Besluit van 7 januari 2002, houdende vaststelling van de materialen waaruit de bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel zijn vervaardigd, de gewichten en afmetingen, alsmede de bedragen tot welke deze munten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben (Besluit bijzondere euromunten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 26 november 2001, FM 2001-01944 M, Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten, Afdeling Algemeen beleid en Integriteit;

Gelet op artikel 4, eerste lid, van de Muntwet 2002;

De Raad van State gehoord (advies van 13 december 2001, no. W06.01.0634/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 21 december 2001, FM 2001-02102 U,:

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De materialen waaruit de bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel zijn vervaardigd, de gewichten en afmetingen, luiden als volgt:

MuntsoortMetaalGehalte nominaaltolerantie + of – %puntGewicht nominaal gramtolerantie + of – %Middellijn nominaaltolerantie + of – millimeter
tien-euromuntzilverAg 92,50,517,80,7330,10
 goudAu 90,00,56,720,722,50,10

Artikel 2

De bijzondere munten, genoemd in artikel 2 van de Muntwet 2002, hebben in Nederland de hoedanigheid van wettig betaalmiddel tot een bedrag van € 500 voor tien-euromunten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Muntwet 2002 in werking treedt.

Artikel 4

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit bijzondere euromunten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 7 januari 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Uitgegeven de tweeëntwintigste januari 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Op grond van artikel 2 van de Muntwet 2002 kan de Staat der Nederlanden bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel uitgeven. De denominaties, materialen, gewichten en afmetingen van deze munten en de bedragen tot welke zij wettig betaalmiddel zijn, moeten in overeenstemming met artikel 4, eerste lid, van de Muntwet 2002, bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld.

Het besluit voorziet in de invoering van een zilveren en een gouden tien-euromuntstuk dat tot een bedrag van € 500 in Nederland wettig betaalmiddel is.

Onderscheid tussen munten voor verzamelaars en herdenkingsmunten

In Europees verband wordt een onderscheid gemaakt tussen munten voor verzamelaars en herdenkingsmunten. Munten voor verzamelaars zijn bijzondere munten die nominale waarden, technische specificaties en beeldenaars voor voor- en keerzijde hebben, die afwijken van de reguliere euromunten. Hierbij kan overigens worden opgemerkt, dat dergelijke munten uiteraard wel kunnen worden uitgegeven ter herdenking van een bepaalde persoon of gebeurtenis.

Een herdenkingsmunt is daarentegen een reguliere euromunt uit de euromuntreeks met de desbetreffende reguliere gemeenschappelijke zijde, maar met een afwijkende nationale zijde.

Bijzondere munten na de invoering van de chartale euro

Bijzondere euromunten worden uitgegeven ten behoeve van verzamelaars, en zijn derhalve geen voor circulatie bestemde munten, als bedoeld in artikel 106, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Hoewel dit betekent dat de nominale waarden en technische specificaties niet zijn geharmoniseerd, heeft de Raad van de ministers van Financiën van de Europese Gemeenschap (Ecofin) evenwel in de bijeenkomsten van 23 november 1998 en 31 januari 2000 ten aanzien van het uitgeven van bijzondere euromunten een aantal voorwaarden gesteld.

De Ecofin heeft geconcludeerd, dat de uitgifte van euromunten voor verzamelaars valt toe te juichen en kansen moet krijgen, vooral ook omdat daarmee uiting wordt gegeven aan culturele en lokale waarden en tradities. Het is de aan de euro deelnemende lidstaten derhalve toegestaan euromunten voor verzamelaars uit te geven. Ten aanzien van de nominale waarden, de technische specificaties en het uiterlijk van dergelijke munten heeft de Ecofin het volgende geconcludeerd:

– De nominale waarde van euromunten voor verzamelaars moet verschillen van die van de voor circulatie bestemde munten; dat wil zeggen dat deze munten niet dezelfde nominale waarde mogen hebben als de acht denominaties 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent en 1 en 2 euro.

– Deze munten moeten qua kleur, diameter en dikte in twee opzichten significant verschillen van de voor circulatie bestemde euromunten en mogen niet getand zijn of de «Spanish flower»-vorm (de vorm van het 20 eurocent-stuk) hebben.

– Op deze munten mogen geen afbeeldingen voorkomen die lijken op de gemeenschappelijke zijden van de voor circulatie bestemde euromunten. Bovendien moeten de ontwerpen, voor zover mogelijk, tenminste enigszins afwijken van die van de nationale zijde van de voor circulatie bestemde euromunten.

– De identiteit van de lidstaat van uitgifte moet duidelijk en gemakkelijk herkenbaar zijn.

Daarnaast heeft de Ecofin nog het volgende bepaald:

– Deze munten zullen alleen wettig betaalmiddel zijn in de lidstaat van uitgifte.

– Deze munten mogen tegen of boven de nominale waarde worden verkocht.

– In de eerste jaren dat de nieuwe bankbiljetten en munten in omloop zijn, zou er een moratorium moeten komen op de uitgifte van voor circulatie bestemde herdenkingsmunten1.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De in artikel 1 vastgelegde denominaties en technische specificaties voldoen aan de conclusies van de Ecofin, namelijk dat de munten voor verzamelaars qua nominale waarde en technische specificaties moeten verschillen van de reguliere voor circulatie bestemde euromunten.

De zilveren uitvoering wijkt significant af. De gouden uitvoering valt binnen het segment van de (geelkleurige) Nordic Gold-munten (10-, 20- en 50-eurocent) en komt het dichtst bij de 20-eurocentmunt. Het muntstuk van 20-eurocent heeft evenwel de «Spanish flower»-vorm, waardoor verwarring met de gouden tien-euromunt niet snel zal optreden.

Het uiterlijk (de bestanddelen van de beeldenaar) van een uit te geven tien-euromunt zal, op grond van artikel 4, tweede lid, van de Muntwet 2002, steeds per uitgifte bij koninklijk besluit worden vastgesteld. Iedere uit te geven tien-euromunt zal een op de gelegenheid toegespitst ontwerp hebben, waardoor de afbeelding steeds zal afwijken van de gemeenschappelijke zijde en ook van de Nederlandse nationale zijde. De eerstkomende uitgifte zal een tien-euromunt zijn ter gelegenheid van het huwelijk van de Prins van Oranje.

Artikel 2

Munten zijn steeds, in tegenstelling tot bankbiljetten, tot een beperkt bedrag wettig betaalmiddel. Voor de reguliere voor circulatie bestemde euromunten is in artikel 11 van Verordening (EG) Nr. 974/98 van de Raad van de Europese Unie van 3 mei 1998 over de invoering van de euro bepaald, dat geen enkele partij verplicht is voor één betaling meer dan vijftig muntstukken te aanvaarden (derhalve maximaal 50 x € 2 = € 100 en minimaal 50 x € 0,01 = € 0,50).

Hierbij aansluitend is voor de bijzondere tien-euromunt bepaald, dat deze wettig betaalmiddel is tot een bedrag van € 500.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

XNoot
1

Er is vooralsnog sprake van een stilzwijgend moratorium.

Naar boven