Besluit van 6 maart 2002, houdende wijziging van
het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 en van het Metingsbesluit
Binnenvaartuigen 1978 in verband met het voorzien in een wettelijke basis
van deze besluiten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 7 december
2001, nr. DGG/J-01/008362, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling
Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 12a, eerste lid, en 12c, tweede en derde
lid, van de Binnenschepenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 7 februari 2002, nr. W09.010663/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van
26 februari 2002, nr. HDJZ/SCH/2002-444, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In artikel 3 van het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 19951 vervallen het tweede lid en de aanduiding «1.» voor
het eerste lid.
ARTIKEL II
Het Metingsbesluit Binnenvaartuigen 19782 wordt als
volgt gewijzigd:
B
In de artikelen 19, vierde lid, 20 en 21, tweede lid, wordt «volgens
het in artikel 22 bedoelde tarief» telkens vervangen door: volgens het
krachtens artikel 12c, derde lid, van de Binnenschepenwet vastgestelde tarief.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 20 december
2001, houdende wijziging van de Binnenschepenwet, de Wet vaartijden en bemanningssterkte
binnenvaart, alsmede enkele andere regelingen teneinde te voorzien in een
wettelijke basis voor een aantal uitvoeringsregelingen van verdragen (Stb.
2002, 19) in werking treedt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 6 maart 2002
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
Uitgegeven de zesentwintigste maart 2002
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel I
Het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (hierna: Besluit
ROSR 1995) is een zelfstandige algemene maatregel van bestuur, gebaseerd op
de Herziene Rijnvaartakte. Nederland is, als een van de Rijnoeverstaten, gebonden
aan deze akte. De Wet van 20 december 2001, houdende wijziging van de Binnenschepenwet,
de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, alsmede enkele andere
regelingen teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor een aantal uitvoeringsregelingen
van verdragen (Stb. 2002, 19), voorziet in een wettelijke basis voor onder
meer het Besluit ROSR 1995 in de Binnenschepenwet. Artikel 12a, eerste lid,
van de Binnenschepenwet, opgenomen in genoemde wet, verplicht om bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur, in casu het Besluit ROSR 1995, regels te stellen
ter uitvoering van de Herziene Rijnvaartakte.
De delegatiebepaling, bedoeld in artikel 12a, tweede lid, van de Binnenschepenwet,
opgenomen in genoemde wet, maakt de in artikel 3, tweede lid, van het Besluit
ROSR 1995 omschreven tariefgrondslag overbodig, zodat dat artikellid kon vervallen.
De onder meer hierop gebaseerde Regeling tarieven onderzoek binnenschepen
1998 is, door de inwerkingtreding van genoemde wet, gebaseerd op onder meer
voormeld artikel 12a, tweede lid.
Artikel II
Het Metingsbesluit Binnenvaartuigen 1978 is een zelfstandige algemene
maatregel van bestuur, gebaseerd op de op 15 februari 1966 te Genève
tot stand gekomen Overeenkomst nopens de meting van binnenvaartuigen, met
Bijlage en Protocol van ondertekening. De Wet van 20 december 2001, houdende
wijziging van de Binnenschepenwet, de Wet vaartijden en bemanningssterkte
binnenvaart, alsmede enkele andere regelingen teneinde te voorzien in een
wettelijke basis voor een aantal uitvoeringsregelingen van verdragen (Stb.
2002, 19), voorziet in een wettelijke basis voor onder meer het Metingsbesluit
Binnenvaartuigen 1978 in de Binnenschepenwet. Artikel 12c, tweede lid, van
de Binnenschepenwet, opgenomen in genoemde wet, verplicht om bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur regels te stellen betreffende de meting van
binnenvaartuigen, de afgifte van meetbrieven en de overige werkzaamheden samenhangend
met de meting van binnenvaartuigen.
Uit artikel 12c, derde lid, van de Binnenschepenwet, opgenomen in genoemde
wet, vloeit voort, dat bij ministeriële regeling tarieven kunnen worden
vastgesteld voor o.a. de meting en de hermeting van binnenvaartuigen, voor
het aanbrengen en onderhouden van ijkmerken en ijkplaten, voor het afgeven,
wijzigen en verlengen van meetbrieven, alsmede voor het afgeven van afschriften
en uittreksels van meetbrieven en het aanbrengen van aantekeningen op meetbrieven.
De Regeling tarieven meting schepen, inschrijving rompbevrachtingsregister
en afgifte zeebrief en verklaring nationaliteit 1999 is onder meer gebaseerd
op artikel 22 van het Metingsbesluit Binnenvaartuigen 1978. Door de inwerkingtreding
van genoemde wet berust de Regeling tarieven meting schepen, inschrijving
rompbevrachtingsregister en afgifte zeebrief en verklaring nationaliteit 1999,
voor zover zij thans berust op artikel 22 van het Metingsbesluit Binnenvaartuigen
1978, op artikel 12c, derde lid, van de Binnenschepenwet. In verband met artikel
12c, derde lid, kon voormeld artikel 22 derhalve vervallen.
Artikel III
De datum van inwerkingtreding van het besluit is gelijk aan die van de
Wet van 20 december 2001, houdende wijziging van de Binnenschepenwet, de Wet
vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, alsmede enkele andere regelingen
teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor een aantal uitvoeringsregelingen
van verdragen (Stb. 2002, 19). De voorgestelde wijziging van het Besluit ROSR
1995 en van het Metingsbesluit Binnenvaartuigen 1978 vloeit immers direct
hieruit voort.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
XNoot
1Stb. 1996, 127, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 april 2001, Stb.
198.
XNoot
2Stb. 1979, 358, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 maart 1998, Stb.
197.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad
van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.