemers 2 leden en door organisaties van werknemers 2 leden benoemd.

Artikel 10

Bij een besluit tot opheffing van een van de commissies worden de kosten van opheffing van de commissie toegerekend aan de onder de werkingssfeer van die commissie vallende ondernemingen.

§ 5 Bevoegdheden

Artikel 11

Het productschap is bevoegd tot regeling of nadere regeling van de in artikel 93, tweede lid, van de wet vermelde onderwerpen of onderdelen daarvan, met uitzondering van de onderdelen:

d. de lonen en andere arbeidsvoorwaarden;

f. arbeidsmarktvoorzieningen.

Artikel 12

Een verordening als bedoeld in artikel 93, artikel 119, artikel 123 of artikel 126 van de wet die naar het oordeel van het bestuur ligt op het werkgebied van een commissie, stelt het bestuur vast na advies van die commissie.

Artikel 13

  • 1. Bij een op grond van artikel 11 vastgestelde verordening kan worden bepaald dat de bij die verordening gestelde regelen mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voorzover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.

  • 2. Een bepaling als bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor ondernemingen waarvoor een bedrijfslichaam is ingesteld, indien dat bedrijfslichaam ten aanzien van het onderwerp of de onderwerpen waarop de in het eerste lid bedoelde verordening betrekking heeft, eveneens bindende regelen heeft gesteld.

Artikel 14

De door het productschap krachtens artikel 126, eerste lid, van de wet op te leggen heffingen, worden vastgesteld naar een grondslag welke het bestuur passend acht waarbij het tarief voor verschillende in de heffingsverordening aangewezen groepen van ondernemingen verschillend kan zijn. Boven of in de plaats van zodanige heffing kan een bedrag worden geheven dat voor alle ondernemingen of groepen daarvan gelijk is.

HOOFDSTUK II: OPHEFFING BEDRIJFSLICHAMEN

Artikel 15

  • 1. Het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken, het Bedrijfschap Frisdranken en Waters, het Produktschap voor Bier en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken, zijn opgeheven.

  • 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder bedrijfslichamen verstaan de in het eerste lid genoemde bedrijfslichamen.

  • 3. Onverminderd het feit dat de bedrijfslichamen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit zijn opgeheven, blijven de in de bijlage A vermelde, door de bedrijfslichamen vastgestelde verordeningen en andere besluiten, voor de in het tweede lid van artikel 3 genoemde ondernemingen, van kracht tot de datum waarop de door het productschap vastgestelde verordeningen en andere besluiten ter zake in werking zullen treden.

  • 4. De rechten, lasten en verplichtingen van de in het eerste lid vermelde bedrijfslichamen ten opzichte van hun personeel, gaan over naar het productschap.

  • 5. De rechten en de verplichtingen van de gewezen werknemers van de in het eerste lid genoemde bedrijfslichamen blijven na de opheffing in stand.

  • 6. Voorzover de rechten en verplichtingen betrekking hebben op pensioenverzekeringen en VUT-aanspraken, worden zij na de opheffing van de bedrijfslichamen overgenomen dan wel voortgezet door het productschap.

Artikel 16

  • 1. Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit berust het beheer van de vermogens van de bedrijfslichamen bij het productschap.

  • 2. Rechtsvorderingen welke tot de vermogens van de bedrijfslichamen behorende rechten of verplichtingen tot onderwerp hebben, worden ingesteld door of tegen het productschap.

Artikel 17

  • 1. Het productschap is belast met de vereffening van de vermogens van de bedrijfslichamen. Het kan daartoe de tot de vermogens van de bedrijfslichamen behorende roerende en onroerende zaken vervreemden.

  • 2. Het productschap maakt met het oog op de vereffening een boedelbeschrijving op. Het stelt tevens de rekening van inkomsten en uitgaven van de bedrijfslichamen vast over het tijdvak, aanvangende op de eerste januari van het jaar volgende op het kalenderjaar waarover laatstelijk een rekening van inkomsten en uitgaven door het bestuur van de bedrijfslichamen is vastgesteld, en eindigend op de dag van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 3. De boedelbeschrijvingen en de rekeningen van inkomsten en uitgaven, zoals bedoeld in het tweede lid, behoeven de instemming van de raad.

  • 4. De instemming van de raad met de rekeningen van inkomsten en uitgaven strekt tot décharge van de dagelijkse besturen van de bedrijfslichamen, behoudens in geval van later gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden.

Artikel 18

  • 1. Het productschap maakt het tijdstip van de aanvang van de vereffening bekend in de Staatscourant en in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie, alsmede in de daartoe naar zijn oordeel in aanmerking komende nieuwsbladen, onder vermelding van de afkondiging van dit besluit.

  • 2. In de bekendmaking worden degenen die een vordering op een of meer van de bedrijfslichamen hebben, opgeroepen die vorderingen binnen een daarbij aangegeven termijn bij het productschap in te dienen. Deze termijn wordt niet korter gesteld dan zes maanden, te rekenen vanaf de dag van bekendmaking.

Artikel 19

  • 1. De opheffing van de bedrijfslichamen tast de rechtskracht van de door deze lichamen wettig opgelegde heffingsaanslagen niet aan.

  • 2. Bij de inning van nog niet betaalde heffingsaanslagen van de bedrijfs-lichamen oefent de voorzitter van het productschap zo nodig de in artikel 127 van de wet toegekende bevoegdheden uit.

  • 3. Het productschap kan, voorzover dit voor de voldoening van de schulden van een van de bedrijfslichamen noodzakelijk is, bij verordening aan de ondernemers in het betrokken deel van het bedrijfsleven een heffing opleggen volgens de bij de laatstelijk opgelegde algemene heffing van het betrokken bedrijfslichaam gehanteerde maatstaven.

  • 4. Ten aanzien van een heffingsverordening als in het derde lid bedoeld en de krachtens die verordening opgelegde aanslagen zijn de artikelen 126 en 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20

  • 1. De door het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken gevormde fondsen voor het verlenen van toeslagen op ingegane pensioenen en premievrije pensioen-aanspraken, blijven in stand. Uit deze fondsen kunnen volgens door het dagelijks bestuur van het productschap, uitgaande van het door de dagelijkse besturen van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken gevoerde beleid, te stellen regelen toeslagen worden verleend op pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen werknemers van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken of hun nabestaanden.

  • 2. Het productschap voldoet uit de in het eerste lid bedoelde fondsen geen andere vorderingen dan die welke strekken tot nakoming van de verplichtingen waarvoor deze fondsen zijn ingesteld.

  • 3. De over de middelen van een fonds verkregen rente wordt aan het desbetreffende fonds toegevoegd.

  • 4. Het productschap verantwoordt het beheer van de fondsen door middel van een bijzondere functie in zijn begroting.

Artikel 21

  • 1. Zo spoedig mogelijk nadat het productschap het vermogen van de bedrijfslichamen heeft vereffend, brengt het daarover aan de raad verslag uit. Het verslag gaat vergezeld van een door het productschap vastgestelde rekening van inkomsten en uitgaven.

  • 2. De vaststelling van het verslag en van de rekening van inkomsten en uitgaven betreffende de vereffening kan slechts plaatsvinden nadat de ontwerpen van deze stukken gedurende twee maanden ten kantore van het productschap voor een ieder ter lezing zijn neergelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar zijn gesteld en indien binnen die termijn bij het productschap geen bezwaren zijn ingekomen.Van de neerlegging en de verkrijgbaarheid geschiedt openbare kennisgeving in de Staatscourant en in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie.

  • 3. Elk ingekomen bezwaar wordt door het productschap onderzocht. Indien het bezwaar gegrond wordt bevonden, dan zet het productschap de vereffening voort en maakt, zo nodig, een nieuw verslag en een nieuwe rekening op, waarin aan het bezwaar is tegemoet gekomen. Ten aanzien van laatstbedoeld verslag en laatstbedoelde rekening is het tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het productschap nieuwe bezwaren, welke reeds tegen het eerste verslag en de eerste rekening hadden kunnen worden ingebracht, niet in overweging neemt. Wordt het bezwaar ongegrond bevonden, dan stelt het productschap het verslag en de rekening alsnog vast.

  • 4. De rekening behoeft instemming van de raad. De instemming strekt tot decharge van het productschap. Het productschap doet van het verlenen van de instemming zo spoedig mogelijk openbare kennisgeving op de wijze als is aangegeven in het tweede lid.

Artikel 22

Indien de fondsen, zoals bedoeld in artikel 20, eerste lid, niet toereikend zijn, wordt hetgeen blijkens de rekening als bedoeld in artikel 21 aan vermogen van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken over is door het productschap, voorzover noodzakelijk, aangewend ter dekking van het verwachte tekort.

Artikel 23

Vermogen dat blijkens de rekening als bedoeld in artikel 21 van de bedrijfslichamen over is, wordt, nadat zo nodig toepassing is gegeven aan het gestelde in artikel 22, door het productschap verantwoord in naar de bedrijfslichamen verbijzonderde functies in zijn begroting en rekening van inkomsten en uitgaven.

Artikel 24

Hetgeen na afwikkeling van de verplichtingen jegens het gewezen personeel van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken en het Productschap voor Gedistilleerde Dranken van de in artikel 20, eerste lid, bedoelde fondsen over is, wordt door het productschap, de betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers gehoord, een bestemming gegeven, zoveel mogelijk ten nutte van het betrokken deel van het bedrijfsleven. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de raad.

Artikel 25

  • 1. De opheffing van de bedrijfslichamen heeft geen gevolg voor de ontvankelijkheid van bezwaren als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht of beroepen ingevolge de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie. In plaats van de bedrijfslichamen treedt het productschap als partij op.

  • 2. Gerechtelijke uitspraken, gedaan tegen een van de bedrijfslichamen of, op grond van het eerste lid, tegen het productschap, worden door het productschap uitgevoerd, voorzover nodig ten laste van het vermogen van het betrokken opgeheven bedrijfslichaam.

Artikel 26

Het productschap draagt in de zin van de Archiefwet 1995 zorg voor de archiefbescheiden van de bedrijfslichamen.

HOOFDSTUK III: SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

De Instellingswet Bedrijfschap Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken1, de Instellingsverordening Bedrijfschap Frisdranken en Waters, de Instellingsverordening Produktschap Bier en de Instellingsverordening Produktschap Gedistilleerde Dranken worden ingetrokken.

Artikel 28

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 29

Dit besluit wordt aangehaald als Instellingsbesluit Productschap Dranken.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

's-Gravenhage, 6 mei 2002

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de zesde juni 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage A

behorende bij het Besluit houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de productie van en de handel in frisdranken, siropen, waters en alcoholhoudende dranken, alsmede de opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken, het Bedrijfschap Frisdranken en Waters, het Produktschap voor Bier en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken (Instellingsbesluit Productschap Dranken)

Verordeningen en andere besluiten van:

a. het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken:

1. Verordening Arbeidsvoorwaarden personeel 1983

2. Verordening Deeltijdarbeid Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken 1997

3. Verordening tot vaststelling van het Reglement Flexibel Spaarpensioen Personeel 1997

4. Verordening inzake bovenwettelijke uitkeringen en suppleties bij ontslag

b. het Bedrijfschap Frisdranken en Waters:

1. Verordening registratie, verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden 1992

2. Verordening authenticiteit vruchtenlimonades 1992

3. Verordening kwaliteitseisen limonadesiropen 1994

4. Verordening inspectiesysteem hervulbare kunststofflessen

5. Verordening vergoeding behandeling extra retouremballage 1996

6. Verordening werkzaamheden bij ingeschreven ondernemingen

7. Verordening controle heffingsinformatie 1997

8. Verordening Statiegeld Groothandelsverpakkingen 1997

9. Statiegeldverordening Frisdranken en Waters 1997

10. Verordening Arbeidsvoorwaarden en Vergoedingen Secretaris 1999

11. Verordening Heffingen 2002

c. het Produktschap voor Bier:

1. Registratieverordening 1997

2. Bierverordening 1997

d. het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken:

1. Verordening grondstoffenheffing en jaarbijdragen Productschap voor Gedistilleerde Dranken

2. Instellingsverordening Produktschap Gedistilleerde Dranken

3. Algemene Verordening van het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken

4. Inschrijvingsverordening van het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken

5. Verordening heffingsinformatie

6. Verordening Benaming Gedistilleerde en Zwak gedistilleerde Dranken

7. Verordening voorverpakte gedistilleerde Dranken

8. Verordening verbod verkoop ethylalcohol

9. Verordening salarissen personeel 1972

10. Verordening Wachtgelden personeel 1972

11. Verordening Uitkeringen bij ontslag 1994

12. Verordening vaststelling Reglement Flexibel spaarpensioen personeel 1997

13. Verordening pensioenen personeel 1994

14. Verordening arbeidsvoorwaarden personeel 1994

15. Verordening bestemmingsheffing fonds voor wetenschappelijk onderzoek en voorlichting 2002

Bijlage B

behorende bij het Besluit houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de productie van en de handel in frisdranken, siropen, waters en alcoholhoudende dranken, alsmede de opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken, het Bedrijfschap Frisdranken en Waters, het Produktschap voor Bier en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken (Instellingsbesluit Productschap Dranken)

ORGANISATIES VAN ONDERNEMERS:

de frisdranken-, siropen- en waterindustrie, de brouwindustrie, de ethylalcoholindustrie, de gedistilleerde drankenindustrie:

– Vereniging Nederlandse Frisdranken Industrie

– Nederlandse Vereniging van Siropenfabrikanten

– Associatie Watercoolers Nederland

– Sociteyt der Brouwers

– Vereniging VNO-NCW

– Nederlandse Gedistilleerdunie

totale productie ± 4,1 miljard liter

leden productie ± 4 miljard liter

representativiteit ± 98%

de groothandel en de importhandel en de werkzaamheden van tussenpersonen in frisdranken, siropen, waters, bier en gedistilleerde dranken:

– Vereniging van Agenten, Commissionairs, Makelaars en Taxateurs in Wijn en Gedistilleerd

– Vereniging van Importeurs van Gedistilleerde Dranken

– Vereniging van Nederlandse Groothandelaren in Gedistilleerd en Likeuren

– Vereniging van de Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden

totale omzet ± 4,6 miljard gulden

leden omzet ± 3,4 miljard gulden

representativiteit ± 74%

de detailhandel in sterkalcoholhoudende dranken, al dan niet gezamenlijk met zwakalcoholhoudende en alcoholvrije dranken:

– SlijtersUnie

totale omzet ± 1,265 miljard gulden

leden omzet ± 885 miljoen gulden

representativiteit ± 70%1

ORGANISATIES VAN WERKNEMERS:

– FNV Bondgenoten

– CNV BedrijvenBond

– Dienstenbond CNV

– De Unie

Bijlage C

behorende bij het Besluit houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de productie van en de handel in frisdranken, siropen, waters en alcoholhoudende dranken, alsmede de opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken, het Bedrijfschap Frisdranken en Waters, het Produktschap voor Bier en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken (Instellingsbesluit Productschap Dranken)

ORGANISATIES VAN ONDERNEMERS:

– Vereniging VNO-NCW

– Sociteyt der Brouwers

– Vereniging Nederlandse Frisdranken Industrie

– Associatie Watercoolers Nederland

– Nederlandse Vereniging van Siropenfabrikanten

– Vereniging van Nederlandse Importeurs en Producenten van Gedistilleerde Dranken

– Vereniging van Nederlandse Groothandelaren in Gedistilleerd en Likeuren

– SlijtersUnie

– Vereniging van Agenten, Commissionairs, Makelaars en Taxateurs in Wijn en Gedistilleerd

– Vereniging van Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden

ORGANISATIES VAN WERKNEMERS:

– FNV Bondgenoten

– Dienstenbond CNV

– CNV BedrijvenBond

– De Unie

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Met het Kabinetsstandpunt over de toekomst van het PBO-stelsel van 28 oktober 1991 heeft het toenmalige kabinet een proces in gang gezet tot modernisering van het stelsel van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie.

In dat kabinetsstandpunt respectievelijk in het op 4 april 1997 uitgebrachte Nader kabinets-standpunt over de toekomst van het PBO-stelsel2 is aangegeven dat het kabinet uit een oogpunt van doelmatigheid van het openbaar bestuur een substantieel kleiner aantal schappen gewenst respectievelijk mogelijk en noodzakelijk achtte door een hergroepering van de product- en bedrijfschappen. Het kabinet was het met de opvatting van de Sociaal-Economische Raad (raad)3 eens dat de schappen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor de hergroepering.

De raad is gevraagd een en ander te coördineren. De raad heeft een onafhankelijke, externe commissie ingesteld, de Adviesgroep Hergroepering Bedrijfslichamen, die de voornemens en voorkeuren van de bedrijfslichamen heeft geïnventariseerd en van kanttekeningen voorzien.

De Bestuurskamer van de raad heeft op 26 november 1997 daarover zijn standpunt bepaald4 en aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebracht. Het kabinet heeft vervolgens bij brief van 24 februari 1998 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kenmerk AV/A&M/980263, aan de SER medegedeeld dat met de in dat standpunt vervatte voorstellen de substantiële vermindering van het aantal bedrijfslichamen wordt bereikt zoals in het Nader kabinetsstandpunt van 4 april 1997 als doel werd aangegeven.

2. Overwegingen hergroepering binnen de drankensector

Binnen de dranken sector zijn vijf bedrijfslichamen actief:

– het Bedrijfschap Frisdranken en Waters5,

– het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken6,

– het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken7

– het Produktschap voor Bier8 en

– het Productschap Wijn9.

De adviesgroep noemt in haar advies10 de volgende argumenten om deze bedrijfslichamen in één productschap te laten opgaan:

– zij hebben doorgaans met dezelfde wettelijke regimes te maken, zoals de Drank- en Horecawet;

– zij tonen overeenkomsten in hun sociaal-economische projecten (scholing, arbeidsomstandigheden, onderzoek) en aan de orde zijnde milieuvraagstukken;

– er is sprake van overlapping in termen van representatieve organisaties en heffingsplichtige bedrijven;

– internationale ontwikkelingen tenderen naar gemeenschappelijke uitdagingen voor de betrokken sectoren;

– de omvang van elk van de bedrijfslichamen (met uitzondering van het Productschap Wijn dat deel uitmaakt van het Hoofdproductschap Akkerbouw) is in termen van heffingen en secretariaten dermate beperkt, dat een zelfstandig voortbestaan in het licht van de criteria en randvoorwaarden11 van het hergroeperingsproject niet te rechtvaardigen is; de vijf bedrijfslichamen hebben samen een ondersteunend apparaat van ongeveer 25 fulltime eenheden en een activiteitenpakket dat is gebaseerd op circa acht miljoen gulden aan heffingen.

De Adviesgroep en de Bestuurskamer hadden een voorkeur om een Productschap Dranken, waarin alle vijf genoemde schappen zouden opgaan, onder te brengen bij het Hoofd-productschap Akkerbouw (HPA). Zij hebben onderzocht in hoeverre hun voorkeur zou kunnen worden gerealiseerd. Dit bleek echter niet mogelijk om de volgende redenen.

De eerstgenoemde vier bedrijfslichamen hebben een productschap binnen het HPA afgewezen. De bezwaren spitsten zich voornamelijk toe op de verwachting dat een Productschap Dranken binnen het HPA met zich meebrengt dat de onderscheiden subsectoren zich onvoldoende zullen herkennen en dat er onvoldoende ruimte zal zijn voor een eigen beleid ten aanzien van deze subsectoren. Bij deze bedrijfslichamen bestaat derhalve onvoldoende draagvlak voor positionering binnen het HPA.

Het Productschap Wijn heeft herhaaldelijk betoogd niet te willen opgaan in een afzonderlijk Productschap Dranken buiten het HPA. Wijn is in Europeesrechtelijk verband een ander product dan bier, gedistilleerd of frisdranken. De laatste worden gezien als industriële producten, waarop geen marktordening van toepassing is, terwijl wijn als een landbouw-product wordt beschouwd waarop de gecompliceerde EU-marktordening, onderdeel van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, van toepassing is. De uitvoering door het HPA van dit gemeenschappelijk landbouwbeleid dat ook betrekking heeft op wijn is dan ook van groot belang voor dit productschap. Bovendien betwijfelt het Productschap Wijn de doelmatigheid van de voorgestelde constructie. Ook de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft in relatie tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid een expliciete voorkeur voor voortzetting van de positionering van het Productschap Wijn binnen het HPA.

Per saldo is dan ook gekozen voor een integratie van de eerstgenoemde vier bedrijfslichamen in een nieuw te vormen Productschap Dranken en de positionering van het Productschap Wijn ongewijzigd te laten. Wel zullen het Productschap Wijn en het Productschap Dranken samen een voorziening treffen voor de gemeenschappelijke behartiging van taken, conform de bepalingen van artikel 109 en volgende van de Wbo.

Samengevat wordt voorgesteld om te komen tot een productschap met commissies ex artikel 88a van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo). Overwogen is dat één bedrijfslichaam met commissies in vorenbedoelde zin voldoende ruimte biedt voor specifiek beleid ten behoeve van de eigen deelsectoren. Verwacht wordt dat die opzet betere mogelijkheden inhoudt de krachten structureel te bundelen zoals ten aanzien van het regime van de Drank- en Horecawet, de alcoholproblematiek, gelijksoortige sociaal-economische projecten (scholing, arbeidsomstandigheden en onderzoek) en specifieke milieuvraagstukken.

In reactie op het schriftelijk verzoek van de Bestuurskamer van 20 maart 1998 om kenbaar te maken op welke wijze de hergroepering van de bedrijfslichamen als bedoeld in het aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebrachte rapport vorm kan worden gegeven, hebben de betrokken representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers bij de Bestuurskamer voorstellen ingediend voor de instelling van een Productschap Dranken en de gelijktijdige opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken, het Bedrijfschap voor Frisdranken en Waters, het Produktschap voor Bier en het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken.

Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken

De ondernemersorganisaties Vereniging Drankenhandel Nederland (VDN), Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) en de Federatie van de Groothandel in Levensmiddelen (FGL) hebben bij brieven van 25 en 26 oktober 2000 verzocht de groot- en detailhandel alsnog buiten de werkingssfeer van het Productschap te houden.

Het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf (KHN) heeft voor wat betreft de horeca aan de SER een overeenkomend verzoek gedaan Hoewel aanvankelijk met de instelling van het productschap werd ingestemd, hebben deze organisaties aangegeven niet (meer) met de voorgestelde wijze van hergroepering in de drankensector akkoord te kunnen gaan.

Het hoofdbezwaar richtte zich op de voorgestelde wijze van bestuurssamenstelling. De bij de hergroepering betrokken organisaties hebben in nadere overleggen over de wijze van bestuursbenoeming geen overeenstemming kunnen bereiken. Voorstellen van de Bestuurskamer voor een voor alle betrokken organisaties acceptabele oplossing hebben geen resultaat gehad. De verzoekende organisaties zijn op hun standpunt blijven staan om van deelname aan het productschap af te zien.

De overige representatieve organisaties in de groot- en detailhandelsgeleding1 blijven hechten aan deelname in het nieuwe productschap. Inwilliging van het verzoek stuit bij deze organisaties overigens niet op bezwaren.

Daar het verzoek van VDN, CBL, FGL en KHN een wijziging impliceerde van de werkingssfeer als eerder door de Bestuurskamer geadviseerd, heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij brief van16 november 2000 de raad verzocht hem over de instelling van het productschap aanvullend te adviseren.

3. SER-adviezen

Van haar voornemen advies uit te brengen, heeft de Bestuurskamer openbaar kennis gegeven in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie en de Staatscourant van 30 juli 1999.

In haar vergadering van 18 mei 2000 heeft de Bestuurskamer op grond van het Algemeen machtigingsbesluit adviezen van de Sociaal-Economische Raad een advies vastgesteld dat ertoe strekt te bevorderen dat op basis van artikel 67 van de Wbo bij algemene maatregel van bestuur (amvb) een Productschap Dranken wordt ingesteld en op grond van artikel 70, eerste lid, juncto artikel 70A van de Wbo, bij AMvB de hiervoor eerstgenoemde vier bedrijfs-lichamen worden opgeheven.

Aanvullend advies

Van haar voornemen aanvullend advies uit te brengen, heeft de Bestuurskamer openbaar kennis gegeven in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie en de Staatscourant van 23 februari 2001.

Daartoe gemachtigd op grond van het genoemde machtigingsbesluit adviezen, heeft de Bestuurskamer van de SER op 6 juni 2001 een aanvullend advies vastgesteld dat ertoe strekt te bevorderen dat de aanvankelijk beoogde werkingssfeer van het in te stellen productschap voor wat betreft de detailhandel, rekening houdend met bedoelde verzoeken en het daarbij vertegenwoordigde deel van het bedrijfsleven, wordt beperkt tot ondernemingen met maximaal vijf verkoopplaatsen als omschreven artikel 3, tweede lid, onder d.

4. Representativiteit

Aan ondernemerszijde wordt per geleding voldaan aan de representativiteitseisen die het SER-Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen in artikel 3 stelt. De gemiddelde representativiteit van de in bijlage B vermelde ondernemersorganisaties kan schapsbreed worden gesteld op 81%. De in bijlage B genoemde werknemersorganisaties zijn conform het vereiste van artikel 4 van genoemd besluit ingevolge de SER-Verordening representativiteit organisaties als representatief te beschouwen voor de beoogde werkingssfeer van het productschap.

Deze organisaties vormen naar het oordeel van de Bestuurskamer een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van de betrokken ondernemers en werknemers als bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de Wbo.

5. Bevoegdheden

De betrokken organisaties hebben te kennen gegeven het beleid van de op te heffen bedrijfslichamen in grote lijnen te willen voortzetten. De in de bijlage vermelde verordeningen van de onderscheiden bedrijfslichamen dienen in verband daarmede van kracht te blijven. De voorgestelde bevoegdheden ten behoeve van het Productschap Dranken sluiten dan ook aan bij de bevoegdheden die deze bedrijfslichamen voor hun opheffing hadden.

Blijkens het voorstel krijgt het productschap de bevoegdheid tot de regeling van de volgende onderwerpen als vermeld in artikel 93, tweede lid van de Wbo:

a. registratie van ondernemingen en daarin werkzaam personeel, en – voorzover noodzakelijk voor de vervulling van de taak van het bedrijfslichaam – verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden en bezichtiging van de onderneming;

b. de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten;

c. bevordering van professionele bedrijfsvoering;

e. onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein;

g. fondsen en andere instellingen in het belang der bedrijfsgenoten.

Bevoegdheden als vermeld onder a en g

De onder a en g genoemde bevoegdheden zijn noodzakelijk voor het functioneren van het bedrijfslichaam. Ten aanzien van punt g wordt in aanvullende zin opgemerkt dat deze bevoegdheid nodig is om een bijzondere functie in de rekening krachtens artikel 124 van de Wbo een wettelijke basis te geven. Zo kent het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken een fonds voor wetenschappelijk onderzoek en voorlichting. Uit dit fonds worden onderzoeken, projecten en initiatieven bekostigd die samenhangen met de maatschappelijke positie van gedistilleerde dranken in de branche.

Bevoegdheden als vermeld onder b

Onderdeel b vormt de wettelijke basis voor regels bij verordening ter zake van onder meer het stellen van (minimum) kwaliteitseisen, voor de bescherming van de consument en de volksgezondheid en voor het voeren van milieubeleid. Daartoe dienen de huidige verordeningen en besluiten van het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken, het Bedrijfschap Frisdranken en Waters en het Produktschap voor Bier in stand te blijven.

Tevens bevatten enkele van deze verordeningen bepalingen die Europese regelgeving implementeren (Richtlijn 75/106/EG). Het Produktschap voor Bier heeft de in bijlage A genoemde Bierverordening 1997 vastgesteld. Deze verordening is vastgesteld ter uitvoering van Beschikking M(92)10 van het Comité van de Ministers van de Benelux Economische Unie betreffende de harmonisatie van wetgeving inzake bier. De voor het betrokken bedrijfsleven representatieve organisaties gaan ervan uit dat deze specifieke verordening en daarmee samenhangende activiteiten ook in het kader van het Productschap Dranken zullen kunnen worden voortgezet.

Bevoegdheid als vermeld onder c

Het Productschap Dranken zal in de betrokkenheid van de samenstellende bedrijfslichamen treden bij projecten die voortvloeien uit publiekrechtelijke regelingen met het doel de professionele bedrijfsvoering te vergroten. Dit betreft onder meer de verplichting, al dan niet gebaseerd op Europese of nationale kaderregelingen, tot het opzetten en uitvoeren van kwaliteitssystemen. Als voorbeeld kunnen dienen het opzetten van een kadercode voor het opstellen van een veiligheidssysteem dat een hygiënische bedrijfsvoering garandeert, een inspectiesysteem hervulbare kunststofflessen e.d. Om deze activiteiten naar behoren te kunnen ontplooien en om daartoe strekkende regelgeving te kunnen implementeren, is het van belang dat daartoe over verordenende bevoegdheid wordt beschikt.

Bevoegdheden als vermeld onder e

Het Productschap Dranken zal actief zijn op het terrein van onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein, de bevoegdheden genoemd onder e zoals bij voorbeeld voortzetting van de «Verordening Bestemmingsheffing Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en Voorlichting» van het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken. De middelen zullen onder meer aangewend voor de bevordering van belangstelling voor en kennis van gedistilleerde dranken, onderzoek naar consumptie en productie van gedistilleerde dranken en alcohol, onderzoek naar alcoholmisbruik en voor oplossingsmogelijkheden van milieuproblematiek.

Subsidiebeleid

De verordeningen vormen tevens een wettelijke basis voor subsidieverlening. De afgelopen jaren hebben de samenstellende bedrijfslichamen regelmatig subsidies verstrekt voor diverse activiteiten ten behoeve van het gemeenschappelijk belang van de ondernemingen binnen hun branche, de onder hun werkingssfeer vallende individuele ondernemingen en de daarin werkende personen. De besturen van deze bedrijfslichamen hebben het voornemen kenbaar gemaakt om dit beleid in het verband van het productschap te continueren. Het gaat hier om zowel project- als exploitatiesubsidies met een een- of meermalig karakter.

De hiervoor genoemde terreinen van subsidiëring zijn:

– bewaking van de alcoholreclamecode en het door bevordering en ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek voeren van een beleid inzake een verantwoord alcoholgebruik, zoals momenteel b.v. via de Stichting Verantwoord Alcoholgebruik en de Stichting Zelfregulering Alcoholbranche;

– overlegplatform Drank- en Horecawet;

– hergebruik van glas, zoals momenteel b.v. via de Stichting Glasbak;

– bestrijding van zwerfafval, zoals momenteel b.v. via de Stichting Nederland Schoon;

– beurzen en manifestaties;

– vakopleiding en -applicatie;

– scholing laaggeschoolde medewerkers in de drankengroothandel.

6. Positie personeel

De hergroepering van de vier bedrijfslichamen en de daarmee verband houdende instelling van een productschap heeft, zoals kan worden afgeleid uit artikel 16 van het ontwerpbesluit waarin de opheffing van de vier bedrijfslichamen regeling vindt, geen gevolgen in arbeidsrechtelijke en rechtspositionele zin voor de betrokken werknemers.

Bij de clustering van de vier bedrijfslichamen zijn in totaal 18 medewerkers betrokken. De verdeling van dit totaal over de bedrijfslichamen is als volgt:

– Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken: één medewerker;

– Bedrijfschap voor Frisdranken en Waters: twee medewerkers;

– Produktschap voor Bier: één medewerker;

– Produktschap voor Gedistilleerde Dranken: veertien medewerkers.

Het voornemen tot clustering is overeenkomstig artikel 35b, vijfde lid, van de Wet op de ondernemingsraden voor advies voorgelegd aan de respectieve personeelsvergaderingen. Dit heeft geresulteerd in instemming met het voornemen tot clustering.

7. Instemming organisaties

De organisaties van ondernemers en van werknemers die bevoegd zijn tot het benoemen van bestuursleden van de betrokken bedrijfslichamen zijn gehoord over het advies van de Bestuurskamer. De inhoud van dit advies heeft hun instemming. De desbetreffende organisaties van ondernemers en werknemers staan vermeld in bijlage C.

8. Kabinetsstandpunt

Het kabinet is van oordeel dat het voorstel van de genoemde bedrijfslichamen tot instelling in een Productschap Dranken, waarin zij opgaan, onder gelijktijdige opheffing van hun bestaande bedrijfslichamen past binnen de besluitvorming ten aanzien van de modernisering respectievelijk hergroepering van bedrijfslichamen zoals in de inleiding is weergegeven. Aan het bestaan van een bedrijfslichaam en in casu commissies ex artikel 88a van de Wbo dient de behoefte daartoe van een voldoende representatieve vertegenwoordiging van de ondernemers en werknemers in de desbetreffende bedrijfssector ten grondslag te liggen. Aan deze structuurwijziging ligt naar het oordeel van het kabinet een zodanig draagvlak van representatieve vertegenwoordiging van de ondernemers en werknemers in de desbetreffende bedrijfssectoren ten grondslag. Daarbij sluit het kabinet aan bij de criteria als neergelegd in de Verordening representativiteit organisaties1 als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet, alsmede het in vervolg daarop vastgesteld Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen2 2001 nr. 4).

Deze algemene maatregel van bestuur strekt overeenkomstig het advies resp. aanvullend advies tot instelling van het Productschap Dranken, alsmede tot opheffing van de vier betrokken bedrijfslichamen en verbindt aan de opheffing de voorzieningen die gewoonlijk aan de opheffing van een bedrijfslichaam worden verbonden, zoals eerder nog bij de Wet tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit (Stb. 1999,158).

De datum van inwerkingtreding zal worden vastgesteld in overleg met de Bestuurskamer van de raad.

Artikelen

HOOFDSTUK I

artikel 2 en artikel 3

De werkingssfeer van het productschap is in belangrijke mate gelijk aan die van de vier op te heffen bedrijfslichamen3 De begripsomschrijvingen zijn grotendeels gebaseerd op die uit de instellingsverordeningen en -wet van de op te heffen bedrijfslichamen.

De voor de bedrijfslichamen kenmerkende producten zijn wat in het economische verkeer op het terrein van de frisdranken, siropen, waters en alcoholhoudende dranken daaronder wordt verstaan. Daarbij is ook Europese regelgeving van toepassing, momenteel met name:

– EG-verordening van 29 mei 1989: de Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken (PbEG L 160);

– de EG-verordening van 23 juli 1987: de Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese Unie met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (pbEg L 256/1) en

– de GN-code 2201, 2202, 2207 en 2208, zijnde codes behorend tot de Gecombineerde Nomenclatuur van voornoemde EG-verordening van 23 juli 1987; en

– Gedistilleerde dranken: dranken als bedoeld onder GN-code 2208.

Het begrip alcoholhoudende dranken omvat zowel gedistilleerde dranken als sterk en zwak alcoholhoudende dranken, incl bier. Ten aanzien van horecabenodigdheden wordt gedoeld op zowel voedingsmiddelen, dat wil zeggen alle waren die dienen voor menselijke consumptie, inclusief koolzuur, rookwaren en tabaksartikelen ten behoeve van de uitoefening van het horeca- en cateringbedrijf, als niet-voedingsmiddelen, te weten alle gebruiks- en verbruiksartikelen, inclusief huishoudelijke en keukenapparatuur ten behoeve van de uitoefening van het horeca- en cateringbedrijf.

Van de groothandelsactiviteit wordt het bedrijf van het kopen en verkopen door de levensmiddelengroothandel uitgezonderd. Zoals toegelicht in paragraaf 2 van deze toelichting, is in verband met het verzoek van een aantal ondernemersorganisaties, de reikwijdte van de detailhandel beperkt tot uitsluitend de verkoop van dranken via mkb-slijterijen (ondernemingen met maximaal 5 verkooppunten). Onder detailhandel wordt mede verstaan het met detailhandel gepaard gaande verkopen aan instellingen, zoals bij voorbeeld aan zorginstellingen en dergelijke, waar de gekochte waar bestemd is voor een deel uitmaakt van de door de instelling verzorgde diensten.

Het verstrekken van bier en gedistilleerde dranken voor verbruik ter plaatse valt buiten de werkingssfeer van het Productschap Dranken, zoals blijkt uit artikel 3, tweede lid onder b en c in verbinding met artikel 8, eerste lid, en artikel 9, eerste lid.

artikel 4

Het bestuur is paritair samengesteld en bestaat uit tien leden.

artikel 5

Het productschap heeft vier commissies ex artikel 88a van de Wbo.

Genoemde commissies corresponderen qua aandachtsgebied met de betrokken op te heffen bedrijfslichamen met dien verstande dat het aandachtsgebied van de onder punt d genoemde commissie beperkter is dan van het betreffende bedrijfslichaam en zich thans alleen uitstrekt over alle ondernemers die voor eigen rekening en risico maximaal vijf verkoopplaatsen voor detailhandelsverkoop exploiteren.

artikel 6 tot en met artikel 9

Deze artikelen regelen de samenstelling van de verschillende commissies. De omvang en samenstelling van de commissies hangt samen met de samenstelling van de representatieve organisaties binnen de desbetreffende deelsectoren die voor deelname in aanmerking wensen te komen. De samenstelling heeft de instemming van de betrokken organisaties.

artikel 11

Dit artikel bepaalt de bevoegdheden van het productschap. De arbeidsvoorwaarden in de verschillende geledingen van de productiekolom zijn veelal geregeld bij CAO, terwijl partijen beleid op het terrein van de arbeidsmarkt langs andere wegen willen realiseren dan door het stellen van bindende regels bij verordening. Beide terreinen van de verordenende bevoegdheid kunnen dan ook worden uitgesloten.

artikel 12

Het bestuur van het productschap betrekt voor beslissingen op wetgevings- en financieel terrein met betrekking tot specifieke sectoraangelegenheden de desbetreffende commissie, onverlet de beslissingsbevoegdheid van het bestuur. Het bestuur van het productschap stelt een verordening vast nadat de desbetreffende commissie een daartoe strekkend advies heeft uitgebracht.

artikel 14

Heffingen worden opgelegd op basis van een nader door het bestuur te bepalen grondslag. Uit de algemene heffingen worden tevens de huishoudelijke uitgaven van de commissies ex artikel 88a van de Wbo bestreden.

