Besluit van 23 april 2002, houdende wijziging van het Besluit Reglement Rijnpatenten 1998 in verband met vernieuwde eisen aan de praktijkkennis en de verplichting tot het gebruik van marifoon in de binnenvaart

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 30 januari 2002, nr. HDJZ/SCH/2002-6, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 4 en 19 van de Scheepvaartverkeerswet en op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161, en 1964, 83) en de resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 31 mei 2001 (protocol 2001-I-23) met betrekking tot vernieuwde eisen inzake praktijkkennis en in het bijzonder de invoering van de verplichting tot het gebruik van marifoon in de binnenvaart;

De Raad van State gehoord (advies van 29 maart 2002, no. W09.02.0048/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 april 2002, nr. HDJZ/SCH/2002-896, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement Rijnpatenten 1998, dat is opgenomen in de bijlage bij het Besluit Reglement Rijnpatenten 19981, wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2.01 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Degene die het grote patent wil verkrijgen moet ten minste 21 jaar oud zijn en de nodige kwalificatie bezitten, alsmede een vaartijd aantonen van ten minste vier jaar als lid van een dekbemanning, waarvan aan boord van een motorschip in de binnenvaart ten minste twee jaren als matroos of matroos-motordrijver dan wel ten minste één jaar als volmatroos. De gegadigde moet tevens in het bezit zijn van een marifoonbedieningscertificaat als bedoeld in bijlage 5 van de Regionale regeling betreffende de marifoondienst in de Binnenvaart.

2. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de aangetoonde vaartijd, met een maximum van twee jaren, die op zee als lid van een dekbemanning is doorgebracht, waarbij 250 zeedagen als één jaar vaartijd gelden.

B

Artikel 2.02, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Degene die het kleine patent wil verkrijgen moet ten minste 21 jaar oud zijn en de nodige kwalificatie bezitten, alsmede een vaartijd aantonen van ten minste één jaar aan boord van een motorschip in de binnenvaart als matroos of als matroos-motordrijver. De gegadigde moet tevens in het bezit zijn van een marifoonbedieningscertificaat als bedoeld in bijlage 5 van de Regionale regeling betreffende de marifoondienst in de Binnenvaart.

C

Artikel 3.02, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Bij de aanvraag moeten worden overgelegd:

    a. een recente pasfoto;

    b. een medische verklaring als bedoeld in bijlage B2, die niet ouder dan drie maanden mag zijn. Ingeval van twijfel aan de lichamelijke en geestelijke geschiktheid kan de bevoegde autoriteit verlangen dat verklaringen van een arts of een specialist worden overgelegd; de lichamelijke en geestelijke geschiktheid kan eveneens worden aangetoond met een geldig vaarbevoegdheidsbewijs, dat door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart is erkend en waarvoor dezelfde eisen gelden als bedoeld in bijlage B1 en B2 en als bedoeld in artikel 4.01;

    c. voor zover vereist, een bewijs van de vaartijd en van de reizen op bepaalde riviergedeelten;

    d. een kopie van de identiteitskaart of het paspoort;

    e. voor zover vereist, een kopie van het marifoonbedieningscertificaat als bedoeld in bijlage 5 van de Regionale regeling betreffende de marifoondienst in de Binnenvaart.

D

Artikel 5.01, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Patenten, afgegeven overeenkomstig de voorschriften die van toepassing zijn tot aan de inwerkingtreding van dit reglement dan wel waarvan de geldigheid volgens die voorschriften is verlengd, blijven geldig met inachtneming van die voorschriften tot de eerste vernieuwing van het bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 23 april 2002

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de eenentwintigste mei 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) heeft in het protocol 2001-I-23 besloten, dat in verband met eisen aan de praktijkkennis van degene die een Rijnpatent wil verkrijgen en in het bijzonder met de invoering van de verplichting tot het gebruik van marifoon aan boord van een binnenvaartschip het Reglement Rijnpatenten 1998 dient te worden gewijzigd. Dit protocol dient op grond van de Akte van Mannheim te worden geïmplementeerd in nationale wetgeving, hetgeen er voor Nederland toe leidt, dat het Reglement Rijnpatenten 1998 moet worden aangepast.

Ter uitvoering van artikel 52 van de Scheepvaartverkeerswet werd een voorontwerp van het onderhavige besluit (met de nota van toelichting) bekendgemaakt in de Staatscourant van 22 november 2001, nr. 227. Het voorontwerp is tevens aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Er zijn geen zienswijzen ingebracht.

Om reden van door de CCR voorgeschreven internationale gelijkvormigheid van regelgeving die voortvloeit uit de Herziene Rijnvaartakte, is gekozen voor de methode om daar, waar het gaat om wijzigingen, de desbetreffende bepalingen integraal te vervangen.

2. Artikelgewijs

Artikel I

Onderdelen A, onder 1, B en C

De Regionale regeling betreffende de marifoondienst in de Binnenvaart (Overeenkomst van Bazel van 6 april 2000) is een door 15 Europese landen vastgestelde regeling, waarin, gebaseerd op artikel S6 van het Internationale Radioreglement, behorend bij het Internationale Telecommunicatieverdrag (Trb. 1993, 138), op Europees niveau afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de toelating en certificering van marifoons voor de binnenvaart. Deze landen hebben zich verplicht het gebruik van de marifoon en de daarbij behorende marifoonkanalen te harmoniseren en daarmee de veiligheid van de scheepvaart te bevorderen. Een van de hiermee verbonden verplichtingen is het bezit van een marifoonbedieningscertificaat. De CCR heeft de verplichting tot het hebben van een marifoonbedieningscertificaat bij het verkrijgen van een Rijnpatent ingevoerd, omdat op de Rijn een uitrustingsplicht met twee marifoons geldt. Het bedienen van een marifoon is niet toegestaan zonder het in bezit hebben van een bedieningscertificaat. De verplichting komt overeen met die uit het Reglement radarpatenten.

In onderdeel C (artikel 3.02, tweede lid, onderdeel b,) is toegevoegd de mogelijkheid van het overleggen van een geldig door de CCR erkend vaarbevoegdheidsbewijs. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 23, derde lid, onderdeel c, van de Binnenschepenwet.

Onderdeel A, onder 2

Met de uitbreiding van de toe te rekenen vaartijd op zee van één jaar naar twee jaren wordt aangesloten bij hoofdstuk 23 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995, waar bij het toerekenen van de vaartijd op zee voor de functie van matroos eveneens maximaal twee jaar wordt meegerekend.

Onderdeel D

Artikel 5.01, eerste lid, is gewijzigd, omdat de bestaande tekst voor een andere uitleg vatbaar bleek te zijn dan de bedoeling was. De voorgestelde tekst sluit twijfel omtrent de uitleg uit.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1997, 475, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 maart 2001, Stb.171.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven