Besluit van 8 maart 2002, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (personeel van 65 jaar en ouder)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 29 januari 2002, nr. WJZ/2002/3571 (2914), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 33 en 52 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 33 en 55 van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 153 en 173 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 21 februari 2002, nr. W05.02.0045/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 4 maart 2002, nr. WJZ/2002/8312 (2914), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel I-J4, eerste lid, wordt «anders dan wegens het bereiken van» vervangen door: anders dan wegens het bereiken of bereikt hebben van.

B

Artikel I-P18 vervalt.

C

Artikel II-A7 vervalt.

D

In artikel II-D3, eerste lid onder b, wordt «II-D5, vierde lid,» vervangen door: II-D5, vijfde lid,

E

Artikel II-D5, vijfde lid, wordt vervangen door:

  • 5. In het geval, bedoeld in artikel II-D3, eerste lid onder b, eindigt het dienstverband op de laatste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd werd bereikt, tenzij in overeenstemming met de betrokkene de ontslagdatum naar een later tijdstip wordt verschoven.

F

Artikel II-D6, derde lid, wordt vervangen door:

  • 3. In het geval, bedoeld in artikel II-D3, eerste lid onder b, eindigt het dienstverband op de laatste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd werd bereikt, tenzij in overeenstemming met de betrokkene de ontslagdatum naar een later tijdstip wordt verschoven.

G

Na artikel V-P4 wordt ingevoegd artikel V-P5, luidend:

Artikel V-P5 Overgangsregeling inschaling 65-jarigen per 1-8-2000

Het salaris van de betrokkene die op of na 1 augustus 2000 wordt benoemd en voor wie vóór die datum een salaris is vastgesteld op grond van artikel I-P18, zoals dat luidde op 31 juli 2000, wordt laatstbedoeld salaris voor de toepassing van de artikelen I-P7 tot en met I-P11 buiten beschouwing gelaten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt voor wat betreft artikel I onderdeel B en onderdeel G terug tot en met 1 augustus 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 8 maart 2002

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Uitgegeven de eenentwintigste maart 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Uitgangspunt in de verschillende onderwijswetten en in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel was dat personeel van 65 jaar en ouder niet langer werkzaam behoorde te zijn. Dit uitgangspunt is onder meer terug te vinden in de artikelen 138 van de Wet op het primair onderwijs en 132 van de Wet op de expertisecentra. Bedoelde bepalingen bevatten een regeling die beoogde bevoegde gezagsorganen ervan te weerhouden om personen van 65 jaar en ouder in dienst te nemen of te houden. In het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel komt het bedoelde uitgangspunt tot uitdrukking in onder meer artikel I-P18 en titel II. Bepaald was onder meer dat het salaris van degene die werd benoemd na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, niet hoger mocht zijn dan salarisnummer 0 in de hoogste aanloopschaal.

Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor het jaar 2000 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op vragen om belemmeringen weg te nemen voor vutters en 65-plussers om in het onderwijs te werken, aangegeven dat de ontheffing die moet worden aangevraagd indien na pensionering werkzaamheden worden verricht, een formaliteit is en dat deze in de praktijk altijd wordt verleend (Handelingen II, 1999/2000, nr. 19, blz. 1436 en nr. 20, blz. 1474). Om die reden zijn de onderwijswetten op dit punt gewijzigd (Stb. 2001, 209). In het verlengde daarvan heeft ondergetekende ervoor gekozen om ook in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel de belemmeringen die er eventueel zijn voor het in dienst nemen of houden van personen van 65 jaar en ouder, zoals bijvoorbeeld de bevriezing van het salaris op salarisnummer 0 van de hoogste aanloopschaal, te laten vervallen. Voor degenen die vóór 1 augustus 2000 zijn ingeschaald met toepassing van eerdergenoemd artikel I-P18, geldt dat zij vanaf 1 augustus 2000 opnieuw kunnen worden ingeschaald op basis van hun laatstgenoten salaris voorafgaand aan de inschaling op grond van artikel I-P18.

Financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor de rijksoverheid en voor de bevoegde gezagsorganen die personen van 65 jaar of ouder in dienst nemen of in dienst hebben.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans


XNoot
1

Stb. 1985, 110, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 november 2001, Stb. 626.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven