Wet van 24 april 2002, houdende wijziging van een aantal bepalingen van de Flora- en faunawet in verband met een verbod op de drijfjacht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nadere regels te stellen omtrent de methode van doden van hoefdieren in het kader van beheer en schadebestrijding en dat voor de goede werking en uitvoering van de Flora- en faunawet enige wijzigingen van deze wet en andere regelgeving noodzakelijk zijn;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Flora- en faunawet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 38, eerste lid, onderdeel a, wordt «een geldige jachtakte» vervangen door: een geldige jachtakte, voorzover het betreft het jagen met een geweer.

B

In artikel 50, eerste lid, onderdeel d, wordt «eendenkooien» vervangen door: geregistreerde eendenkooien als bedoeld in artikel 56.

C

In artikel 70 wordt «In afwijking van de artikelen 46, vijfde lid, 67 en 68» vervangen door: In afwijking van de artikelen 29, 30, 46, vijfde lid, 67, 68 en 74a, tweede lid».

D

In artikel 72, zesde lid, wordt «is het bepaalde in de artikelen 54 en 55» vervangen door: is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 54 en 55.

E

Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de onderdelen b en c geletterd c en d.

2. Er wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

b. door middel van drijven, voorzover het edelherten, damherten, reeën of wilde zwijnen betreft;

3. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, is het doden van wilde zwijnen toegestaan, voorzover bepaald bij algemene maatregel van bestuur, door middel van een methode, waarbij één persoon wilde zwijnen opzettelijk verontrust met het oogmerk bedoelde dieren binnen het schootsveld van één geweerdrager te drijven opdat deze de dieren kan doden en voorzover hierbij geen hond wordt ingezet.

F

Artikel 109 vervalt.

G

Artikel 112 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met vierde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vijfde lid.

2. Er wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

3. In het tweede lid wordt «Onverminderd het bepaalde in artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering kan Onze Minister bepalen» vervangen door: Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering kan Onze Minister bepalen.

4. In het tweede lid vervalt het woord «inbeslaggenomen».

5. In het vierde lid wordt «Onder de in het eerste en tweede lid bedoelde kosten» vervangen door: Onder de in het tweede en derde lid bedoelde kosten.

6. In het vijfde lid wordt «Indien niet tot terugzending of tot invrijheidstelling in de natuurlijke leefomgeving als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid wordt besloten» vervangen door: Indien niet tot terugzending of tot invrijheidstelling in de natuurlijke leefomgeving als bedoeld in het tweede onderscheidenlijk derde lid wordt besloten.

7. In het vijfde lid wordt «bij de eigenaar, vervoerder, importeur of diens gemachtigde, bedoeld in het eerste lid» vervangen door: bij de eigenaar, vervoerder, importeur of diens gemachtigde, bedoeld in het tweede lid.

H

Artikel 115 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Gedurende een periode van twee jaar en zes maanden na inwerkingtreding van de artikelen 38 tot en met 44 van de wet is het bepaalde in artikel 39, eerste lid, onderdeel c, niet van toepassing indien een jachtexamen als erkend onder de Jachtwet met gunstig gevolg is behaald.

  • 3. Ten aanzien van degene aan wie op grond van het tweede lid een jachtakte is uitgereikt, is het bepaalde in artikel 39, eerste lid, onderdeel c, niet van toepassing.

I

Na artikel 74 wordt een nieuw artikel 74a ingevoegd, luidende:

Artikel 74a

  • 1. Het bevorderen van de stand van edelherten, damherten, reeën en wilde zwijnen door middel van bijvoeren is verboden.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien sprake is van:

    a. bijzondere weersomstandigheden of

    b. een tijdelijk natuurlijk voedseltekort en het welzijn van de dieren in het geding is.

J

Artikel 75 van de Flora- en faunawet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid wordt vervangen door:

  • 4. Vrijstellingen en ontheffingen worden tenzij uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties noodzaakt tot het verlenen van vrijstelling of ontheffing om andere redenen, slechts verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

2. Onder het vernummeren van het vijfde lid tot het zesde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Onverminderd het vierde lid, worden voor soorten genoemd in bijlage IV van de richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206), voor soorten vogels als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, en voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen beschermde inheemse dier- of plantensoorten vrijstelling of ontheffing slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat:

    a. ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten;

    b. teneinde het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal van bij die maatregel aan te wijzen soorten te vangen, te plukken of in bezit te hebben of,

    c. met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen.

K

Na artikel 75 van de Flora- en faunawet wordt een nieuw artikel 75a ingevoegd, luidende:

Artikel 75a

  • 1. Indien daartoe door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is verzocht, geschiedt de behandeling van de aanvraag om de in artikel 75, derde lid, bedoelde ontheffing, tezamen met de voorbereiding en vaststelling van het tracébesluit, bedoeld in artikel 15 van de Tracéwet.

  • 2. In de in het eerste lid bedoelde gevallen is op de behandeling van de aanvraag om de in artikel 75, derde lid, bedoelde ontheffing de in paragraaf 3.5.6 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

  • 3. Ten aanzien van het beroep tegen een met toepassing van het eerste lid verleende ontheffing zijn de artikelen 25a en 25b van de Tracéwet van toepassing.

ARTIKEL II

In artikel 26, tweede lid, onderdeel b, van de Wet wapens en munitie2 wordt «voor de jacht bestemde» vervangen door: voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde.

ARTIKEL III

In artikel 32 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren3 wordt «kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de Meststoffenwet (Stb. 1986, 598)» vervangen door: kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de Meststoffenwet en de Flora- en faunawet.

ARTIKEL IV

In artikel 6 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis4 wordt «Jachtwet (3 november 1954, Stb. 523)» vervangen door: Flora- en faunawet.

ARTIKEL V

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VI

In artikel Ia, onder 3, van de Wet op de economische delicten5 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Flora- en faunawet tussen «74, eerste lid,» en «79» ingevoegd: 74a, eerste lid,.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 april 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de drieëntwintigste mei 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1998, 402, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 april 1999, Stb. 253.

XNoot
2

Stb. 1997, 292, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 februari 2001, Stb. 191.

XNoot
3

Stb. 1992, 585, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 januari 2002, Stb. 88.

XNoot
4

Stb. 1972, 701, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.

XNoot
5

Stb. 1950, K258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 april 2002, Stb. 226.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 28 020.

Handelingen II 2001/2002, blz. 3999–4021; 4078.

Kamerstukken I 2001/2002, 28 020 (289, 289a).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 23 april 2002.

Naar boven