HOOFDSTUK II: OPHEFFING BEDRIJFSLICHAMEN

artikel 15

De opheffing van de bedrijfslichamen tast voor de bedoelde ondernemingen de rechtskracht van de in bijlage A genoemde verordeningen en besluiten niet aan. De verordeningen en besluiten blijven uitsluitend gelden voor de ondernemingen waarvoor het productschap wordt ingesteld, en niet voor de ondernemingen met meer dan vijf verkoopplaatsen, waarin wordt uitgeoefend de detailhandel in sterkalcoholhoudende dranken al dan niet gezamenlijk met zwakalcoholhoudende dranken, welke ondernemingen ingevolge artikel 3, tweede lid onder d van de werkingssfeer zijn uitgezonderd.

De rechten en plichten van de werknemers en de gewezen werknemers van de op te heffen bedrijfslichamen blijven in stand.

Artikel 16 tot en met artikel 19

In het kader van de opheffing berust het beheer en de vereffening van de vermogens van de op te heffen bedrijfslichamen bij het Productschap Dranken.

artikel 20

Gezien de lange termijnverplichtingen die inherent zijn aan pensioentoezeggingen dienen de door de genoemde bedrijfslichamen gevormde fondsen voor het verlenen van toeslagen op ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken in stand te blijven. Voorzien is tevens in continuering van het toekenningsbeleid door de nieuwe beheerder van deze fondsen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Stb. 1959, 15.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 juli 2002, nr. 128.

XNoot
1

Naar aanleiding van de beoogde aanpassing van de werkingssfeer van het Productschap Dranken, heeft het EIM de representativiteit van de SlijtersUnie voor het marktsegment van de mkb-slijters opnieuw in kaart

gebracht.

XNoot
1

TK 1996–1997, 25 091, nr. 1.

XNoot
2

TK 1996–1997, 25 091, nr. 2.

XNoot
3

Advies inzake de toekomst van het PBO-stelsel van 19 januari 1997 (Publicatie 97/01).

XNoot
4

Hergroepering binnen het PBO-stelsel, Standpunt over de hergroepering van de product- en bedrijfschappen, uitgebracht aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 26 november 1997, SER-publicatienr. 97/11.

XNoot
5

Ingesteld bij verordening door de Sociaal-Economische Raad op 15 december 1995 en in werking getreden op 14 april 1996 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en Staatscourant van 12 april 1996); laatstelijk gewijzigd bij verordening van de raad op 19 december 1997 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en Staatscourant van 27 maart 1998).

XNoot
6

Ingesteld bij wet van 21 januari 1959 (Stb. 15) en in werking getreden op 1 juli 1959 (Stb. 211).

XNoot
7

Ingesteld bij verordening door de Sociaal-Economische Raad op 15 december 1995 en inwerking getreden op 14 april 1996 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en Staatscourant van 12 april 1996).

XNoot
8

Ingesteld bij verordening door de Sociaal-Economische Raad op 16 december 1994 en in werking getreden op 19 maart 1995 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en Staatscourant van 17 maart 1995).

XNoot
9

Ingesteld bij verordening door de Sociaal-Economische Raad op 19 maart 1993 en in werking getreden op 3 juni 1993 (Staatscourant van 2 juni 1993 en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van 11 juni 1993).

XNoot
10

Een schap op maat, Rapport inzake de hergroepering van het stelsel van PBO-lichamen, deel 2 van Hergroepering binnen het PBO-stelsel, SER-publicatienr. 97/11.

XNoot
11

Een schap op maat, Rapport inzake de hergroepering van het stelsel van PBO-lichamen, deel 2 van Hergroepering binnen het PBO-stelsel, SER-publicatienr. 97/11, blz. 46 en 47.

XNoot
1

De Vereniging van Agenten, Commissionairs, Makelaars en Taxateurs in Wijn en Gedistilleerd, de Vereniging van Importeurs van Gedistilleerde Dranken, de Vereniging van Nederlandse Groothandelaren in Gedistilleerd en Likeuren, de Vereniging van de Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden en de SlijtersUnie.

XNoot
1

Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 15 september 2000 houdende criteria ter bepaling van de representativiteit van organisaties van ondernemers en werknemers ten behoeve van de samenstelling van publiekrechtelijke colleges op centraal, bedrijfstak- en regionaal niveau, alsmede criteria voor de toewijzing van zetels in deze colleges aan representatieve organisaties van ondernemers en werknemers (Verordening representativiteit organisaties), (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 2001 nr. 4).

XNoot
2

Besluit van de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad van 19 december 2000 houdende richtsnoeren voor de advisering inake de representativiteit van het organisatorisch draagvlak van bedrijfslichamen (Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen), (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 2001, nr. 4).

XNoot
3

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat wijn uitsluitend onder de werkingssfeer van het productschap valt voorzover dit product voorheen onder de werkingssfeer van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken viel.

Naar boven