Besluit van 17 december 2001 tot wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 4 september 2001, nr. AB/PSW/2001/34740, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs; artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; de artikelen 38a en 153, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; de artikelen 4.1.2, tweede lid, en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

De Raad van State gehoord (advies van 8 november 2001, nr. W05.01.0470/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 12 december 2001, nr. AB/PSW/2001/46034, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 16 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste en derde lid vervalt telkens de zinsnede «hij aantoont dat».

2. Een zevende lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 7. Het recht op uitkering op grond van dit artikel wordt niet toegekend indien de betrokkene onvoldoende aannemelijk maakt dat hij voldoet aan de voorwaarden die in zijn geval voortvloeien uit het eerste, derde en vijfde lid. Onze Minister kan nadere regels stellen inzake de vorige volzin.

B

In artikel 22 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. De betrokkene die:

    op de dag vóór de ingangsdatum van fase 3 van de OOW recht had op een loonsuppletie op grond van het BWOO en daar, indien het BWOO niet zou zijn ingetrokken, op de ingangsdatum van fase 3 van de OOW recht op zou hebben gehad, of

    vóór de ingangsdatum van fase 3 van de OOW recht heeft gehad op een loonsuppletie op grond van het BWOO, welk recht, indien het BWOO niet zou zijn ingetrokken, op of na de ingangsdatum van fase 3 van de OOW zou zijn herleefd, heeft per de ingangsdatum van fase 3 van de OOW, respectievelijk per de datum waarop het recht op loonsuppletie op grond van het BWOO zou zijn herleefd, recht op loonsuppletie op grond van artikel 15. Voor de toepassing van artikel 15 wordt een recht op uitkering op grond van het BWOO, met uitzondering van een vervolguitkering op grond van hoofdstuk I BWOO, aangemerkt als een recht op bovenwettelijke uitkering.

2. Het negende lid vervalt.

C

In artikel 23, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 22, negende lid» vervangen door: artikel 22, achtste lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 december 2001

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de zeventiende januari 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met dit besluit worden, ter verbetering van onvolkomenheden en tegemoetkoming aan in de uitvoeringspraktijk gerezen problemen, enkele wijzigingen aangebracht in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs (BBWO).

Artikel I, onderdeel A

Artikel 16 BBWO bevat een regeling die voorkomt dat een betrokkene die het werk binnen het onderwijs hervat en daarna weer werkloos wordt, zich in een slechtere uitkeringspositie plaatst dan het geval zou zijn geweest zonder de werkhervatting. Bij de toepassing van dit artikel wordt gebruik gemaakt van soms ver in het verleden opgebouwde uitkeringsrechten. Hierbij kan zich het praktische probleem voordoen dat het oude uitkeringsdossier door de uitvoeringsinstantie reeds is vernietigd. De bewijslast voor het bestaan en de omvang van de oude uitkeringsrechten rust dan op de betrokkene.

Een soortgelijk probleem kan zich voordoen bij de uitvoering van artikel 17 BBWO. Ook daar ligt de bewijslast bij de betrokkene, maar daar is een ministeriële bevoegdheid opgenomen om ter zake nadere regels te stellen.

Het is niet wenselijk dat in één uitkeringsregeling dezelfde problematiek via twee verschillende constructies wordt opgelost. De oplossing van artikel 17, met de mogelijkheid tot nadere regelgeving, verdient de voorkeur en wordt hierbij ook in artikel 16 doorgevoerd.

Artikel I, onderdelen B en C

Op grond van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (OOW) zijn op werkloosheidsgevallen van overheidswerknemers van wie het dienstverband op of na 1 januari 2001 eindigt, de WW en het BBWO van toepassing. Op werkloosheid ontstaan uit eerder geëindigde dienstverbanden blijft tot 1 januari 2003 het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BWOO) van toepassing.

In artikel 22, achtste en negende lid, BBWO, was voor de loonsuppletie een overgangsregeling getroffen die afweek van bovengenoemde gang van zaken bij de uitkeringen. Per 1 januari 2001 zouden niet alleen nieuwe loonsuppletiegevallen op grond van het BBWO worden beoordeeld, maar zouden ook de BWOO-loonsuppleties (zowel lopende gevallen als gevallen waarin de loonsuppletie op 1 januari 2001 was onderbroken en daarna zou herleven) worden omgezet in loonsuppleties op grond van het BBWO.

Inmiddels is gebleken dat deze overgangsregeling op problemen stuit bij de uitvoering.

De uitvoeringsinstantie USZO heeft aangegeven naast de invoering van de WW thans geen ruimte te hebben om de omzetting van BWOO- naar BBWO-loonsuppleties in haar uitvoeringssysteem in te regelen.

Door een tussentijdse wijziging van het BWOO (Stb. 2001, 449) is voorts een aantal materiële verschillen tussen beide loonsuppletieregelingen weggenomen, zodat betrokkenen niet worden benadeeld als hun loonsuppletie langer op het BWOO gebaseerd blijft.

Daarom is er thans voor gekozen de overgangsregeling voor de loonsuppletie te wijzigen in die zin dat betrokkenen die voor hun werkloosheidsuitkering tot 1 januari 2003 nog onder het BWOO vallen, tot die datum ook voor hun loonsuppletie onder het BWOO blijven vallen.

De overgangsregeling voor de loonsuppletie wordt hiermee dus overeenkomstig de overgangsregeling voor de werkloosheidsuitkering.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Stb. 2001, 61, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 november 2001, Stb. 599.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven