Wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Arbeidstijdenwet (werkgeversaansprakelijkheid voor overtredingen van bestuurders, zijnde werknemers)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het omwille van de rechtshandhaving nodig is om een voorziening te treffen voor de werkgeversaansprakelijkheid voor overtredingen door bestuurders, zijnde werknemers, alsmede enkele andere wijzigingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Arbeidstijdenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2:4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder oefening: elk door het defensiepersoneel in de praktijk brengen van onderwezen bekwaamheden teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van aan de krijgsmacht opgedragen operationele taken te verwerven, te vergroten of te onderhouden.

B

Artikel 11:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien een werknemer een tot hem in de op grond van artikel 5:12, tweede lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur gerichte bepaling niet naleeft, kan in die maatregel worden bepaald, dat de werkgever wordt aangemerkt als degene die die bepaling niet heeft nageleefd.

C

De artikelen 12:6, 12:8, 12:30, 12:31, 12:32 en 12:34 vervallen.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 april 2002

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de drieëntwintigste mei 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1995, 598, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 april 1999, Stb. 253.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 28 146.

Handelingen II 2001/2002, blz. 4301.

Kamerstukken I 2001/2002, 28 146 (296).

Handelingen I 2001/2002, blz. 1280.

Naar boven