Besluit van 4 maart 2002, houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, bloemkwekerijproducten, groeten en fruit, alsmede de opheffing Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, Bedrijfschap Groothandel in Bloemkwekerijprodukten en Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Groenten en Fruit (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 november 2001, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/A&M/2001/73175, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 67, 70, 70A, 73, 88a eerste lid, 102 tweede lid en 126 derde lid van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 4 januari 2002 nr. W12.01.0576/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 februari 2002, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2002/1761, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I: INSTELLING HOOFDBEDRIJFSCHAP

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;

b. het hoofdbedrijfschap: het Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel;

c. commissie: orgaan als bedoeld in artikel 88a van de wet;

d. de raad: de Sociaal-Economische Raad.

Artikel 2

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. groothandel: het bedrijf van het kopen van aardappelen, bloemkwekerij-producten, groenten of fruit, met uitzondering van pootaardappelen en het verkopen daarvan:

1°. aan wederverkopers;

2°. aan instellingen, tenzij dit geschiedt in verband met het verkopen aan particulieren;

3°. aan natuurlijke of rechtspersonen die het gekochte in een door hen gedreven bedrijf of inrichting aanwenden;

b. de groothandel in pootaardappelen: het bedrijf van het kopen van pootaardappelen en het verkopen daarvan aan wederverkopers, of aan natuurlijke of rechtspersonen die het gekochte – al dan niet tezamen met het verkopen van pootaardappelen aan particulieren – aanwenden in een door hen gedreven onderneming;

c. het bedrijf van commissionair: het bedrijf van het op eigen naam of op naam van anderen sluiten van overeenkomsten van koop en verkoop van aardappelen, bloemkwekerijproducten, groenten of fruit, of van het – anders dan door het houden van veilingen – bemiddelen bij de totstandkoming van zodanige overeenkomsten;

d. het bedrijf van tussenpersoon: het bedrijf van het op order van en voor rekening van anderen – al dan niet op eigen naam – sluiten van overeenkomsten van koop en verkoop van aardappelen, bloemkwekerijproducten, groenten of fruit, of van het – anders dan door het houden van veilingen – bemiddelen bij de totstandkoming van zodanige overeenkomsten;

e. het bedrijf van handelskweker: het bedrijf van het kweken, vermeerderen of telen van bloemkwekerijproducten, groenten of fruit en het verkopen daarvan aan in dit lid sub b genoemde afnemers;

f. onderneming: een onderneming waarin het bedrijf wordt uitgeoefend waarvoor het bedrijfschap is ingesteld:

g. ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarvoor het bedrijfschap is ingesteld.

§ 2 Het hoofdbedrijfschap

Artikel 3

  • 1. Er is een Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel.

  • 2. Het hoofdbedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin wordt uitgeoefend:

    a. de groothandel, behoudens de doorvoer- en driehoekshandel, of het bedrijf van tussenpersonen in aardappelen, al dan niet tezamen met het bedrijf van het sorteren, het wassen of het stomen van aardappelen;

    b. de binnenlandse groothandel of het bedrijf van commissionair, of van tussenpersoon in bloemkwekerijproducten, of het bedrijf van handelskweker, of het bedrijf van het exporteren van bloemkwekerijproducten wordt uitgeoefend;

    c. de groothandel, behoudens de doorvoer- en driehoekshandel, of het bedrijf van tussenpersoon in verse groenten en vers fruit, al dan niet tezamen met:

    1. de groothandel of het bedrijf van tussenpersoon in binnenlands verduurzaamde groenten, binnenlands verduurzaamd fruit, vijgen of dadels; of

    2. het bedrijf van het sorteren, bewerken en verpakken van verse groenten en vers fruit;

    3. Het hoofdbedrijfschap is gevestigd te Aalsmeer.

Artikel 4

Het bestuur van het hoofdbedrijfschap bestaat uit 7 leden, waarvan 3 leden door organisaties van ondernemers en 4 leden door organisaties van werknemers worden benoemd.

Artikel 5

  • 1. Het hoofdbedrijfschap heeft commissies voor aangelegenheden verband houdend met:

    a. consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen;

    b. pootaardappelen;

    c. bloemkwekerijproducten;

    d. groenten en fruit;

  • 2. De leden van de commissies worden benoemd door door de raad aan te wijzen organisaties van ondernemers en van werknemers.Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking naar het oordeel van de raad representatieve organisaties van ondernemers en werknemers.

  • 3. De organisaties van ondernemers en van werknemers die leden benoemen van de in artikel 6 tot en met artikel 9 genoemde commissies, zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen tevens een plaatsvervanger aan te wijzen.

  • 4. De zittingsperiode van de leden van de commissies valt samen met die van de leden van het bestuur van het bedrijfschap.

  • 5. De voorzitter van de commissie wordt door het bestuur op voordracht van de commissie al dan niet uit het midden van de commissie benoemd. De leden van elk van de commissies benoemen desgewenst uit hun midden een plaatsvervangend voorzitter.

  • 6. De commissies dienen elk voor haar werkgebied het bestuur van advies en voeren de door het bestuur aan hen gedelegeerde taken uit.

Artikel 6

De Commissie consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen bestaat uit 7 leden. Daarvan worden 4 leden door organisaties van ondernemers en 3 leden door organisaties van werknemers benoemd.

Artikel 7

De Commissie pootaardappelen bestaat uit 7 leden. Daarvan worden 4 leden door organisaties van ondernemers en 3 leden door organisaties van werknemers benoemd.

Artikel 8

De Commissie bloemkwekerijproducten bestaat uit 9 leden. Daarvan worden 6 leden door organisaties van ondernemers en 3 leden door organisaties van werknemers benoemd.

Artikel 9

De Commissie groenten en fruit bestaat uit 10 leden. Daarvan worden 6 leden door organisaties van ondernemers en 4 leden door organisaties van werknemers benoemd.

§ 3 Bevoegdheden

Artikel 10

Het hoofdbedrijfschap is bevoegd tot regeling of nadere regeling van de in artikel 93, tweede lid, van de wet vermelde onderwerpen of onderdelen daarvan met uitzondering van: d. de lonen en andere arbeidsvoorwaarden.

Artikel 11

  • 1. Een verordening als bedoeld in artikel 93, artikel 119, artikel 123 of artikel 126 van de wet die naar het oordeel van het bestuur ligt op het werkgebied van een commissie, stelt het bestuur vast na advies van die commissie.

  • 2. Een besluit met betrekking tot andere aangelegenheden dat naar het oordeel van het bestuur ligt op het werkgebied van een commissie, stelt het bestuur vast na advies van die commissie. Indien het bestuur het advies niet volgt, wordt de commissie in de gelegenheid gesteld om nogmaals advies uit te brengen.

  • 3. Besluiten over aanwending van de algemene reserves, voorzover het betreft het aandeel in de algemene reserve dat op grond van de inbreng bij de instelling van het hoofdbedrijfschap, of accumulatie als gevolg van interestontvangsten of batige exploitatiesaldi aan een commissie is toe te rekenen, stelt het bestuur vast na advies van de desbetreffende commissie.

Artikel 12

  • 1. Voor zover een in artikel 10 bedoelde verordening betrekking heeft op de groothandel of het bedrijf van tussenpersoon in al dan niet verse aardappelen en bloemkwekerijproducten, groenten of fruit, kan daarin worden bepaald dat deze mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen bindt, voorzover deze personen handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld, plegen te worden verricht.

  • 2. Een bepaling als bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor ondernemingen waarvoor een bedrijfslichaam is ingesteld, indien dat bedrijfslichaam ten aanzien van het onderwerp of de onderwerpen waarop de in het eerste lid bedoelde verordening betrekking heeft, eveneens bindende regelen heeft gesteld.

Artikel 13

  • 1. Onverminderd het in het tweede lid bepaalde, worden de door het hoofdbedrijfschap krachtens artikel 126, eerste lid, van de wet op te leggen heffingen vastgesteld op grondslag van de in iedere onderneming bereikte, naar geldswaarde of hoeveelheid berekende omzet, met dien verstande dat het tarief voor verschillende in de heffingsverordening aangewezen groepen van ondernemingen verschillend kan zijn. Boven of in de plaats van zodanige heffing kan een bedrag worden geheven dat voor alle ondernemingen of groepen daarvan gelijk is.

  • 2. Heffingen waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur van het hoofdbedrijfschap in verband met die bestemming passend acht.

  • 3. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde heffingen worden zodanig vastgesteld dat de uitgaven ten behoeve van een commissie als bedoeld in artikel 5, naar het oordeel van het bestuur van het hoofdbedrijfschap kunnen worden bekostigd uit de opbrengst van hetgeen wordt geheven van degenen die de ondernemingen drijven die naar het oordeel van het bestuur bij die commissie zijn betrokken.

HOOFDSTUK II: OPHEFFING BEDRIJFSCHAPPEN

Artikel 14

  • 1. Het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten en het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit zijn opgeheven.

  • 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder bedrijfslichamen verstaan: de in het eerste lid genoemde bedrijfschappen.

  • 3. Onverminderd het feit dat de bedrijfslichamen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit zijn opgeheven, blijven de in bijlage A vermelde, door de bedrijfslichamen vastgestelde verordeningen en andere besluiten van kracht tot de datum waarop de door het hoofdbedrijfschap vastgestelde verordeningen en andere besluiten ter zake in werking zullen treden.

  • 4. De rechten, lasten en verplichtingen van de bedrijfslichamen ten opzichte van hun personeel, gaan over naar het hoofdbedrijfschap.

  • 5. De rechten en de verplichtingen van de gewezen werknemers van de bedrijfslichamen blijven na de opheffing in stand.

  • 6. Voorzover de rechten en verplichtingen betrekking hebben op pensioenverzekeringen en VUT-aanspraken, worden zij na de opheffing van de bedrijfslichamen overgenomen dan wel voortgezet door het hoofdbedrijfschap.

Artikel 15

  • 1. Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit berust het beheer van de vermogens van de bedrijfslichamen bij het hoofdbedrijfschap.

  • 2. Rechtsvorderingen welke tot de vermogens van de bedrijfslichamen behorende rechten of verplichtingen tot onderwerp hebben, worden ingesteld door of tegen het hoofdbedrijfschap.

Artikel 16

  • 1. Het hoofdbedrijfschap is belast met de vereffening van de vermogens van de bedrijfslichamen. Het kan daartoe de tot de vermogens van de bedrijfslichamen behorende roerende en onroerende zaken vervreemden.

  • 2. Het hoofdbedrijfschap maakt met het oog op de vereffening een boedelbeschrijving op. Het stelt tevens de rekening van inkomsten en uitgaven van de bedrijfslichamen vast over het tijdvak, aanvangende op de eerste januari van het jaar volgende op het kalenderjaar waarover laatstelijk een rekening van inkomsten en uitgaven door het bestuur van de bedrijfslichamen is vastgesteld, en eindigend op de dag van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 3. De boedelbeschrijvingen en de rekeningen van inkomsten en uitgaven, zoals bedoeld in het tweede lid, behoeven de instemming van de raad.

  • 4. De instemming van de raad met de rekeningen van inkomsten en uitgaven strekt tot decharge van de dagelijkse besturen van de bedrijfslichamen, behoudens in geval van later gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden.

Artikel 17

  • 1. Het hoofdbedrijfschap maakt het tijdstip van de aanvang van de vereffening bekend in de Staatscourant en in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie, alsmede in de daartoe naar zijn oordeel in aanmerking komende nieuwsbladen, onder vermelding van de afkondiging van dit besluit.

  • 2. In de bekendmaking worden degenen die een vordering op een of meer van de bedrijfslichamen hebben, opgeroepen die vorderingen binnen een daarbij aangegeven termijn bij het hoofdbedrijfschap in te dienen. Deze termijn wordt niet korter gesteld dan zes maanden, te rekenen vanaf de dag van de bekendmaking.

Artikel 18

  • 1. De opheffing van de bedrijfslichamen tast de rechtskracht van de door deze lichamen wettig opgelegde heffingsaanslagen niet aan.

  • 2. Bij de inning van nog niet betaalde heffingsaanslagen van de bedrijfslichamen oefent de voorzitter van het hoofdbedrijfschap zo nodig de in artikel 127 van de wet toegekende bevoegdheden uit.

  • 3. Het hoofdbedrijfschap kan, voorzover dit voor de voldoening van de schulden van een van de bedrijfslichamen noodzakelijk is, bij verordening aan de ondernemers in het betrokken deel van het bedrijfsleven een heffing opleggen volgens de bij de laatstelijk opgelegde algemene heffing van het betrokken bedrijfslichaam gehanteerde maatstaven.

  • 4. Ten aanzien van een heffingsverordening als bedoeld in het derde lid en de krachtens die verordening opgelegde aanslagen zijn de artikelen 126 en 127 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19

  • 1. De door het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit en het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten gevormde fondsen voor het verlenen van toeslagen op ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken blijven in stand. Uit deze fondsen kunnen volgens door het dagelijks bestuur van het hoofdbedrijfschap, uitgaande van het door de betrokken dagelijkse besturen gevoerde beleid, te stellen regelen toeslagen worden verleend op pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen werknemers van het bedrijfschap en het hoofdbedrijfschap of hun nabestaanden.

  • 2. Het hoofdbedrijfschap voldoet uit de in het eerste lid bedoelde fondsen geen andere vorderingen dan die welke strekken tot nakoming van de verplichtingen waarvoor deze fondsen zijn ingesteld.

  • 3. De over de middelen van een fonds verkregen rente wordt aan het desbetreffende fonds toegevoegd.

  • 4. Het hoofdbedrijfschap verantwoordt het beheer van de fondsen door middel van een bijzondere functie in zijn begroting.

Artikel 20

  • 1. Zo spoedig mogelijk nadat het hoofdbedrijfschap het vermogen van de bedrijfslichamen heeft vereffend, brengt het daarover aan de raad verslag uit. Het verslag gaat vergezeld van een door het hoofdbedrijfschap vastgestelde rekening van inkomsten en uitgaven.

  • 2. De vaststelling van het verslag en van de rekening van inkomsten en uitgaven betreffende de vereffening kan slechts plaatsvinden nadat de ontwerpen van deze stukken gedurende twee maanden ten kantore van het hoofdbedrijfschap voor een ieder ter lezing zijn neergelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar zijn gesteld en indien binnen die termijn bij het hoofdbedrijfschap geen bezwaren zijn ingekomen. Van de neerlegging en de verkrijgbaarheid geschiedt openbare kennisgeving in de Staatscourant en in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie.

  • 3. Elk ingekomen bezwaar wordt door het hoofdbedrijfschap onderzocht. Indien het bezwaar gegrond wordt bevonden, zet het hoofdbedrijfschap de vereffening voort en maakt, zo nodig, een nieuw verslag en een nieuwe rekening op, waarin aan het bezwaar is tegemoet gekomen. Ten aanzien van laatstbedoeld verslag en laatstbedoelde rekening is het tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het hoofdbedrijfschap nieuwe bezwaren, welke reeds tegen het eerste verslag en de eerste rekening hadden kunnen worden ingebracht, niet in overweging neemt. Wordt het bezwaar ongegrond bevonden, dan stelt het hoofdbedrijfschap het verslag en de rekening alsnog vast.

  • 4. De rekening behoeft instemming van de raad. De instemming strekt tot decharge van het hoofdbedrijfschap. Het hoofdbedrijfschap doet van het verlenen van de instemming zo spoedig mogelijk openbare kennisgeving op de wijze als is aangegeven in het tweede lid.

Artikel 21

Indien de fondsen, zoals bedoeld in artikel 19, eerste lid, niet toereikend zijn, wordt hetgeen blijkens de rekening als bedoeld in artikel 20 aan vermogen van het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit en het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten over is, door het hoofdbedrijfschap, voorzover noodzakelijk, aangewend ter dekking van het verwachte tekort.

Artikel 22

Hetgeen blijkens de rekening als bedoeld in artikel 20 aan vermogens van de bedrijfslichamen over is, wordt, nadat zo nodig toepassing is gegeven aan het gestelde in artikel 21, door het hoofdbedrijfschap verantwoord in naar de bedrijfslichamen verbijzonderde functies in zijn begroting en rekening van inkomsten en uitgaven.

Artikel 23

Hetgeen na afwikkeling van de verplichtingen jegens het gewezen personeel van het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit en het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde fondsen over is, wordt door het hoofdbedrijfschap, de betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers gehoord, een bestemming gegeven, zoveel mogelijk ten nutte van het betrokken deel van het bedrijfsleven. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de raad.

Artikel 24

  • 1. De opheffing van de bedrijfslichamen heeft geen gevolg voor de ontvankelijkheid van bezwaren als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht of beroepen ingevolge de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie. In plaats van de bedrijfslichamen treedt het hoofdbedrijfschap als partij op.

  • 2. Gerechtelijke uitspraken, gedaan tegen een van de bedrijfslichamen of, op grond van het eerste lid, tegen het hoofdbedrijfschap, worden door het hoofdbedrijfschap uitgevoerd, voorzover nodig ten laste van het vermogen van het betrokken opgeheven bedrijfslichaam.

Artikel 25

Het hoofdbedrijfschap draagt in de zin van de Archiefwet 1995 zorg voor de archiefbescheiden van de bedrijfslichamen.

HOOFDSTUK III: SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

De Instellingsverordeningen Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, Bedrijfschap Groothandel in Bloemkwekerijprodukten en Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Groenten en Fruit worden ingetrokken.

Artikel 27

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 28

Dit besluit wordt aangehaald als Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

's-Gravenhage, 4 maart 2002

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de achtentwintigste maart 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Met het Kabinetsstandpunt over de toekomst van het PBO-stelsel van 28 oktober 19961 heeft het toenmalige kabinet een proces in gang gezet tot modernisering van het stelsel van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (Wbo).

In dat kabinetsstandpunt respectievelijk in het op 4 april 1997 uitgebrachte Nader kabinetsstandpunt over de toekomst van het PBO-stelsel2 is aangegeven dat het kabinet uit een oogpunt van doelmatigheid van het openbaar bestuur een substantieel kleiner aantal schappen gewenst respectievelijk mogelijk en noodzakelijk achtte door een hergroepering van de product- en bedrijfschappen. Het kabinet was het met de opvatting van de raad3 eens dat de schappen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor de hergroepering.

De raad is gevraagd een en ander te coördineren. De raad heeft een onafhankelijke, externe commissie ingesteld, de Adviesgroep Hergroepering Bedrijfslichamen, die de voornemens en voorkeuren van de bedrijfslichamen heeft geïnventariseerd en van kanttekeningen voorzien.

De Bestuurskamer van de raad heeft op 26 november 1997 daarover zijn standpunt bepaald4 en aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebracht. Het kabinet heeft vervolgens bij brief van 24 februari 1998 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kenmerk AV/A&M/980263, aan de SER medegedeeld dat met de in dat standpunt vervatte voorstellen een adequate invulling van de in het Nader kabinetsstandpunt van 4 april 1997 geuite wenselijkheid van een substantiële reductie van het aantal bedrijfslichamen kan worden bereikt.

2. Overwegingen hergroepering binnen de agrarische handel

Binnen de agrarische groothandel zijn vier bedrijfschappen actief, te weten

• het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen5,

• het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten6,

• het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit7 en

• het Bedrijfschap voor de Handel in Tuinbouwzaden8.

Blijkens het bovengenoemde rapport9 wordt voorgesteld te komen tot een hoofdbedrijfschap met commissies ex artikel 88a van de Wbo.

Daarbij is overwogen dat één bedrijfslichaam met commissies in vorenbedoelde zin ruimte biedt aan de eigen deelsectoren.

In dit licht bezien wordt aangenomen dat die opzet betere mogelijkheden inhoudt de krachten structureel te bundelen en de gezamenlijke vraagstukken op gebieden als de (internationale) handel, de technologische en logistieke ondersteuning (onder meer EDI10, en onderzoek en informatieverstrekking naar de bedrijfsgenoten verder te professionaliseren. Met het nieuw te vormen hoofdbedrijfschap kan een krachtige publiekrechtelijke organisatie ontstaan om de bedrijfsgenoten in de deelsectoren te ondersteunen.

In reactie op het schriftelijk verzoek van de Bestuurskamer van 20 maart 1998 om kenbaar te maken op welke wijze de hergroepering van de bedrijfslichamen als bedoeld in het genoemde aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebrachte rapport vorm kan worden gegeven, hebben de representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers van het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten, het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit en het Bedrijfschap voor de Handel in Tuinbouwzaden bij de Bestuurskamer voorstellen ingediend voor de instelling van een Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel en de gelijktijdige opheffing van deze vier bedrijfschappen. De betreffende organisaties van ondernemers en werknemers staan vermeld in bijlage B.

Bedrijfschap voor de Handel in Tuinbouwzaden

Na aanvankelijk te hebben ingestemd met het opgaan van het bedrijfschap in een Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel heeft het bestuur van het Bedrijfschap voor de Handel in Tuinbouwzaden in zijn vergadering van 13 juli 2001 alsnog besloten niet in het hoofdbedrijfschap te participeren en het bedrijfschap te doen opheffen. Achtergrond van dit nadere standpunt betreft het samengaan per 1 april 2001 van de verschillende brancheorganisaties in een nieuwe organisatie, waardoor de behartiging van brancheaangelegenheden geheel in privaatrechtelijke sfeer mogelijk is geworden, alsmede de kostenvoordelen die daarmee kunnen worden bereikt. Bij brief van 10 september 2001 heeft het bedrijfschap aan de eerste ondergetekende verzocht de opheffing van het bedrijfschap te bevorderen. De SER is overeenkomstig artikel 70 van de Wbo omtrent de opheffing en de in dat verband te treffen voorzieningen advies gevraagd. Overeenkomstig de wens van de in het bestuur van het bedrijfschap vertegenwoordigde organisaties van ondernemers en werknemers wordt het Bedrijfschap voor de handel in Tuinbouwzaden buiten de vorming van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel gehouden. De overige organisaties van ondernemers en werknemers betrokken bij de instelling van het hoofdbedrijfschap hebben daartegen geen bedenkingen ingebracht.)

3. SER-advies

Van haar voornemen advies uit te brengen, heeft de Bestuurskamer openbaar kennis gegeven in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie en de Staatscourant van 30 juli 1999.

Advies

In haar vergadering van 19 januari 2000 heeft de Bestuurskamer bij machtiging van de raad een advies vastgesteld, dat ertoe strekt om te bevorderen dat op basis van artikel 67 van de Wbo bij algemene maatregel van bestuur een Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel wordt ingesteld en op grond van artikel 70, eerste lid, juncto artikel 70A van de Wbo, bij algemene maatregel van bestuur de hiervoor genoemde vier bestaande bedrijfschappen worden opgeheven. Het advies omvat tevens de verschillende aspecten die bij deze algemene maatregel van bestuur moeten worden geregeld.

Zoals hiervoor aangegeven wordt het Bedrijfschap voor de handel in Tuinbouwzaden buiten de vorming van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel en de daarmee direct gepaard gaande opheffing van dit bedrijfschap gehouden. Als gevolg daarvan zijn verschillende relevante aspecten van de in het advies vervatte voorstellen aangepast.

Representativiteit

De representativiteit van de in de bijlage C vermelde organisaties kan voor de betrokken ondernemersorganisaties op basis van omzet worden gesteld op gemiddeld ± 82 procent en voor de betrokken werknemersorganisatie op gemiddeld ± 23 procent.

Deze organisaties vormen naar het oordeel van de Bestuurskamer een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van de betrokken ondernemers en werknemers als bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de Wbo.

4. Bevoegdheden

Partijen willen in grote lijnen het beleid van de bedrijfschappen die tezamen het hoofdbedrijfschap gaan vormen voortzetten. De bevoegdheden van het hoofdbedrijfschap sluiten aan bij de bevoegdheden die deze bedrijfschappen tot hun opheffing bezitten. Het hoofdbedrijfschap krijgt op grond van artikel 93, tweede lid, van de Wbo de bevoegdheid om bij verordening regels te stellen over:

a. de registratie van ondernemingen en daarin werkzaam personeel, en – voorzover noodzakelijk voor de vervulling van de taak van het bedrijfslichaam – de verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden en bezichtiging van de onderneming;

b. de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten;

c. bevordering van professionele bedrijfsvoering;

e. onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein;

f. arbeidsmarktvoorzieningen;

g. fondsen en andere instellingen in het belang der bedrijfsgenoten.

De onder a en g genoemde bevoegdheden zijn onmisbaar voor het functioneren van het bedrijfslichaam als zodanig.

Onderdeel b vormt de wettelijke basis voor regels bij verordening ter zake van de bestrijding van de aardappelziekte (phytophthora infestans). De huidige, van kracht zijnde, door het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen in 1993 vastgestelde verordening heeft als doelstelling «het tijdig en op een doeltreffende manier onschadelijk maken van afvalhopen, restanten en uitschot van aardappelen, waardoor deze niet meer als primaire phytophthora-besmettingsbron kunnen fungeren voor de jonge aardappelgewassen».

De verordeningen vormen tevens een wettelijke basis voor subsidieverlening.

De afgelopen jaren hebben de bedrijfschappen regelmatig subsidies verstrekt voor diverse activiteiten ten behoeve van het gemeenschappelijk belang van de ondernemingen binnen hun branche, de onder hun werkingssfeer vallende individuele ondernemingen en de daarin werkende personen. Het gaat hier om zowel project- als exploitatiesubsidies met een één- of meermalig karakter. De besturen van de vier bedrijfschappen hebben het voornemen kenbaar gemaakt om dit beleid in het verband van het hoofdbedrijfschap te willen continueren.

5. Positie personeel

Bij de clustering van de drie bedrijfslichamen zijn in totaal 52 medewerkers betrokken. De verdeling van dit totaal over de bedrijfschappen is als volgt:

– Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen:

– 9 medewerkers;

– Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten: 30 medewerkers;

– Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit: 13 medewerkers.

Het voornemen tot clustering is overeenkomstig artikel 35b, vijfde lid, van de Wet op de ondernemingsraden aan de respectievelijke personeelsvergaderingen ter advisering voorgelegd wat tot een positieve instemming heeft geleid.

De hergroepering van de drie bedrijfschappen en de daarmee verband houdende instelling van een hoofdbedrijfschap heeft, zoals kan worden afgeleid uit artikel 14, waarin de opheffing van deze bedrijfschappen regeling vindt, geen gevolgen in arbeidsrechtelijke en rechtspositionele zin voor de betrokken werknemers.

6. Instemming organisaties

De organisaties van ondernemers en van werknemers die bevoegd zijn tot het benoemen van bestuursleden van de betrokken bedrijfschappen zijn gehoord over dit advies. De inhoud van dit advies heeft hun instemming.

7. Kabinetsstandpunt

Het kabinet is van oordeel dat het voorstel van de genoemde bedrijfslichamen tot instelling in een Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel, waarin zij opgaan, onder gelijktijdige opheffing van hun bestaande bedrijfslichamen past binnen de besluitvorming ten aanzien van de modernisering resp. hergroepering van bedrijfslichamen zoals in de inleiding is weergegeven. Aan het bestaan van een bedrijfslichaam en in casu commissies ex artikel 88a van de Wbo dient de behoefte daartoe van een voldoende representatieve vertegenwoordiging van de ondernemers en werknemers in de desbetreffende bedrijfssector ten grondslag te liggen.

Aan deze structuurwijziging ligt naar het oordeel van het kabinet een zodanig draagvlak van representatieve vertegenwoordiging van de ondernemers en werknemers in de desbetreffende bedrijfssectoren ten grondslag. Daarbij sluit het kabinet aan bij de criteria als neergelegd in de Verordening representativiteit organisaties1 als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet, alsmede het in vervolg daarop vastgesteld Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen2. Bij de toezending van dat besluit aan ondergetekenden bij brief van 25 januari 2001 heeft de secretaris van de Bestuurskamer gemeld dat dit besluit geen consequenties heeft voor het voordien uitgebrachte advies met betrekking tot het organisatorisch draagvlak.

Deze algemene maatregel van bestuur strekt overeenkomstig het advies tot instelling van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel, alsmede tot opheffing van de drie betrokken bedrijfschappen en verbindt aan de opheffing de voorzieningen die gewoonlijk aan de opheffing van een bedrijfslichaam worden verbonden, zoals eerder nog bij de Wet tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit.

In verband met een goede aansluitende overgang van de opheffing gepaard gaande voorzieningen, zal de precieze datum van inwerkingtreding van het besluit worden afgestemd met de Bestuurskamer van de SER.

ARTIKELEN

HOOFDSTUK I. INSTELLING HOOFDBEDRIJFSCHAP

artikel 2 en 3

De werkingssfeer van het hoofdbedrijfschap is nagenoeg gelijk aan de drie op te heffen bedrijfschappen. De voor de bedrijfschappen kenmerkende producten zijn wat in het economische verkeer onder aardappelen, bloemkwekerijproducten en groenten en fruit wordt verstaan.

In aanvulling daarop wordt met betrekking tot het product aardappelen opgemerkt dat dit geldt voor alle aardappelen, ongeacht het doel waarvoor zij bestemd zijn, waaronder al dan niet gestoomde consumptieaardappelen.

Bloemkwekerijproducten omvatten tevens het uitgangsmateriaal voor die producten, kerstbomen, in het wild gegroeide gewassen welke met het oog op de sierwaarde in het economisch verkeer worden gebracht en op eenvoudige wijze gedroogde bloemkwekerijproducten.

Bij groenten en fruit gaat het naast verse ook om vers bewerkte groenten en fruit, inclusief verzouten en verzuren.

artikel 4

Het bestuur is in afwijking van de hoofdregel van artikel 73, eerste lid, van de wet niet paritair samengesteld en bestaat uit zeven leden. Aan ondernemerszijde zou het bestuur aanvankelijk evenals aan werknemerszijde vier bestuursleden tellen, doch door het besluit van het Bedrijfschap voor de Handel in Tuinbouwzaden van deelname in het hoofdbedrijfschap af te zien kwam een zetel vacant. Partijen hebben uit pragmatische overwegingen geen aanleiding gezien de eerder overeengekomen toedeling van de zetels aan ondernemerszijde in de overige sectoren (aardappelen, groenten en fruit en bloemkwekerijproducten) met één bestuurslid per sector te wijzigen. De keuze van vier leden aan werknemerszijde is gehandhaafd en hangt samen met de relatieve omvang van drie betrokken organisaties.

artikel 5

Het hoofdbedrijfschap heeft vier commissies ex artikel 88a Wbo:

a. de Commissie consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen;

b. de Commissie pootaardappelen;

c. de Commissie bloemkwekerijproducten;

d. de Commissie groenten en fruit.

De onder a en b vermelde commissies zijn tot dusverre actief geweest in het kader van het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen. De twee andere commissies corresponderen qua aandachtsgebied met de betrokken op te heffen bedrijfschappen.

artikel 6 tot en met artikel 9

Deze artikelen regelen de samenstelling van de verschillende commissies. De omvang en samenstelling van de commissies hangt samen met de samenstelling van de representatieve organisaties binnen de desbetreffende deelsectoren die voor deelname in aanmerking wensen te komen. Deze commissies zijn niet paritair. De samenstelling heeft de instemming van de betrokken organisaties.

artikel 10

Dit artikel bepaalt de bevoegdheden van het hoofdbedrijfschap. Onderdeel d kan worden uitgesloten daar de desbetreffende werkgevers- en werknemersorganisaties de arbeidsvoorwaarden in de betrokken sectoren bij collectieve arbeidsovereenkomst regelen.

artikel 11

Het bestuur van het hoofdbedrijfschap is gehouden voor beslissingen op wetgevings- en financieel terrein met betrekking tot specifieke sectoraangelegenheden de desbetreffende commissie erbij te betrekken, onverlet de beslissingsbevoegdheid van het bestuur. In het derde lid komt de verhouding van de algemene reserve tot de bestemmingsreserve aan de orde. Gezien het specifieke karakter van de betreffende gelden, wordt hieraan een afzonderlijk lid gewijd. De strekking van deze bepaling houdt in dat de betrokken commissie wordt gehoord over de aanwending van gelden uit de algemene reserve die aan die commissie kunnen worden toegerekend.

artikel 12

In dit artikel wordt de derdenbinding geregeld.

artikel 13

Heffingen kunnen worden opgelegd op grondslag van geldswaarde of van hoeveelheid berekende omzet. Uit de algemene heffingen worden tevens de huishoudelijke uitgaven van de commissies ex artikel 88a Wbo bestreden.

HOOFDSTUK II. OPHEFFING BEDRIJFSCHAPPEN

Artikel 14

De opheffing van de bedrijfschappen tast de rechtskracht van de in bijlage A genoemde verordeningen en besluiten niet aan. De rechten en plichten van de werknemers en de gewezen werknemers van de op te heffen bedrijfschappen blijven in stand.

Artikel 15 tot en met artikel 18

In het kader van de opheffing berust het beheer en de vereffening van de vermogens van de op te heffen bedrijfslichamen bij het hoofdbedrijfschap.

Artikel 19

Gezien de lange termijnverplichtingen die inherent zijn aan pensioentoezeggingen dienen de door het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit en het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten gevormde fondsen voor het verlenen van toeslagen op ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken in stand te blijven.

Voorzien is tevens in continuering van het tot nu toe gevoerde toekenningsbeleid door de nieuwe beheerder van deze fondsen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

BIJLAGE A

Deze bijlage behoort bij het Besluit van 4 maart 2002, houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, bloemkwekerijproducten, groenten of fruit, almede de opheffing Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, Bedrijfschap Groothandel in Bloemkwekerijprodukten en Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Groenten en Fruit (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel), als bedoeld in artikel 14, derde lid.

Verordeningen en andere besluiten van:

a. het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen:

1. Verordening registratie, verstrekking van gegevens en inzage van boeken en bescheiden 1957

2. Machtiging dwangbevelen uit te vaardigen

3. Verordening bestrijding Phytophthora infestans bij aardappelen 1994

4. Algemene Verordening salarissen personeel 1972

5. Verordening Pensioenreglement personeel 1990

b. het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten:

1. Registratieverordening Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten 1994

2. Algemene Verordening salarissen personeel 1980

3. Verordening Arbeidsvoorwaarden personeel 1987

4. Verordening pensioenen personeel 1994

5. Verordening Vaststelling reglement flexibel spaarpensioen

6. Verordening tot wijziging en inwerkingtreding van de Verordening vrijwillig vervroegde uittreding personeel 1994

7. Verordening Uitkeringen bij ontslag 1993

8. Verordening Wachtgeld personeel 1977

9. Verordening Regeling deeltijdarbeid

c. het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit:

1. Registratie- en Enquêteverordening 1990

2. Verordening Salarissen Personeel 1975

3. Verordening Arbeidsvoorwaarden personeel 1988

4. Verordening pensioenen 1986

5. Verordening Vaststelling Reglement Flexibel Spaarpensioen 1998

6. Verordening vrijwillig vervroegde uittreding personeel 1994

7. Verordening Wachtgeld personeel 1968

8. Verordening Uitkeringen bij ontslag 1994

BIJLAGE B

Deze bijlage behoort bij het Besluit van 4 maart 2002, houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, bloemkwekerijproducten, groeten of fruit, almede de opheffing Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, Bedrijfschap Groothandel in Bloemkwekerijprodukten en, Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Groenten en Fruit (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel)

ORGANISATIES VAN ONDERNEMERS

– Nederlandse Aardappel Organisatie

– Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel

– Frugi Venta

– Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijprodukten

ORGANISATIES VAN WERKNEMERS

– FNV Bondgenoten

– Dienstenbond CNV

– De Unie

BIJLAGE C

Deze bijlage behoort bij het Besluit van 4 maart 2002, houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, bloemkwekerijproducten, groenten of fruit, almede de opheffing Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, Bedrijfschap Groothandel in Bloemkwekerijprodukten en Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Groenten en Fruit (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel)

AARDAPPELSECTOR

– Nederlandse Aardappel Organisatie

– Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel

totale omzet: ± 8 miljoen ton

leden omzet: ± 8,5 miljoen ton1

representativiteit ±100%

GROENTEN EN FRUITSECTOR

– Frugi Venta

totale omzet: ± 16,9 miljard gulden

leden omzet: ± 12,9 miljard gulden

representativiteit ± 76%

BLOEMKWEKERIJPRODUKTENSECTOR

– Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijprodukten

totale omzet: ± 8,5 miljard gulden

leden omzet: ± 6 miljard gulden

representativiteit ± 71%

ORGANISATIES VAN WERKNEMERS

– FNV Bondgenoten2

– Dienstenbond CNV3

– De Unie4

totaal aantal werknemers:± 11 200 personen5

leden werknemersorganisaties: ± 2 600 personen6

representativiteit ± 23%


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 april 2002, nr. 68.

XNoot
1

TK 1996–1997, 25 091, nr 1.

XNoot
2

TK 1996–1997, 25 091, nr 2.

XNoot
3

Advies inzake de toekomst van het PBO-stelsel van 19 januari 1997 (Publicatie 97/01).

XNoot
4

Hergroepering binnen het PBO-stelsel, Standpunt over de hergroepering van de product- enbedrijfschappen, uitgebracht aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 26 november1997, SER-publicatienr. 97/11.

XNoot
5

Ingesteld bij verordening door de Sociaal-Economische Raad op 16 april 1993 en in werking getreden op 20 juni 1993 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en Staatscourant van 18 juni 1993).

XNoot
6

Ingesteld bij verordening door de Sociaal-Economische Raad op 20 mei 1994 en in werking getreden op 20 juli 1994 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en Staatscourant van 18 juli 1993).

XNoot
7

Ingesteld bij verordening door de Sociaal-Economische Raad op 15 april 1994 en in werking getreden op 30 oktober 1994 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en Staatscourant van 28 oktober 1994).

XNoot
8

Ingesteld bij verordening door de Sociaal-Economische Raad op 20 augustus 1993 en in werking getreden op 24 oktober 1993 (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en Staatscourant van 22 oktober 1993).

XNoot
9

T.a.p. pagina 54, deel 2 van Hergroepering binnen het PBO-stelsel.

XNoot
10

Electronic Data Interchange.

XNoot
1

Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 15 september 2000 houdende criteria ter bepaling van de representativiteit van organisaties van ondernemers en werknemers ten behoeve van de samenstelling van publiekrechtelijke colleges op centraal, bedrijfstak- en regionaal niveau, alsmede criteria voor de toewijzing van zetels in deze colleges aan representatieve organisaties van ondernemers en werknemers (Verordening representativiteit organisaties), (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 2001 nr. 4).

XNoot
2

Besluit van de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad van 19 december 2000 houdende richtsnoeren voor de advisering inzake de representativiteit van het organisatorisch draagvlak van bedrijfslichamen (Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen), (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 2001 nr. 4).

XNoot
1

Aangezien een aantal leden van deze sector bij beide genoemde organisaties is aangesloten, valt de leden omzet hoger uit dan de werkelijke totale omzet.

XNoot
2

Vertegenwoordigd in Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit, Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten en Bedrijfschap voor de Handel in Tuinbouwzaden.

XNoot
3

Zie voetnoot 13.

XNoot
4

Vertegenwoordigd in Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit en Bedrijfschap voor de Handel in Tuinbouwzaden.

XNoot
5

Vaste krachten exclusief werkende eigenaars en gezinsleden, tijdelijke krachten en losse arbeid.

XNoot
6

Gecorrigeerd voor werknemers die geacht worden in geringe mate aan de sector gebonden te zijn zoals werknemers op afroep, werknemers met beperkte uurcontracten, avond- en zaterdaghulpen.

Naar boven