Besluit van 14 maart 2002, houdende wijziging van de Voorschriften omtrent de kleur en de sterkte der lichten, alsmede omtrent de goedkeuring der navigatielantaarns Rijnvaart 1990, in verband met het herstel van een onvolkomenheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 januari 2002, nr. HDJZ/SCH/2002–24, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161, en 1964, 83) en op de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 7 december 2000 (protocol 2000-III-19);

Gelet op de artikelen 4, 19 en 22 van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 21 februari 2002, No. W09.02.0049/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 maart 2002, nr. HDJZ/SCH/2002-558, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De Voorschriften omtrent de kleur en de sterkte der lichten, alsmede omtrent de goedkeuring der navigatielantaarns voor de Rijnvaart 1990, zoals deze voor de Rijn in Nederland zijn van kracht verklaard ingevolge het Besluit typegoedkeuring navigatielantaarns Rijnvaart 19901, worden gewijzigd als volgt:

A

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7 Kleur van de lichten

  • 1. Voor de lichten wordt een vijfkleuren systeem toegepast met als kleuren: wit, rood, groen, geel en blauw. Dit systeem komt overeen met de aanbevelingen van de «Commission Internationale de L'Éclairage», publicatie CIE nr. 2.2 (TC-1.6) 1975 «Couleurs des signaux lumineux». Deze kleuren gelden voor het door de lantaarn uitgestraalde licht.

  • 2. De grenzen van het gebied voor elke kleur in het hierna afgebeelde kleurdiagram (overeenkomstig publicatie CIE nr. 2.2 (TC-1.6) 1975), worden bepaald door het aangeven van de coördinaten van de hoekpunten, die als volgt zijn vastgesteld:

    Kleur van het lichtCoördinaten van de hoekpunten 
    witx0,3100,4430,5000,5000,4530,310
     y0,2830,3820,3820,4400,4400,348
    roodx0,6900,7100,6800,660  
     y0,2900,2900,3200,320   
    groenx0,0090,2840,2070,013  
     y0,7200,5200,3970,494  
    geelx0,6120,6180,5750,575  
     y0,3820,3820,4250,406   
    blauwx0,1360,2180,1850,102  
     y0,0400,1420,1750,105  

    stb-2002-164-1.gif

    Kleurdiagram volgens de CIE

    2360 K komt overeen met het licht van een luchtledige gloeilamp,

    2856 K komt overeen met het licht van een met gas gevulde gloeilamp.

B

Artikel 3.03 van Bijlage 2 komt te luiden:

Artikel 3.03 Elektrische lichtbronnen

  • 1. In de lantaarns mogen alleen de volgens hun constructie daarvoor bestemde gloeilampen worden gebruikt. Deze moeten verkrijgbaar zijn voor nominale spanningen. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.

  • 2. De gloeilamp mag in de navigatielantaarn slechts in de voorgeschreven stand kunnen worden bevestigd. Er worden ten hoogste twee standen toegestaan. Onopzettelijke verdraaiingen en tussenstanden moeten uitgesloten zijn. Voor het testen wordt de minst gunstige positie gekozen.

  • 3. Gloeilampen mogen geen eigenschappen vertonen die hun prestatievermogen ongunstig beïnvloeden, b.v. strepen of vlekken op de ballon of gebrekkige opstelling van de gloeidraad in de ballon.

  • 4. De bedrijfskleurtemperatuur van de gloeilamp mag niet lager zijn dan 2360 K.

  • 5. Er moeten lamphouders en lampvoeten worden toegepast die voldoen aan de speciale eisen voor het optische stelsel en aan de mechanische belasting bij gebruik aan boord.

  • 6. De lampvoet moet zo vast zijn verbonden met de ballon, dat de gloeilamp na een honderd-urig bedrijf en een overspanning van 10% een gelijkmatige draaiing met een daarbij optredend koppel van 25 kg/cm zonder veranderingen en schade verdraagt.

  • 7. Op de ballon of op de voet van de gloeilampen moeten het fabrieksmerk, de nominale spanning, het nominale vermogen, en/of de nominale lichtsterkte, alsmede het goedkeuringsmerk goed leesbaar en duurzaam zijn aangebracht.

