Wet van 20 december 2001, houdende wijziging van de Binnenschepenwet, de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, alsmede enkele andere regelingen teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor een aantal uitvoeringsregelingen van verdragen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Binnenschepenwet, de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, alsmede enkele andere regelingen te wijzigen teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor een aantal uitvoeringsregelingen van de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161) en van de op 15 februari 1966 te Genève tot stand gekomen Overeenkomst nopens de meting van binnenvaartuigen, met Bijlage en Protocol van ondertekening (Trb. 1967, 43);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Binnenschepenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 12 worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIA DE TECHNISCHE EISEN VOOR DE VAART OP DE RIJN IN NEDERLAND, MET INBEGRIP VAN DE WAAL EN DE LEK

Artikel 12a
  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter uitvoering van de Herziene Rijnvaartakte regels gesteld betreffende:

    a. de bouw, inrichting en uitrusting van schepen die de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, bevaren;

    b. het onderzoek van schepen, hun uitrusting en de afgifte van documenten ten behoeve van schepen die de in onderdeel a genoemde scheepvaartwegen bevaren;

    c. de instellingen en bedrijven die onderzoeken verrichten en documenten afgeven als bedoeld in onderdeel b;

    d. de instellingen en de autoriteiten in Nederland die belast zijn met de uitvoering van de in dit lid bedoelde regels.

  • 2. Voor de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is een vergoeding verschuldigd volgens een bij ministeriële regeling vast te stellen tarief. De vergoeding kan worden berekend aan de hand van onder andere de ouderdom van de schepen of hun uitrusting, de aard van de schepen of hun uitrusting, het aantal inspecties, de aard, het tijdstip en de plaats van de inspecties en de aard van de documenten. Voor de werkzaamheden verricht door instellingen en bedrijven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan in deze regeling een maximumtarief worden opgenomen.

  • 3. Teneinde rekening te houden met de technische ontwikkelingen in de binnenvaart of om proefnemingen mogelijk te maken, kunnen, uitsluitend overeenkomstig de door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart aangenomen resoluties, bij ministeriële regeling voorschriften worden vastgesteld waarbij tijdelijke afwijkingen voor ten hoogste drie jaren van de in het eerste lid bedoelde regels toegelaten zijn.

Artikel 12b
  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter uitvoering van de Herziene Rijnvaartakte regels gesteld betreffende:

    a. eisen en keuringsvoorwaarden voor uitrusting, bestemd voor of aanwezig op schepen die de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, bevaren;

    b. de keuring van uitrusting als bedoeld in onderdeel a en de afgifte van met de keuring verband houdende documenten ten behoeve van schepen die de in onderdeel a genoemde scheepvaartwegen bevaren;

    c. de procedure van typekeuring van uitrusting als bedoeld in onderdeel a en de afgifte van met de keuring verband houdende documenten en aan te brengen merken, alsmede de aanwijzing en erkenning van keuringsinstellingen en de intrekking daarvan;

    d. de instellingen en bedrijven en de aanwijzing en erkenning daarvan, die de inbouw of vervanging, de reparatie en het onderhoud van uitrusting als bedoeld in onderdeel a verrichten;

    e. de instellingen en de autoriteiten in Nederland die belast zijn met de uitvoering van de in dit lid bedoelde regels.

  • 2. Voor de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is een vergoeding verschuldigd volgens een bij ministeriële regeling vast te stellen tarief. De vergoeding kan worden berekend aan de hand van onder andere de ouderdom van de uitrusting, de aard van de uitrusting, het aantal keuringen, de aard, het tijdstip en de plaats van de keuring en de aard van de documenten. Voor de werkzaamheden verricht door instellingen en bedrijven als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, kan in deze regeling een maximumtarief worden opgenomen.

HOOFDSTUK IIB DE METING

Artikel 12c
  • 1. Schippers van binnenschepen die ingevolge artikel 785, eerste lid, van boek 8 van het Burgerlijk Wetboek teboekgesteld moeten zijn, zijn bij gebruik van die schepen voorzien van een geldige meetbrief, afgegeven volgens de voorschriften, bedoeld in het tweede lid, dan wel een meetbrief als bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, onderdeel f, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter uitvoering van de op 15 februari 1966 te Genève tot stand gekomen Overeenkomst nopens de meting van binnenvaartuigen (Trb.1967, 43), regels gesteld betreffende:

    a. de meting van binnenschepen;

    b. de afgifte van meetbrieven;

    c. de overige werkzaamheden samenhangend met de meting van binnenschepen.

  • 3. Voor de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, is een vergoeding verschuldigd volgens een bij ministeriële regeling vast te stellen tarief. De vergoeding kan worden berekend aan de hand van onder andere de aard van de meting, de verplaatsing en de aard van het schip, de aard van de meetbrieven en de aard van de werkzaamheden.

B

Na artikel 26 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IVA DE BEVOEGDHEIDSBEWIJZEN VOOR DE VAART OP DE RIJN IN NEDERLAND, MET INBEGRIP VAN DE WAAL EN DE LEK

Artikel 26a
  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter uitvoering van de Herziene Rijnvaartakte regels gesteld betreffende:

    a. de voorwaarden die gesteld worden aan personen die werkzaam zijn op schepen die de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, bevaren;

    b. de onderzoeken voorafgaand aan de afgifte, alsmede de afgifte van bevoegdheidsbewijzen en verklaringen ten behoeve van personen werkzaam op schepen die de in onderdeel a genoemde scheepvaartwegen bevaren;

    c. de instellingen en bedrijven en de aanwijzing en erkenning daarvan die onderzoeken verrichten en documenten afgeven als bedoeld in onderdeel b;

    d. de instellingen en de autoriteiten in Nederland die belast zijn met de uitvoering van deze regels.

  • 2. Voor de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is een vergoeding verschuldigd volgens een bij ministeriële regeling vast te stellen tarief. De vergoeding kan worden berekend aan de hand van onder andere de aard van de examens, de aard van bevoegdheidsbewijzen en verklaringen ten behoeve van personen en de aard van de mutaties die daarin worden aangebracht. Voor werkzaamheden verricht door instellingen en bedrijven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan in deze regeling een maximumtarief worden opgenomen.

C

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Herziene Rijnvaartakte zijn voorts belast de bij besluit van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen ambtenaren, alsmede de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane. Indien Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ambtenaren van provincies, gemeenten of waterschappen aanwijst, doet hij dit eveneens in overeenstemming met de desbetreffende besturen.

2. Het vierde lid vervalt.

D

In artikel 44 wordt «ingevolge deze wet» vervangen door: ingevolge hoofdstuk II.

E

Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46

De schipper die niet is voorzien van een geldige meetbrief als bedoeld in artikel 12c, eerste lid, of die niet in het bezit is van een geldig vaarbewijs als bedoeld in artikel 16 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een week of geldboete van de tweede categorie.

F

Artikel 48, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Met de opsporing van de bij of krachtens deze wet en de bij de Herziene Rijnvaartakte strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de in artikel 28 genoemde ambtenaren, die daartoe door Onze Minister van Justitie en Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn aangewezen, waarbij artikel 28, tweede lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing is. Met de opsporing van de bij de Herziene Rijnvaartakte strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, voorts belast de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.

ARTIKEL II

De Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, onderdeel e, komt te luiden:

e. schepen, niet bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen, met een waterverplaatsing van minder dan 15 m3, niet zijnde veren en niet zijnde schepen, bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan 12 personen, buiten de bemanning;.

B

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter uitvoering van de Herziene Rijnvaartakte regels gesteld betreffende:

a. de vaartijden en bemanningssterkte en de hiermee verband houdende eisen voor schepen en voor uitrustingsstukken van schepen die de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, bevaren;

b. de afgifte van de met de in onderdeel a bedoelde regels samenhangende documenten;

c. de procedure van typegoedkeuring van uitrustingsstukken van schepen die de in onderdeel a genoemde scheepvaartwegen bevaren;

d. de instellingen en bedrijven en de erkenning daarvan, die de installatie of reparatie verrichten van uitrustingsstukken van schepen die de in onderdeel a genoemde scheepvaartwegen bevaren;

e. de instellingen en de autoriteiten in Nederland die belast zijn met de uitvoering van deze regels.

C

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet en de Herziene Rijnvaartakte bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren, alsmede de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.

  • 2. Indien andere dan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren worden aangewezen, die ressorteren onder een andere minister, wordt het besluit tot aanwijzing van die ambtenaren genomen door Onze Minister, in overeenstemming met die andere minister.

D

Artikel 18, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Met de opsporing van de bij of krachtens deze wet en de bij de Herziene Rijnvaartakte strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de in artikel 11 bedoelde ambtenaren, voor zover zij in door Onze Minister aangewezen gevallen, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, zijn aangewezen. Met de opsporing van de bij de Herziene Rijnvaartakte strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, voorts belast de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.

ARTIKEL III

Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 op artikel 12a, eerste lid, van de Binnenschepenwet, met uitzondering van de artikelen 20.03 en 21.03 en van hoofdstuk 23 met bijbehorende bijlagen van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995, welke berusten op artikel 5a van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.

ARTIKEL IV

Na de inwerkingtreding van deze wet berusten het Besluit radar- en bochtaanwijzerapparatuur Rijnvaart 1989 en het Besluit typegoedkeuring navigatielantaarns Rijnvaart 1990 op artikel 12b, eerste lid, van de Binnenschepenwet.

ARTIKEL V

Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Metingsbesluit Binnenvaartuigen 1978 op artikel 12c, tweede lid, van de Binnenschepenwet.

ARTIKEL VI

Na de inwerkingtreding van deze wet berusten het Besluit Reglement Rijnpatenten 1998 en het Besluit Reglement radarpatenten op artikel 26a, eerste lid, van de Binnenschepenwet.

ARTIKEL VII

Na de inwerkingtreding van deze wet berust de Regeling tarieven onderzoek binnenschepen 1998, voor zover zij thans berust op artikel 3, tweede lid, van het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995, op artikel 12a, tweede lid, van de Binnenschepenwet.

ARTIKEL VIII

Na de inwerkingtreding van deze wet berust de Regeling tarieven meting schepen, inschrijving rompbevrachtingsregister en afgifte zeebrief en verklaring nationaliteit 1999, voor zover zij thans berust op artikel 22 van het Metingsbesluit Binnenvaartuigen 1978, op artikel 12c, derde lid, van de Binnenschepenwet.

ARTIKEL IX

Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de Regeling tarieven Rijnpatenten, dienstboekjes, vaartijdenboek en verklaring vaartijdenboek, voor zover zij thans berust op artikel 14a van de Scheepvaartverkeerswet, en de Regeling tarieven Reglement radarpatenten op artikel 26a, tweede lid, van de Binnenschepenwet.

ARTIKEL X

Na de inwerkingtreding van deze wet berust de Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 december 1986 (Stcrt. 247) op de artikelen 28, tweede lid, en 48, eerste lid, van de Binnenschepenwet en op de artikelen 11, eerste lid, en 18, eerste lid, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.

ARTIKEL XI

Artikel 782, derde en vierde lid, van het Wetboek van Koophandel3 vervalt.

ARTIKEL XII

De Wet van 10 maart 1979, houdende de berekening van de kosten voor de meting van binnenvaartuigen (Stb. 171), wordt ingetrokken.

ARTIKEL XIII

Het Besluit van 27 februari 1973 tot aanwijzing van de ambtenaren, belast met de handhaving der bepalingen van de Herziene Rijnvaartakte en de daarop gegronde reglementen (Stb. 115), wordt ingetrokken.

ARTIKEL XIV

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 20 december 2001

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de zeventiende januari 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1981, 678, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 april 2001, Stb. 180.

XNoot
2

Stb. 1993, 368, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 april 2001, Stb. 180.

XNoot
3

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 584.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 27 886.

Handelingen II 2001/2002, blz. 2165.

Kamerstukken I 2001/2002, 27 886 (149, 149a).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 17 december 2001.

Naar boven