Besluit van 1 mei 2002, houdende vaststelling van
het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging
van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Stb. 346) en het
tijdstip waarop de artikelen 1.2a, tweede lid, 8.13a, tweede lid, en 22.2a
van de Wet milieubeheer vervallen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 26 april 2002, nr. MJZ2002035769, Centrale Directie Juridische
Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op artikel XIX van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging
van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Stb. 346) en artikel
22.2a van de Wet milieubeheer;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
De wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur
beheer afvalstoffen) (Stb. 346) treedt in werking met ingang van 8 mei 2002,
met uitzondering van artikel I, onderdelen Q, onder 1, en W voorzover het
betreft de artikelen 10.38, derde lid, en 10.55.
Artikel 2
De artikelen 1.2a, tweede lid, 8.13a, tweede lid, de aanduiding «1.»
voor het eerste lid van die artikelen, en artikel 22.2a van de Wet milieubeheer
vervallen op 8 mei 2002.
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 1 mei 2002
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
Uitgegeven de zevende mei 2002
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel 1
De wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur
beheer afvalstoffen) is op 24 juli 2001 in het Staatsblad gepubliceerd (Stb.
346). Het onderhavige besluit bepaalt dat deze wet op 8 mei 2002 in werking
treedt. Bij het bepalen van de datum van inwerkingtreding is onder meer rekening
gehouden met het feit dat de wet het kader biedt voor de implementatie van
de Europese afvalstoffenlijst en de richtlijn nr. 2000/53/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende
autowrakken (PbEG L 269). Tegelijk met de wet zal de uitvoeringsregelgeving
inzake de Europese afvalstoffenlijst alsmede een aanpassingsbesluit en -regeling
in werking treden. Voor een meer uitgebreide beschrijving van de invoering
van de wet wordt verwezen naar de circulaire van 27 maart 2002 (Stcrt. 65).
Een drietal onderdelen treedt vooralsnog niet in werking. Ten eerste betreft
dat de wijziging van artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer (artikel
I, onderdeel Q, onder 1). In dat artikel wordt de term «op of in de
bodem te brengen» vervangen door «te storten of te verbranden».
Door die wijziging zou de reikwijdte van artikel 10.2 worden beperkt tot de
gevallen, waarin afvalstoffen definitief op of
in de bodem worden gebracht. Uit oogpunt van de bescherming van het milieu
is het echter gewenst dat artikel 10.2, evenals nu het geval is, ook toeziet
op het tijdelijk op of in de bodem brengen van
afvalstoffen. Om die reden treedt de wijziging van artikel 10.2, eerste lid,
niet in werking en zal via een wetswijziging worden bewerkstelligd dat «op
of in de bodem te brengen» wordt vervangen door «te storten, anderszins
op of in de bodem te brengen of te verbranden».
Voorts treden de nieuwe artikelen 10.38, derde lid, en 10.55 van de Wet
milieubeheer nog niet in werking (artikel I, onderdeel W). Het derde lid van
10.38 bevat een meldingsplicht voor de secundaire ontdoener. Dit lid kan pas
in werking treden wanneer de nieuwe uitvoeringregelgeving inzake de melding
van afvalstoffen gereed is. Naar verwachting zal dat niet eerder dan medio
2003 het geval zijn. Artikel 10.55 bevat een registratieplicht voor vervoerders,
handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen. Het artikel zal in werking treden
wanneer de instantie voor de registratie van operationeel is. Naar verwachting
zal dat per 1 januari 2003 het geval zijn.
Artikel 2
Artikel 22.2a van de Wet milieubeheer bepaalt dat bij koninklijk besluit
het tijdstip wordt vastgesteld waarop de artikelen 1.2a en 8.13a in werking
treden, alsmede wanneer het tweede lid van die artikelen vervalt. Voorts bepaalt
artikel 22.2a dat bij koninklijk besluit het tijdstip wordt vastgesteld waarop
dit artikel zelf vervalt.
Op 1 januari 2000 zijn de artikelen 1.2a en 8.13a van de Wet milieubeheer
in werking getreden (Stb. 1999, 521). Deze artikelen bevatten een verbod om
bij provinciale milieuverordening of door middel van vergunningvoorschriften
uit te sluiten dat afvalstoffen naar of uit de provincie worden gebracht.
Het tweede lid van deze artikelen geeft de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de bevoegdheid om enkele categorieën
van gevallen van deze verboden uit te sluiten. Het gaat om gevallen waarin
afvalstoffen worden gestort.
In de Regeling provinciegrensoverschrijdend vervoer van afvalstoffen (Stcrt.
1999, 246) zijn te storten niet-brandbare afvalstoffen van de bovengenoemde
verboden uitgezonderd. Voor deze afvalstoffen bleven de provinciegrenzen na
1 januari 2000 feitelijk gesloten. Inmiddels is gebleken, dat er geen onoplosbare
knelpunten zullen ontstaan bij opheffing van de provinciegrenzen voor te storten
niet-brandbare afvalstoffen. Zoals door de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tijdens de kamerbehandeling van de wijziging
van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Handelingen II 2000–2001,
blz. 7-376) is aangekondigd, zullen de provinciegrenzen voor te storten niet-brandbaar
afval daarom tegelijk met de inwerkingtreding van die wet worden opgeheven.
Nu er geen behoefte meer is aan de uitzonderingsmogelijkheden die zijn
opgenomen in het tweede lid van de artikelen 1.2a en 8.13a van de Wet milieubeheer,
kunnen deze leden komen te vervallen. Daardoor vervalt tevens de op deze artikelen
berustende Regeling provinciegrensoverschrijdend vervoer van afvalstoffen.
Na het vervallen van de artikelen 1.2a en 8.13a heeft artikel 22.2a van de
Wet milieubeheer feitelijk geen betekenis meer. Het onderhavige besluit bepaalt
daarom dat het op 8 mei 2002 vervalt.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk