Wet van 16 mei 2002 tot wijziging van de Wet Justitie-subsidies (Halt-afdoeningen, technische wijzigingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet Justitie-subsidies te wijzigen in verband met de verstrekking van subsidies voor de bekostiging van Halt-afdoeningen en schuldsanering voor natuurlijke personen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet Justitie-subsidies1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 48c wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde, vierde en vijfde lid vervallen.

2. Het zesde lid wordt vernummerd tot derde lid.

B

Artikel 48d wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt: door de Raden.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid en wordt gewijzigd als volgt:

a. De eerste volzin komt te luiden: Onze Minister stelt een commissie van deskundigen in.

b. In de laatste volzin vervalt «de Raad».

C

Na hoofdstuk 4c wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4D. HALT-AFDOENINGEN

Afdeling 1 Begripsomschrijving
Artikel 48f

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. Halt-afdoening: een afdoening als bedoeld in artikel 77e van het Wetboek van Strafrecht.

b. Jeugdige: een verdachte in de leeftijd vanaf 12 tot en met 17 jaar.

c. Halt-bureau: een bureau dat in elk geval voorziet in de coördinatie en uitvoering van Halt-afdoeningen en dat zelf een door de minister aangewezen rechtspersoon is of onderdeel uitmaakt van een door de minister aangewezen rechtspersoon.

d. Stop-reactie: de reactie op strafbare feiten gepleegd door kinderen onder twaalf jaar, onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie.

Afdeling 2 Halt-bureaus
Artikel 48g
  • 1. Onze Minister verstrekt per boekjaar subsidie aan de door Onze Minister aangewezen Halt-bureaus.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan het aanwijzen van een Halt-bureau en kan worden bepaald in welke gevallen de aanwijzing wordt opgeschort of ingetrokken.

  • 3. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

  • 4. De artikelen 11 en 13 tot en met 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het Halt-bureau dient binnen 16 weken na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 48h
  • 1. De subsidie aan de Halt-bureaus wordt bepaald door de kostprijzen voor de te onderscheiden categorieën Halt-afdoeningen, of samengevoegde categorieën Halt-afdoeningen, te vermenigvuldigen met het aantal afdoeningen voor de te onderscheiden categorieën Halt-afdoeningen, of samengevoegde categorieën Halt-afdoeningen.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden verschillende categorieën Halt-afdoeningen en de daarbij behorende kostprijzen vastgesteld.

  • 3. Onze Minister kan bij de verlening van de subsidie bepalen dat het subsidiebedrag van de subsidie door hem in de loop van het boekjaar kan worden bijgesteld in verband met de ontwikkeling van het loon- en prijspeil.

Artikel 48i
  • 1. Het Halt-bureau verstrekt aan Onze Minister uiterlijk vier weken na het einde van ieder trimester een opgave van het aantal afdoeningen, uitgesplitst naar de onderscheiden categorieën Halt-afdoeningen.

  • 2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke andere verplichtingen aan de subsidieverlening zijn verbonden.

Artikel 48j
  • 1. Indien bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat het definitieve aantal afdoeningen meer bedraagt dan 105 procent van de raming, vindt een door Onze Minister te bepalen verhoging plaats van de subsidie.

  • 2. Indien bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat het definitieve aantal afdoeningen minder bedraagt dan 95 procent van de raming, vindt een door Onze Minister te bepalen verlaging plaats van de subsidie.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in het eerste en tweede lid.

Artikel 48k

Voor zover het Halt-bureau geen onderdeel uitmaakt van een gemeente, behoeft het Haltbureau de toestemming van Onze Minister voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 48l
  • 1. Het Halt-bureau kan een egalisatiereserve vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden de maximale hoogte van de jaarlijkse toevoeging en de maximale omvang van de egalisatiereserve bepaald en kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 48m
  • 1. Indien het Halt-bureau zaken ter beschikking stelt aan of diensten verricht voor natuurlijke personen of rechtspersonen, die niet de ondersteuning van het Halt-bureau ten doel hebben, brengt zij een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is.

  • 2. Indien aan het Halt-bureau zaken ter beschikking worden gesteld door een rechtspersoon, die de ondersteuning van het bureau ten doel heeft, betaalt zij aan deze rechtspersoon geen hogere vergoeding dan het bedrag dat ter zake op grond van de historische kostprijs en rekening houdende met de voor de instelling geldende afschrijvingspercentages in redelijkheid in rekening kan worden gebracht.

  • 3. Indien een rechtspersoon, die de ondersteuning van het Halt-bureau ten doel heeft, voor dit Halt-bureau diensten verricht welke in het algemeen in eigen beheer worden verricht, betaalt het Halt-bureau aan de rechtspersoon geen hogere vergoeding dan het bedrag dat het verrichten van de diensten in eigen beheer zou hebben gekost.

  • 4. Het Halt-bureau verstrekt desgevraagd aan Onze Minister een beschrijving van de tussen de instelling en andere rechtspersonen bestaande organisatorische dan wel financiële banden alsmede van zodanig nog in het leven te roepen of te wijzigen banden, voor zover deze banden van invloed kunnen zijn op de bepaling van de vergoedingen, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid.

Afdeling 3 De ondersteunende rechtspersoon
Artikel 48n
  • 1. Onze Minister kan per boekjaar subsidie verstrekken aan een rechtspersoon die de Halt-bureaus ondersteunt.

  • 2. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

  • 3. De artikelen 11 en 13 tot en met 15 van deze wet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48o
  • 1. De ondersteunende rechtspersoon kan een egalisatiereserve vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan vijf procent van de op grond van artikel 48n in dat jaar verstrekte subsidie. Bij ministeriële regeling wordt de maximale omvang van de egalisatiereserve bepaald.

Artikel 48p
  • 1. De ondersteunende rechtspersoon kan een voorziening groot onderhoud en andere door Onze Minister te benoemen reserves en voorzieningen vormen.

  • 2. Per boekjaar wordt aan de voorziening groot onderhoud niet meer toegevoegd dan drie procent van de op grond van artikel 48n in dat jaar verstrekte subsidie. De voorziening groot onderhoud bedraagt niet meer dan 15 procent van de op grond van artikel 48n in dat jaar verstrekte subsidie. Uitgaven voor groot onderhoud dienen op de voorziening groot onderhoud te worden afgeboekt.

Artikel 48q
  • 1. Onze Minister kan per boekjaar subsidie verstrekken aan de op grond van artikel 48g aangewezen Halt-bureaus ten behoeve van de coördinatie en uitvoering van de Stop-reactie.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in het eerste lid.

  • 3. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

  • 4. De artikelen 11 en 13 tot en met 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het Halt-bureau dient binnen zestien weken na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 6. Artikel 48h tot en met artikel 48j zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 16 mei 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de achtentwintigste mei 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1996, 334, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 december 1998, Stb. 1999, 3.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 28 062.

Handelingen II 2001/2002, blz. 4301.

Kamerstukken I 2001/2002, 28 062 (291, 291a).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 14 mei 2002.

Naar boven