Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatsblad 2002, 201 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatsblad 2002, 201 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter ontmoediging van het roken, vooral onder minderjarigen, en ter bescherming van de niet-roker noodzakelijk is de Tabakswet aan te scherpen, alsmede dat het wenselijk is om overtredingen van bepaalde voorschriften bij of krachtens die wet gesteld, niet alleen op strafrechtelijke wijze maar tevens op bestuursrechtelijke wijze te kunnen afdoen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Tabakswet1 wordt als volgt gewijzigd:
In de gehele wet wordt «tabaksprodukten» telkens vervangen door: tabaksproducten, en wordt «produkten» telkens vervangen door: producten.
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, de volgende definitiebepalingen toegevoegd:
c. bijlage: de bijlage bij deze wet;
d. overtreding: een handeling als omschreven in de bijlage, welke in strijd is met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, 5, 5a, 7, 8, 9, 10, 11, 11a of 18;
e. boete: de bestuurlijke sanctie bestaande in de verplichting aan de staat een bepaalde geldsom te betalen.
f. reclame: elke handeling in de economische sfeer met als doel de verkoop van tabaksproducten te bevorderen en elke vorm van commerciële mededeling die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van een tabaksproduct tot doel dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft, met inbegrip van reclame waarmee, zonder het tabaksproduct rechtstreeks te noemen, wordt getracht het reclameverbod te omzeilen door gebruik te maken van een naam, merk, symbool of enig ander onderscheidend teken van een tabaksproduct;
g. sponsoring: elke openbare of particuliere economische bijdrage aan een activiteit of evenement, die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van een tabaksproduct tot doel dan wel tot gevolg heeft;
h. tabaksverkooppunt: iedere plaats waar tabaksproducten aanwezig zijn voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken;
i. tabaksspeciaalzaak: een inrichting, zijnde een winkel of een onderdeel daarvan, met een afsluitbare eigen toegang, waarin een totaal assortiment aan tabaksproducten van ten minste 90 merkenversies aanwezig is voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken en:
1°. met een verkoopvloeroppervlakte van minimaal 10 m2, of,
2°. met een verkoopvloeroppervlakte van minder dan 10 m2, die reeds voor 1 januari 2001 als tabakszaak stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Artikel 5 wordt vervangen door vier artikelen, luidende:
1. Onverminderd artikel 4 is elke vorm van reclame en sponsoring verboden.
2. Het eerste lid geldt niet, indien een naam die reeds te goeder trouw wordt gebruikt voor zowel tabaksproducten als andere producten of diensten welke door een zelfde onderneming of door verschillende ondernemingen in de handel zijn gebracht of worden aangeboden, voor reclame voor die andere producten of diensten wordt gebruikt en die naam gebruikt wordt in een duidelijk andere presentatievorm dan die waarin hij voor het tabaksproduct wordt gebruikt, met uitsluiting van enig ander onderscheidend teken dat reeds voor een tabaksproduct gebruikt wordt.
3. Het eerste lid geldt evenmin voor:
a. mededelingen die uitsluitend voor de bedrijfstak van de handel in tabaksproducten bestemd zijn;
b. de reguliere presentatie van te koop aangeboden tabaksproducten door middel van het tonen daarvan in een gesloten verpakking tegen een neutrale achtergrond en de normale prijsaanduiding daarvan in tabaksverkooppunten, met dien verstande dat de verpakkingseis niet geldt voor sigaren, pijptabak en pruimtabak in een tabaksspeciaalzaak;
c. uitsluitend voor de koper van tabaksproducten bestemde reclame in een tabaksspeciaalzaak of aan de voorgevel daarvan, dan wel in een met een afsluitbare eigen toegang duidelijk afgescheiden tabaksverkooppunt in een levensmiddelenzaak of een warenhuis, mits de reclame niet op minderjarigen is gericht en:
1°. aan de voorgevel van een tabaksspeciaalzaak in totaal niet meer dan 2 m2 beslaat;
2°. voor zover aanwezig in een afgescheiden tabaksverkooppunt in een levensmiddelenzaak of een warenhuis alleen is bevestigd aan, op, in of tegen het gedeelte van de besloten ruimte dat bestemd is voor de presentatie van tabaksproducten en uitsluitend is gericht op personen die in het tabaksverkooppunt zelve aanwezig zijn;
3°. voldoet aan de bij ministeriële regeling te stellen voorschriften;
d. de verkoop van buiten Nederland uitgegeven en gedrukte publicaties met reclame voor tabaksproducten, mits die publicaties niet hoofdzakelijk voor de nationale markt bestemd zijn.
4. Iedere uitreiking om niet of tegen een symbolische vergoeding, die het aanprijzen van een tabaksproduct ten doel of tot rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg heeft, is verboden.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het bijzonder voor minderjarigen bestemde goederen en diensten worden aangewezen, die niet bedrijfsmatig mogen worden verstrekt in tabaksspeciaalzaken en in afgescheiden tabaksverkooppunten in levensmiddelenzaken en warenhuizen, indien daar reclame voor tabaksproducten wordt gemaakt.
1. Het is verboden voor een tabaksproduct een naam, een merk, een symbool of enig ander onderscheidend teken van een ander product of van een andere dienst te gebruiken, tenzij dit tabaksproduct reeds vóór de datum van inwerkingtreding van het in artikel 5, eerste lid, bedoelde verbod onder die naam, dat merk of symbool, dan wel met dat onderscheidende teken, in de handel was.
2. Het is verboden voor producten of diensten, die na de datum van inwerkingtreding van het in artikel 5, eerste lid, bedoelde verbod op de markt worden gebracht, een naam, merk, symbool of een ander onderscheidend teken te gebruiken dat eerder al voor een tabaksproduct werd gebruikt, tenzij de naam, het merk, het symbool of het andere onderscheidende teken van het product of de dienst in een duidelijk andere vorm dan die van het tabaksproduct wordt gepresenteerd.
1. Op vordering van een rechtspersoon als bedoeld in het derde lid kan reclame of sponsoring, die in strijd is met het bepaalde in de artikelen 5 of 5a, onrechtmatig worden verklaard.
2. De vordering kan worden ingesteld tegen degene die verantwoordelijk is voor de reclame of sponsoring.
3. De vordering komt toe aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, die tot doel hebben de preventie van roken, het stoppen met roken of de behartiging van de belangen van jongeren, consumenten of niet-rokers.
4. De eiser is niet ontvankelijk, indien niet blijkt dat hij, alvorens de vordering in te stellen, de verantwoordelijke de gelegenheid heeft geboden om de reclame of de sponsoring te verwijderen, dan wel, als artikel 5, derde lid, van toepassing is, de reclame of sponsoring zodanig te wijzigen dat de bezwaren die grond voor de vordering zouden opleveren, zijn weggenomen. Een termijn van twee weken na schriftelijke kennisgeving van de bezwaren is daartoe in elk geval voldoende.
1. De rechtbank te Rotterdam is bij uitsluiting bevoegd tot kennisneming van vorderingen als bedoeld in artikel 5b.
2. De in artikel 5b bedoelde rechtspersonen hebben de bevoegdheden, geregeld in de artikelen 285 en 376 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; artikel 379 van dat wetboek is niet van toepassing.
3. Op vordering van de eiser kan aan de uitspraak worden verbonden:
a. een verbod van de reclame of de sponsoring;
b. een gebod tot het verwijderen of doen verwijderen, dan wel tot het wijzigen of doen wijzigen, van de reclame of de sponsoring;
c. een veroordeling tot het openbaar maken of laten openbaar maken van de uitspraak, zulks op door de rechter te bepalen wijze en op kosten van de door de rechter aan te geven partij of partijen.
4. De rechter kan in zijn uitspraak aangeven op welke wijze de inbreuk op artikel 5 of 5a wordt weggenomen.
5. Geschillen ter zake van de tenuitvoerlegging van de in het derde lid bedoelde veroordelingen, alsmede van de veroordeling tot betaling van een dwangsom, zo deze is opgelegd, worden bij uitsluiting door de rechtbank te Rotterdam beslist.
De artikelen 6, 7 en 8, het opschrift van § 4 en artikel 9 worden vervangen door:
In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroep tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
1. Het is verboden in de instellingen, diensten en bedrijven, die door de Staat of andere openbare lichamen worden beheerd, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben. Het verbod geldt niet in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
2. Het is verboden in inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, voor zover die inrichtingen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.
3. Het is verboden in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van bedrijven en organisaties bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.
1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Onder verstrekken wordt eveneens begrepen het verstrekken van een tabaksproduct aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, welk tabaksproduct echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt.
2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, blijft achterwege, indien het een persoon betreft die onmiskenbaar de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. De vaststelling geschiedt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, dan wel een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen document.
3. Op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren plegen te worden verstrekt, dient duidelijk zichtbaar en goed leesbaar te worden aangegeven dat aan personen jonger dan 16 jaar geen tabaksproducten worden verstrekt. Onze Minister kan daaromtrent nadere regels stellen en een model voorschrijven.