  • 8. Gloeilampen moeten voldoen aan de volgende toleranties:

    a. gloeilampen voor de nominale spanningen 230V, 110V en 24V:

    stb-2002-164-2.gif

    Nom. spanningNom. vermogenOpgemeten max. vermogen3)Nom. levensduurTestwaarden3)Gloeilichaam mm
        Horizontale lichtsterkte4)Kleur temperatuur   
    VWWhcdKb1
    244043 4523600,72 + 0,113,5 + 1,35
    11060691000tottot 0 0
          15 + 2,511,5 + 1,5
    2306569 652856 0 0

    Opmerkingen:

    1) Toelaatbare afwijking ten opzichte van het hart van de lichtbron voor een lamp van 24V/40W: ± 1,5 mm

    2) L: de brede oriënteringsvleugel aan de lampvoet P 28s bij staande lampen bevindt zich links ten opzichte van de uitstralingsrichting.

    3) Voor het meten van de beginwaarden moeten de gloeilampen in de gebruiksstand van te voren gedurende 60 minuten in gebruik zijn geweest.

    4) De grenswaarden moeten in acht worden genomen in het gebied op ± 10° aan weerszijden van de horizontale lijn door het hart van het gloeilichaam bij een draaiing van de lamp van 360°.

    b. gloeilampen voor de nominale spanningen 24V en 12V:

    stb-2002-164-3.gif

    Nom. spanningNom. vermogenOpgemeten max. vermogen1)Nom. levensduurTestwaarden1)Gloeilichaam
        Horizontale lichtsterkte2Kleur temperatuur  
    VWWhcdK1 mm
    12   24 9 tot 13
     1018 tot23509 tot 17
    24  100020tot 
    12   302856 
     2526,5 tot 9 tot 13
    24   48  

    Opmerkingen:

    1) Voor het meten van de beginwaarden moeten de gloeilampen in de gebruiksstand van te voren gedurende 60 minuten in gebruik zijn geweest.

    2) Deze grenswaarden moeten in acht worden genomen in het gebied op 30° aan weerszijden van de horizontale lijn door het hart van het gloeilichaam bij een draaiing van de lamp van 360°.

    c. De lampen worden op de lampvoet gemerkt met vermelding van de bijbehorende grootheden. Als deze merken zich op de ballon bevinden mag daardoor het functioneren van de lampen niet nadelig worden beïnvloed.

    d. Indien in plaats van gloeilampen ontladingslampen worden gebruikt, dan zijn hiervoor de eisen voor gloeilampen van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 14 maart 2002

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de vierde april 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de vaststelling van het Besluit van 24 september 2001, houdende wijziging van de Voorschriften omtrent de kleur en de sterkte der lichten, alsmede omtrent de goedkeuring der navigatielantaarns Rijnvaart 1990 (Stb. 506), zijn door een technische onvolkomenheid de in artikel 7 van het besluit en artikel 3.03 van Bijlage 2 opgenomen figuren niet, onderscheidenlijk niet volledig weergegeven. Door middel van artikel I, onderdelen A en B, van het onderhavige besluit wordt deze onvolkomenheid gecorrigeerd.

Ingevolge artikel 52, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet is het oorspronkelijke ontwerp-besluit in de Staatscourant van 3 mei 2001, nr. 85, gepubliceerd («voorgehangen») en is een ieder in de gelegenheid gesteld om gedurende 30 dagen vanaf de dag waarop de bekendmaking van het ontwerp-besluit is geschied schriftelijk zijn zienswijze naar voren te brengen bij de Minister van Verkeer en Waterstaat. In dat ontwerp-besluit waren vorenbedoelde figuren wel weergegeven. Deze publicatie heeft niet geleid tot wijzigingen. De figuren genieten, mede gelet op de datum van de resolutie van de CCR en de voorhang, in de praktijk als daadwerkelijke eis allang bekendheid, zodat van deze formeel-technische hersteloperatie in de praktijk geen nadelige gevolgen zullen zijn te verwachten. Om die reden is er van afgezien om het onderhavige besluit opnieuw te publiceren.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1990, 611, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 september 2001, Stb. 506.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven