Besluit van 25 oktober 2001 tot aanpassing van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren en enige andere besluiten aan de Wet van 16 maart 2000, houdende vervanging van hoofdstuk IV van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 2000, 135)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 22 februari 2001, nr. CDJZ/WVW/9, Centrale Directie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 2a, eerste en tweede lid, 2b, 2c, tweede lid, 2d, 23, veertiende lid, en 28, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, 9, eerste lid, en 126a van de Waterschapswet en artikel 5, tweede lid, van de Waterstaatswet 1900;

De Raad van State gehoord (advies van 1 juni 2001, nr. WO9.01.0114/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 17 oktober 2001, nr. CDJZ/WVW/2001/1261, Centrale Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2 komt te luiden:

a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. de Wet: de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

c. rijkswateren: de in artikel 1 bedoelde oppervlaktewateren;

d. de volle zee: het gedeelte van de volle zee, bedoeld in artikel 1, onder b;

e. hoofdingenieur-directeur: de hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat, onder wie de wateren ressorteren;

f. vergunning: een vergunning, als bedoeld in artikel 1, eerste, derde of vierde lid, van de Wet.

B. Artikel 3 komt te luiden:

Bij dit besluit behoort de volgende bijlage;

Bijlage I: voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening.

C. De artikelen 10a tot en met 12 vervallen.

D. Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «voor bedrijven of bedrijfsonderdelen» vervangen door: voor bedrijfsruimten of onderdelen van een bedrijfsruimte.

2. Het zevende lid vervalt.

3. De aanhef van het achtste lid komt te luiden: Het hoofd beslist op de aanvraag, bedoeld in artikel 20, vierde lid van de Wet, bij voor bezwaar vatbare beschikking. In zijn beschikking geeft het hoofd in ieder geval voorschriften met betrekking tot:

4. In het achtste lid, onderdeel c, vervalt de zinsnede «het gemiddelde aantal inwoner-equivalenten en»

E. Artikel 15 vervalt.

F. Artikel 15a komt te luiden:

Indien het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik wordt berekend op basis van artikel 22 van de Wet dient de heffingplichtige een administratie te voeren zodanig dat daaruit de gegevens met betrekking tot de hoeveelheid ingenomen water duidelijk blijken.

G. De artikelen 15b en 15c vervallen.

H. Artikel 15d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder a, wordt de zinsnede «met de stoffen, genoemd in artikel 10b» vervangen door: met de stoffen arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink.

2. In het derde lid wordt «het aantal vervuilingseenheden» telkens vervangen door: het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot de stoffen arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink.

I. De artikelen 19 tot en met 23 vervallen.

J. Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. Bijlage I, onder A, paragraaf 4.2 komt te luiden:

4.2. Conservering en maximale bewaartermijn

De monsters uit het etmaalverzamelmonster dienen tot en met het einde van de bewaartermijn geconserveerd te worden op de wijze zoals is aangegeven in tabel A. Als een monster uit het etmaalverzamelmonster wordt ingevroren of chemisch geconserveerd moet dit binnen 4 uur na afloop van het etmaal geschieden. De eventuele voorschriften met betrekking tot chemische conservering gelden in aanvulling op de voorschriften met betrekking tot de conserveringstemperatuur gedurende de bewaartermijn.

In tabel A zijn tevens de maximale bewaartermijnen opgenomen die gelden voor de onderscheidenlijke uit te voeren analyses. De voorbehandeling ten behoeve van een analyse moet derhalve na het einde van het etmaal aanvangen, binnen de maximale bewaartermijn die bij de desbetreffende analyse in tabel A is vermeld. De voorbehandeling van het monster ten behoeve van de analyse, waaronder ondermeer wordt begrepen het ontdooien van bevroren monsters, moet op een wijze en binnen een zodanige termijn worden uitgevoerd dat daardoor de representativiteit van het monster niet wordt verstoord. Een monster dat op één van de in tabel A aangegeven wijzen chemisch is geconserveerd wordt niet gebruikt voor één van de in tabel A opgenomen wijzen van analyse, waarvoor op basis van tabel A geen of andere voorschriften op het vlak van de chemische conservering gelden.

Tabel A

Analyse op:methode van conserverenTemperatuur [T] van het monster tot het einde van de bewaartermijn, in °CMaximale bewaartermijn
Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) < 50 mg/lkoelen0< T £424 uur
 koelen0< T ≤424 uur
Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) 50 mg/lkoelen0< T ≤424 uur
 invriezenT≤ – 1872 uur
Chemisch zuurstofverbruik (CZV)koelen0< T ≤448 uur
 aanzuren met geconcentreerd H2SO4 (18 M) tot pH <20< T ≤45 dagen
 invriezenT≤ – 185 dagen
Kjeldahlstikstof (N-Kj)koelen0< T ≤448 uur
 aanzuren met geconcentreerd H2SO4 (18 M) tot pH <20< T ≤45 dagen
 invriezenT≤ – 185 dagen
cadmium, arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zinkaanzuren met HNO3 (15 M) tot pH <20< T ≤41 maand
kwik (Hg)aanzuren met HNO3 (15 M) tot pH <2 en minimaal 0,5 g K2Cr2O7 per liter toevoegen0< T ≤41 maand

Het biochemisch zuurstofverbruik is weliswaar geen heffingsparameter voor de verontreinigingsheffing rijkswateren, maar wordt aangewend bij toepassing van berekeningsvoorschrift II van Onderdeel C van deze bijlage. Op grond van dit berekeningsvoorschrift moet de methode van het biochemisch zuurstofverbruik worden toegepast voor de bepaling van het percentage chemisch zuurstofverbruik van de biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen.

2. Bijlage I, onderdelen B en C, komt te luiden:

B Analysevoorschriften

Paragraaf 1 Algemeen

De analyses worden uitgevoerd in het representatieve monster, dat is verkregen op de in onderdeel A van deze bijlage vermelde wijze. Het onderzoek wordt in het water als zodanig uitgevoerd, dus zonder dat daaruit bezinkbare of opdrijvende bestanddelen zijn verwijderd. Er is in dit onderdeel verwezen naar normbladen, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut. De publikatie van de normbladen wordt aangekondigd in de Nederlandse Staatscourant. Een wijziging in een normblad wordt eerst van kracht op 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de bekendmaking van de wijziging in de Nederlandse Staatscourant heeft plaatsgevonden.

De in tabel B en in tabel C vermelde bepalingsgrenzen zijn de concentraties van de desbetreffende stoffen die bij de analyse tenminste aangetoond moeten kunnen worden.

Paragraaf 2 Analyse

De analyse van het monster moet geschieden op de wijze, zoals is aangegeven in tabel B.

Tabel B

AnalysevolgensNormbladbepalingsgrens
parameter/stofontsluitingMetingμg/l
chemisch zuurstofverbruik NEN 6633 
som ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof NEN-ISO 5663 (EN 25 663) of NEN 6646 
biochemisch zuurstofverbruik NEN-EN 1899–1 
arseenNEN-EN-ISO 11 969NEN-EN-ISO 11 9691,5
cadmiumNEN 6465NEN 6452 of NEN 642615,00
chroomNEN 6465NEN 6448 of NEN 6426100,00
koperNEN 6465NEN 6451 of NEN 642635,00
kwikNEN 6449   
 NEN-EN 1483NEN 6449 of 
  NEN-EN 14830,25
loodNEN 6465NEN 6453 of NEN 6426125,00
nikkelNEN 6465NEN 6456 of NEN 6426100,00
zinkNEN 6465NEN 6443 of NEN 642635,00

Indien het chloridegehalte en het metaalgehalte van het afvalwater hoger is dan 10 g/l onderscheidenlijk kleiner is dan 0,1 mg/l, geldt met betrekking tot de stoffen cadmium, koper, lood, nikkel en zink het volgende:

Het monster dat gebruikt wordt voor de analyse op de stoffen cadmium, koper, lood, nikkel en zink moet door filtratie gesplitst worden waarna het filtraat geëxtraheerd moet worden volgens ISO 8288-C en het residu gedestrueerd moet worden volgens normblad NEN 6447.

De verdere analyse van het filtraat en het residu dient te geschieden op de in tabel B aangegeven wijze. Het aantal gewichtseenheden van de onderscheidenlijke metalen in het monster wordt berekend door sommatie van de analyseresultaten van het filtraat en het residu, rekening houdende met onderlinge gewichtshoeveelheden. Indien de met behulp van analyse gevonden concentratie van de stoffen arseen, kwik en zink geringer is dan de in tabel B bij de desbetreffende analyse vermelde bepalingsgrens, wordt het aantal gewichtseenheden van die stof onderscheidenlijk van die stoffen voor de berekening van de vervuilingswaarde op nihil gesteld. Het bovenstaande geldt ook met betrekking tot de concentratie van de stof cadmium, chroom, koper, lood of nikkel indien het afvalwater een soortelijke geleiding heeft van 1500 mS/cm of groter of een zwevend stofgehalte van 100 μg/l of hoger heeft.

Indien de concentratie voor één of meer van de stoffen cadmium, chroom, koper, lood en nikkel in het afvalwater, geringer is dan de in tabel b genoemde bepalingsgrens onderscheidenlijk bepalingsgrenzen en het afvalwater een soortelijke geleiding heeft van kleiner dan 1500 μS/cm en een zwevend stofgehalte van kleiner dan 100 mg/l, dient de analyse op die stof met betrekking tot de meting te geschieden volgens het in tabel C bij desbetreffende analyse genoemd normblad. De analysevoorschriften met betrekking tot de ontsluiting van tabel B blijven in het bovengenoemd geval van toepassing. Indien de met behulp van analyse, op de wijze zoals is aangegeven in tabel C, gevonden concentratie van de stof onderscheidenlijk van die stoffen, geringer is dan de in tabel C bij de desbetreffende analyse vermelde bepalingsgrens, wordt het aantal gewichtseenheden van die stof onderscheidenlijk van die stoffen voor de berekening van de vervuilingswaarde op nihil gesteld.

Tabel C

stofmeting volgens normbladbepalingsgrens in μg/l
cadmiumNEN 6458 of NEN-EN-ISO 59610,30
ChroomNEN 6444 of NEN-EN 12332,00
KoperNEN 645410,00
LoodNEN 642910,00
NikkelNEN 64307,00

C Berekeningsvoorschriften

I. Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik, VeO, wordt berekend door de som van het aantal gedurende elk etmaal van het heffingsjaar afgevoerde hoeveelheden zuurstofverbruik, uitgedrukt in kilogrammen, te delen door 49,6 kilogram.

De gedurende een etmaal afgevoerde hoeveelheid zuurstofverbruik, uitgedrukt in kilogrammen, wordt berekend volgens de formule:

Q * ( CZV + 4,57 * N-Kj ) [kg/etm] waarbij:

1000

Q = het debiet in m3;

CZV = het chemisch zuurstofverbruik bepaald volgens de in onderdeel B van deze bijlage vermelde analysevoorschriften, in mg/l;

N-Kj = de som van ammonium-stikstof en organisch gebonden stikstof, bepaald volgens de in onderdeel B van deze bijlage vermelde analysevoorschriften, in mg/l.

II. Indien de CZV-waarde voor ten minste 25% afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen in het afvalwater, wordt op die waarde een correctie toegepast door deze te vermenigvuldigen met de breuk

100 – T ,waarbij

75

T = het percentage CZV, afkomstig van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen.

T wordt berekend bij:

a. het brengen in rijkswater van zuurstofbindende stoffen, vanuit een inrichting, in gebruik bij een provincie, een gemeente, een waterschap of een ander openbaar lichaam of het brengen van zuurstofbindende stoffen met biochemisch zuurstofverbruik van niet meer dan 20 mg/l vanuit een bedrijf of een bedrijfsonderdeel als bedoeld in artikel 2, onderdeel l, van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren, met behulp van de methode van het biochemisch zuurstofverbruik na vijf dagen, volgens de in onderdeel B van deze bijlage vermelde analysevoorschriften, in mg/l.

b. het brengen in rijkswater van zuurstofbindende stoffen in de niet onder a bedoelde gevallen met behulp van een andere toereikende bepalingsmethode.

III. Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot andere dan zuurstofbindende stoffen wordt berekend door de som van het aantal gedurende elk etmaal van het heffingsjaar afgevoerde gewichtshoeveelheden van de onderstaande groepen van stoffen uitgedrukt in kilogrammen, te delen door: 1,00 kilogram voor de groep van stoffen chroom, koper, lood, nikkel en zink; 0,100 kilogram voor de groep van stoffen arseen, cadmium en kwik.

De gedurende een etmaal afgevoerde gewichtshoeveelheden stoffen arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink, uitgedrukt in kilogrammen, wordt berekend volgens de formule:

Q * c , [kg/etm] waarbij

1000

Q = het debiet in m3;

c = de concentratie van respectievelijk de stoffen arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink, bepaald volgens de in onderdeel B van deze bijlage vermelde analysevoorschriften in mg/l.

IV. Bij de bepaling van het aantal etmalen bedoeld in artikel 13, achtste lid, onderdeel b, wordt gebruik gemaakt van de volgende formule:

2 x σ n2 x N

tso

n = , waarbij

2 x σ n2 + N

tso

n = het berekende aantal meetdagen

tso = toelaatbare statische onnauwkeurigheid =

35/e 0,000175*VeO, met dien verstande dat VeO vervangen kan worden door respectievelijk VeZ en VeG, waarbij

VeO = vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik in een jaar van de in rijkswateren gebrachte stoffen. Onder VeG respectievelijk VeZ wordt verstaan de vervuilingswaarde in een jaar van de in rijkswateren gebrachte stoffen met betrekking tot de gewichtshoeveelheden van de stoffen chroom, koper, lood, nikkel en zink respectievelijk van de stoffen arseen, cadmium en kwik;

N = het aantal dagen per jaar dat stoffen in rijkswateren worden gebracht;

σn = spreidingspercentage in de meetwaarden, uitgedrukt ten opzichte van het gemiddelde van de hoeveelheden zuurstofverbruik van de afgevoerde stoffen in de etmalen waarop gedurende het heffingsjaar onderzoek heeft plaatsgehad.

K. Bijlage II vervalt.

ARTIKEL II

Het Besluit administratieve verplichtingen waterschapsbelastingen2 wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. voor zover dit voor de heffing van de waterschapsbelasting ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, met betrekking tot het zuurstofverbruik van de afgevoerde stoffen van belang kan zijn, voor de gegevens met betrekking tot de hoeveelheid ingenomen water, de belastingplichtige ten aanzien van wie het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik wordt vastgesteld op basis van artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «van de waterschapsbelasting ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: van de waterschapsbelasting ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

B. In artikel 4 wordt de zinsnede «of in artikel 17, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» telkens vervangen door: of in artikel 18, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

ARTIKEL III

Artikel 1, tweede lid, van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater3, komt te luiden:

  • 2. In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt het aantal inwonerequivalenten als volgt bepaald:

    a. Voor lozen van huishoudelijk afvalwater afkomstig van particuliere huishoudens, of afkomstig van een voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimte is het bepaalde in artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet van toepassing met dien verstande dat voor «vervuilingseenheden» en vervuilingseenheid» wordt gelezen: inwonerequivalenten onderscheidenlijk inwonerequivalent.

    b. Voor lozen van huishoudelijk afvalwater anders dan bedoeld onder a, wordt het aantal inwoner-equivalenten bepaald op 0,023 inwonerequivalent per m3 gebruikt water.

ARTIKEL IV

In artikel 3, zevende lid, onder b, en artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit milieuverslaglegging4 wordt de zinsnede «onderscheidenlijk artikel 24 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» telkens vervangen door: onderscheidenlijk artikel 29 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

ARTIKEL V

Artikel 7, derde lid, van het Organiek Besluit Rijkswaterstaat5, komt te luiden:

  • 3. Tot de bedoelde directies, diensten en overige instellingen behoort mede het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling, bedoeld in artikel 32 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

ARTIKEL VI

Het Koninklijk besluit van 8 november 1980 houdende aanwijzing van adviseurs ingevolge artikel 7, derde lid, en artikel 7a, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1980, 611)6 wordt als volgt gewijzigd:

A. In de bijlage wordt «het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater» vervangen door: het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling.

B. In de bijlage wordt «inwonerequivalenten» telkens vervangen door: vervuilingseenheden.

ARTIKEL VII

In artikel 1 van het Besluit vierjaarlijks bezien van lozingsvergunningen7 wordt «in artikel 7, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: in artikel 7, vijfde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

ARTIKEL VIII

In bijlage I behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer8 wordt in categorie 27.3 «inwoner-equivalenten als bedoeld in artikel 19, derde en vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: vervuilingseenheden als bedoeld in artikel 19, vierde lid, onderdeel a, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

ARTIKEL IX

Het besluit van 12 december 1994 tot instelling en reglementering van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden9 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 25, tweede lid, onderdeel e, van bijlage I wordt «en 120, vijfde lid, van de Waterschapswet» vervangen door: en artikel 120, zevende lid, van de Waterschapswet.

B. Artikel 25, tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:

f. het instellen van een heffing op de voet van artikel 18, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

ARTIKEL X

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt het geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 25 oktober 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de achtste januari 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit behelst de aanpassing van een aantal algemene maatregelen van bestuur aan wijzigingen in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: Wvo) met ingang van 1 januari 2001 ingevolge de Wet van 16 maart 2000, houdende vervanging van hoofdstuk IV van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 135). Op basis van de bovengenoemde wet is in de Wvo een aantal vernummeringen doorgevoerd. In de tweede plaats is met betrekking tot de verontreinigingsheffing een groot aantal bepalingen van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren (hierna: Uvr) naar de Wvo overgeheveld.

In de derde plaats wordt met ingang van 1 januari 2001 ten aanzien van de heffingsparameter zuurstofverbruik het jaarlijks zuurstofverbruik als maatstaf genomen en niet langer het gemiddeld zuurstofverbruik per etmaal in het kalenderjaar. Het is sinds 1986 niet meer mogelijk om bij onregelmatige lozingen een correctie voor volume of voor pieklozingen aan te brengen. Dit betekent dat 365(366) X de gemiddelde belasting per etmaal in een kalenderjaar gelijk is aan het totale zuurstofverbruik in het kalenderjaar. Het totale zuurstofverbruik in het heffingsjaar gedeeld door 365 dan wel 366 dagen is gelijk aan het gemiddelde zuurstofverbruik per etmaal. De wijziging van de maatstaf met betrekking tot het zuurstofverbruik heeft derhalve geen gevolgen voor het door een heffingplichtige te betalen bedrag aan verontreinigingsheffing rijkswateren. (Kamerstukken II, 1998/99 26 367, nr. 3, blz. 7). De berekeningsvoorschriften in onderdeel C van de bij het Uvr behorende bijlage I zijn aangepast aan de wijziging in de maatstaf.

In de vierde plaats is een aantal van de in de onderdelen A en B van de bij het Uvr behorende bijlage I, genoemde normbladen geactualiseerd. Het betreft hier normbladen die worden uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut. Omwille van de duidelijkheid en overzichtelijkheid is de integrale tekst in het onderhavige besluit opgenomen. De actualisatie van de normbladen heeft geen materiële gevolgen voor de heffingplichtigen voor de verontreinigingsheffing rijkswateren. De actualisatie van de normbladen heeft derhalve geen verandering van het toepassingsgebied, geen verkorting van het oorspronkelijke geplande tijdschema voor de toepassing, geen toevoeging van specificaties of eisen of het stringenter maken van eisen tot gevolg. Op basis van artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG 1998 L 204), bestaat er met betrekking tot het onderhavige besluit geen verplichting tot notificatie bij de Europese Commissie. De in de bij het Uvr behorende bijlage I opgenomen technische voorschriften hebben in 1997 de voorgeschreven notificatieprocedure doorlopen. Het door de Europese Commissie toegekend notificatienummer was 97/0677/NL. In 2000 zijn de bovenbedoelde technische voorschriften voor de tweede maal bij de Europese Commissie genotificeerd vanwege de uitbreiding van het toepassingsgebied. Het door de Europese Commissie toegekend notificatienummer was 2000/0467/NL.

In de laatste plaats is de bij het Uvr behorende bijlage II opgenomen Tabel Afvalwatercoëfficiënten komen te vervallen in verband met het nieuwe artikel 22 van de Wvo. De Tabel Afvalwatercoëfficiënten is voor een deel van gebruikers van bedrijfsruimten een goedkoop alternatief voor meting, bemonstering en analyse om de vervuilingswaarde te bepalen. Het nieuwe artikel 22 bevat een Tabel Afvalwatercoëficiënten met 15 coëfficiënten gebaseerd op de hoeveelheid ingenomen water en moet door alle kwaliteitsbeheerders worden toegepast. De bij het Uvr behorende bijlage II is dan ook komen te vervallen.

2. Gevolgen voor het bedrijfsleven

Het onderhavige besluit heeft geen financiële gevolgen voor het bedrijfsleven of gevolgen voor de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven.

3. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A, C, D, tweede lid, F, G en I

Artikel 15c is vervallen omdat op basis van het nieuwe hoofdstuk IV van de Wvo de heffingsplicht voor de verontreinigingsheffing rijkswateren wegens een uitgereikte verklaring van ongenoegzaamheid is vervallen. De wijziging van artikel 15a betreft een aanpassing aan het nieuwe artikel 22 van de Wvo.

De overige genoemde bepalingen zijn vervallen aangezien de Wvo met ingang van 1 januari 2001 zelf hierin voorziet.

Artikel I, onderdelen B, E en K

De wijzigingen zijn het gevolg van het feit dat de in de bij het Uvr behorende bijlage II opgenomen Tabel Afvalwatercoëfficiënten is komen te vervallen in verband met het nieuwe artikel 22 van de Wvo.

Artikel I, onderdeel D, eerste en derde lid

Het betreft hier een aanpassing aan het nieuwe artikel 17, onderdeel d, en een aanpassing aan het nieuwe artikel 20, vierde lid, van de Wvo.

Artikel I, onderdeel D, vierde lid, artikel II, Artikel III, Artikel VI, onderdeel B, Artikel VIII

Deze wijzigingen vloeien voort uit de reeds in paragraaf 1 genoemde wijziging met betrekking tot de heffingsparameter zuurstofverbruik. Het Besluit administratieve verplichtingen waterschapsbelastingen is tevens aangepast aan een aantal vernummeringen in de Wvo. Het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater is tevens gewijzigd in verband met het vervallen van de bij het Uvr behorende bijlage II en aangepast aan vernummeringen in de Wvo.

Artikel I, onderdeel H

Artikel 15d is aangepast aan het vervallen de artikelen 10a en 10b.

Artikel I, onderdeel J

Voor een toelichting op de in bijlage I doorgevoerde wijzigingen wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

Artikel IV, Artikel VII en Artikel IX, onderdeel B

Het betreft hier aanpassingen aan vernummeringen in de Wvo.

Artikel V, artikel VI, onderdeel A

Het betreft hier aanpassingen aan de huidige benaming van het Rijksinstituut voor integraal zoetwaterbeheer en afvalwaterbehandeling.

Artikel IX

Het betreft hier een aanpassing aan een vernummering in de Waterschapswet.

Artikel X

De verontreinigingsheffing rijkswateren wordt op basis van artikel 25, tweede lid, van de Wvo, over het kalenderjaar geheven. Het onderhavige besluit dient derhalve om uitvoeringstechnische redenen gedurende een geheel heffingsjaar te gelden. Aangezien het nieuwe hoofdstuk IV van de Wvo met ingang van 1 januari 2001 in werking is getreden, is het zeer gewenst dat het onderhavige besluit terugwerkt tot en met 1 januari 2001. Het onderhavige besluit bevat geen belastende wijzigingen. De terugwerkende kracht van het onderhavige besluit tast de rechtszekerheid van de heffingplichtigen derhalve niet aan.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries


XNoot
1

Stb. 1985, 377, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 december 1999, Stb. 2000, 220.

XNoot
2

Stb. 1996, 5, gewijzigd bij besluit van 30 november 2000, Stb. 533.

XNoot
3

Stb. 1997, 27.

XNoot
4

Stb. 1998, 655, gewijzigd bij besluit van 27 mei 1999, Stb. 234.

XNoot
5

Stb. 1971, 42.

XNoot
6

Gewijzigd bij besluit van 14 januari 1993, Stb. 42.

XNoot
7

Stb. 1993, 81.

XNoot
8

Stb. 1993, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juli 2001, Stb. 347.

XNoot
9

Stb. 1994, 867.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 februari 2002, nr. 30.

Naar boven