1. Het is verboden bedrijfsmatig tabaksproducten gratis aan particulieren uit te reiken, toe te zenden of op enigerlei andere wijze beschikbaar te stellen.
2. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sigaretten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben anders dan in een gesloten verpakking, die niet zonder kenbare beschadiging kan worden geopend.
3. Het is verboden sigaretten in een verpakking van minder dan negentien stuks, behoudens uitzonderingen bij ministeriële regeling, in de handel te brengen of daartoe aanwezig te hebben.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen methoden voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van tabaksproducten aan particulieren zonder ter hand stelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon worden verboden. Op het verbod kunnen, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur gestelde regelen, beperkingen worden aangebracht.
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «zonder dat daarbij hinder van het gebruik van tabaksprodukten wordt ondervonden» vervangen door: zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.
2. In het tweede lid wordt:
– na «het instellen» ingevoegd: , aanduiden;
– «verbod tabaksprodukten te gebruiken» vervangen door: rookverbod.
In artikel 11, eerste lid, wordt:
– twee maal voor «inrichtingen» ingevoegd: gebouwen of;
– na «gezondheidszorg,» ingevoegd: welzijn,;
– voor «sport» ingevoegd: kunst en cultuur,.
Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Werkgevers zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden.
2. Exploitanten van middelen voor personenvervoer zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat passagiers in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.
3. Nederlandse luchtvaartmaatschappijen zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat passagiers aan boord van hun vliegtuigen tijdens het gebruik voor de burgerluchtvaart op vluchten van en naar op Nederlands grondgebied gelegen luchthavens in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.
4. Diegenen die – anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 of 11 – het beheer hebben over voor het publiek toegankelijke gebouwen, voor zover die gebouwen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, zijn verplicht tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen op de in dit artikel bedoelde verplichtingen beperkingen worden aangebracht. Zo kan worden bepaald dat de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, niet gelden voor bij die maatregel aangewezen:
a. categorieën van werkgevers;
b. ruimten in gebouwen;
c. andere plaatsen waar werkzaamheden worden verricht.
Daarbij kunnen nadere regels worden gesteld.
Na het nieuwe artikel 11a wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Ter zake van de in de bijlage omschreven overtredingen kan Onze Minister een boete opleggen aan de natuurlijke of rechtspersoon aan welke de overtreding kan worden toegerekend.
2. De hoogte van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste:
a. f 1 000 000,– bedraagt wegens overtreding van artikel 5 of 5a, indien die overtreding is begaan door een fabrikant, groothandel of importeur van tabaksproducten;
b. f 10 000,– bedraagt in andere dan de onder a bedoelde gevallen.
3. Onze Minister kan de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog moet worden geacht.
4. De werkzaamheden in verband met de uitvoering van het eerste lid worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van het in artikel 11f bedoelde rapport en het daaraan voorafgaande onderzoek.
5. De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt, indien ter zake van de overtreding op grond waarvan de boete kan worden opgelegd een strafvervolging tegen de overtreder is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
6. In afwijking van het eerste lid kan de overtreding niet met een boete worden afgedaan, indien de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economische voordeel.
7. Het recht tot strafvervolging vervalt indien Onze Minister reeds een boete heeft opgelegd.
1. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan de bijlage worden gewijzigd.
3. Een krachtens het tweede lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
4. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.
Degene jegens wie een handeling is verricht, waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
1. Indien Onze Minister voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de persoon, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stelt Onze Minister de persoon in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.
3. Onze Minister kan toepassing van het tweede lid achterwege laten voor zover de persoon reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.
4. Indien de persoon zijn zienswijze mondeling naar voren wil brengen en de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt Onze Minister op zijn verzoek zorg voor benoeming van een tolk die hem kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.
1. Indien een krachtens artikel 13 aangewezen ambtenaar vaststelt dat een in de bijlage omschreven overtreding is begaan, maakt hij daarvan een rapport op.
2. Het rapport vermeldt in ieder geval:
a. de overtreding, onder verwijzing naar het desbetreffende wettelijke voorschrift en de omschrijving in de bijlage;
b. een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is begaan;
c. de feiten en omstandigheden op grond waarvan is vastgesteld dat een overtreding is begaan;
d. de verklaring van degene als bedoeld in artikel 11d, indien afgelegd.
3. Het rapport wordt toegezonden aan Onze Minister.
4. Een afschrift van het rapport wordt toegezonden of uitgereikt aan de overtreder.
5. Op verzoek van de persoon, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, die het rapport wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt Onze Minister er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van het rapport aan die persoon wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
1. Onze Minister legt de boete op bij beschikking.
2. De beschikking vermeldt in elk geval:
a. de overtreding, onder verwijzing naar het desbetreffende wettelijke voorschrift en de omschrijving in de bijlage;
b. de in artikel 11f, tweede lid, onder b en c, bedoelde gegevens;
c. de hoogte van de boete en de termijn waarbinnen zij moet worden betaald.
3. Op verzoek van de persoon, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, die de beschikking wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt Onze Minister er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van de beschikking aan die persoon wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 11g wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt na verloop van drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
2. Een beschikking tot oplegging van een boete stuit de in het eerste lid genoemde termijn.
1. Een boete wordt betaald binnen zes weken na inwerkingtreding van de beschikking waarbij de boete is opgelegd.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken.
3. Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene aan wie de boete is opgelegd schriftelijk bevolen binnen twee weken het bedrag van de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen.
4. Bij gebreke van betaling binnen de in het derde lid genoemde termijn, kan Onze Minister de verschuldigde boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete verschuldigd is, bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering.
6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de Staat.
7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of voor een te hoog bedrag is vastgesteld.
9. De bevoegdheid tot invordering vervalt twee jaar nadat de beschikking inzake oplegging van de boete onherroepelijk is geworden.
Artikel 12 komt te luiden:
Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Aan artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten2 wordt in de opsomming van de artikelen bij de Tabakswet de zinsnede «5 en 9» vervangen door: 5, 5a, 7, 8, 9, 10, 11, 11a en 18.
Ten aanzien van overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Tabakswet, die een economisch delict opleveren en die zijn begaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 11c van de Tabakswet, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.
Aan de bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie3 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
5. Tabakswet.
1. Het verbod bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet geldt ten aanzien van sponsoring en de bestaande sponsoring van op mondiaal niveau georganiseerde evenementen of activiteiten eerst met ingang van 31 juli 2002 en ten aanzien van de geschreven pers eerst met ingang van 1 januari 2003.
2. Onze Minister kan aan een organisator van een auto- of motorrace in het kader van bestaande, op mondiaal niveau georganiseerde, evenementen of activiteiten, die voor 10 april 1999 schriftelijk een contractuele verplichting is aangegaan, welke onder het verbod bedoeld in artikel 5,eerste lid, van de Tabakswet valt, ontheffing verlenen van dat verbod tot een daarbij aan te geven tijdstip, doch uiterlijk tot en met 2006, en onder daarbij te stellen voorschriften en beperkingen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
Uitgegeven de zevende mei 2002
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Bijlage als bedoeld in artikel 11b inzake bestuurlijke boeten, bevattende de tarieven voor overtredingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel d.
De tarieven zijn ingedeeld in drie categorieën, te weten A, B en C.
Onder categorie A vallen de bepalingen die door de fabrikanten, groothandelaren en importeurs van tabaksproducten, alsmede de eigenaren en exploitanten van tabaksautomaten, in acht genomen dienen te worden ten aanzien van reclame, gratis uitreiking, kleinverpakking en een eventueel automatenverbod. Er moet van worden uitgegaan dat dergelijke verboden en beperkingen binnen de branche zéér goed bekend zijn en aan overtredingen een bewust handelen ten grondslag ligt met als doel gewin te behalen. Geconstateerde overtredingen door, namens of in opdracht van de fabrikanten, groothandelaren en importeurs van tabaksproducten, alsmede door, namens of in opdracht van de eigenaren en exploitanten van tabaksautomaten, leiden dientengevolge steeds tot het opleggen van de maximumboete van f 10 000.
Onder categorie B vallen de overtredingen die betrekking hebben op reclame in of aan een inrichting, het (willen) verstrekken van tabaksproducten op plaatsen waar dit verboden is (verkoopverbod) en het niet in acht nemen van de voorschriften ter voorkoming dat aan te jeugdigen wordt verstrekt (leeftijdsgrens). Geconstateerde overtredingen leiden tot een boete van f 1000, bij herhaling binnen 1 jaar tot een boete van f 3000, bij een tweede herhaling binnen 3 jaar na de eerste overtreding tot een boete van f 5000 en bij een derde herhaling binnen 5 jaar na de eerste overtreding tot een boete van f 10 000.
Onder categorie C vallen de overtredingen die begaan worden door de verantwoordelijken die moeten voorkomen dat derden van roken overlast of hinder ondervinden en daarbij tekortschieten in het treffen van maatregelen en het toezien op de naleving daarvan (rookverbod), alsmede de restgroep ingevolge artikel 18 van de wet. Geconstateerde overtredingen leiden tot een boete van f 750, bij herhaling binnen 1 jaar tot een boete van f 1500, bij een tweede herhaling binnen 3 jaar na de eerste overtreding tot een boete van f 3000 en bij een derde herhaling binnen 5 jaar na de eerste overtreding tot een boete van f 6000.
Artikel 4, eerste lid: overtreden van het verbod op reclameboodschappen voor tabaksproducten in radio- en televisieprogramma's.
Artikel 5, zevende lid:
– het zich niet houden aan een bij algemene maatregel van bestuur gestelde beperking aan de reclame voor tabaksproducten;
– overtreden van een bij algemene maatregel van bestuur gesteld verbod op buitenreclame;
– overtreden van een bij algemene maatregel van bestuur gesteld verbod op reclame voor een bepaald tabaksproduct.
Artikel 9, eerste lid: overtreden van het verbod om bedrijfsmatig tabaksproducten gratis aan particulieren uit te reiken, toe te zenden, of op enigerlei andere wijze beschikbaar te stellen.
Artikel 9, derde lid: overtreden van het verbod om sigaretten in een verpakking van minder dan negentien stuks in de handel te brengen of daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 9, vierde lid: overtreding van het verbod om bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken zonder terhandstelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon volgens daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen methoden.
Artikel 5, zevende lid: het zich niet houden aan een bij algemene maatregel van bestuur gestelde beperking aan de reclame voor tabaksproducten in of aan een inrichting die (mede) gebruikt wordt voor het bedrijfsmatig aan particulieren verstrekken van tabaksproducten.
Artikel 7, eerste lid: overtreden van het verbod om in de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat of andere openbare lichamen worden beheerd, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.
Artikel 7, tweede lid: overtreden van het verbod om in inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, voor zover die inrichtingen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.
Artikel 7, derde lid: overtreden van het verbod om in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van bedrijven en organisaties bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.
Artikel 8, eerste lid: overtreden van het verbod om bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt.
Artikel 8, derde lid: het nalaten om op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren plegen te worden verstrekt, duidelijk zichtbaar en goed leesbaar aan te geven dat aan personen jonger dan 16 jaar geen tabaksproducten worden verstrekt of het niet in acht nemen van de hieromtrent door Onze Minister nader gestelde regels of voorgeschreven model.
Artikel 9, tweede lid: overtreden van het verbod om bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben anders dan in een gesloten verpakking, die niet zonder kenbare beschadiging kan worden geopend.
Artikel 10, eerste lid: het door bevoegde organen voor de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd, nalaten van het treffen van zodanige maatregelen dat van de geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en daarin werkzaamheden kunnen worden verricht zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.
Artikel 11, eerste lid: het door degenen – niet zijnde het bevoegd orgaan voor instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd – die het beheer hebben over gebouwen of inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, nalaten van het treffen van zodanige maatregelen dat van de geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en daarin werkzaamheden kunnen worden verricht zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.
Artikel 11a, eerste lid: voorzover ingevolge artikel 11a, vijfde lid, geen ontheffing is verleend, het nalaten van de werkgever zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden.
Artikel 11a, tweede lid: voorzover ingevolge artikel 11a, vijfde lid, geen ontheffing is verleend, het nalaten van exploitanten van middelen van personenvervoer zodanige maatregelen te treffen dat passagiers in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.
Artikel 11a, derde lid: voorzover ingevolge artikel 11a, vijfde lid, geen ontheffing is verleend, het nalaten van luchtvaartmaatschappijen zodanige maatregelen te treffen dat passagiers aan boord van hun vliegtuigen tijdens het gebruik voor de burgerluchtvaart op vluchten van en naar op Nederlands grondgebied gelegen luchthavens in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.
Artikel 11a, vierde lid: indien een algemene maatregel van bestuur daartoe verplicht, en rekening houdende met de bij de maatregel gestelde beperkingen op de verplichting, het nalaten van diegenen – niet hebbende een hoedanigheid als bedoeld in artikel 1, 10 of 11 – die het beheer hebben over voor het publiek toegankelijke gebouwen voor zover die gebouwen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.
Artikel 18: overtreding van niet-geïncorporeerde verdragsbepalingen.
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 2000/2001, 2001/2002, 26 472.
Handelingen II 2000/2001, blz. 5175–5208; 5210–5238; 5258–5260.
Kamerstukken I 2000/2001, 26 472 (304); 2001/2002, 26 472 (59, 59a, 59b, 59c, 59d, 59e).
Handelingen I 2001/2002, blz. 1236–1275, zie vergadering d.d. 16 april 2002.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2002-201.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.