Besluit van 20 februari 2002, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs in verband met bezoldiging en ontslag op grond van door zwangerschap veroorzaakte perioden van arbeidsongeschiktheid in de periode van zwangerschap en bevallingsverlof

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 17 december 2001, nr. AB/PSW/2001/38115, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs; artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; de artikelen 38a, tweede lid, en 153, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; de artikelen 4.1.2, tweede lid, en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 17 januari 2002, nr. W05.01.0684/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 15 februari 2002, nr. AB/PSW/2002/3634, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot het derde tot en met het zesde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Gedurende de periode van zwangerschap- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 9, wordt de termijn van 18 maanden, bedoeld in het eerste lid, alsmede de termijn die aanvangt na afloop van deze termijn van 18 maanden en duurt tot het einde van het dienstverband, bedoeld in het eerste lid, opgeschort.

3. In het nieuwe vierde lid wordt „het tweede lid« vervangen door: het derde lid.

B

Artikel 5, tweede lid, wordt vervangen door:

  • 2. Artikel 4, derde tot en met zesde lid, is van toepassing.

C

Artikel 6, tweede lid, wordt vervangen door:

  • 2. Artikel 4, derde en vierde lid, zijn van toepassing.

D

In artikel 9 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

Onder vernummering van het tweede lid tot het vijfde lid worden een nieuw tweede, derde en vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Gedurende het zwangerschap- en bevallingsverlof, bedoeld in het eerste lid, heeft de vrouwelijke betrokkene aanspraak op haar volle bezoldiging.

  • 3. Indien aan de vrouwelijke betrokkene een uitkering op grond van Hoofdstuk 3, afdeling 2 van de Wet Arbeid en Zorg is toegekend, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag, waarop zij ingevolge het tweede lid recht heeft.

  • 4. Indien de vrouwelijke betrokkene recht heeft op een uitkering als bedoeld in het derde lid, maar deze uitkering als gevolg van het achterwege laten van een aanvraag daartoe door de vrouwelijke betrokkene niet wordt toegekend, wordt deze uitkering voor de toepassing van het derde lid geacht toch te zijn genoten.

E

In artikel 20 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onder vernummering van het derde tot en met het negende lid tot het vierde tot en met het tiende lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Bij het bepalen van de periode van twee jaar, bedoeld in het tweede lid, onder a, worden niet in aanmerking genomen perioden van afwezigheid van een vrouwelijke betrokkene wegens zwangerschaps- of bevallingsverlof of wegens door de zwangerschap of bevalling veroorzaakte ziekte in de periode van het begin van de zwangerschap tot aan het einde van het bevallingsverlof.

2. Het nieuwe vierde lid wordt vervangen door:

  • 4. Ter bepaling van de periode van twee jaar, bedoeld in het tweede lid, onder a, worden perioden van ongeschiktheid voor zijn betrekking samengeteld:

    a. indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen;

    b. indien zij worden onderbroken door afwezigheid wegens zwangerschaps- of bevallingsverlof of wegens door zwangerschap of bevalling veroorzaakte ziekte in de periode vanaf het begin van de zwangerschap tot aan het einde van het bevallingsverlof;

    c. indien een onder b bedoelde afwezigheid wordt voorafgegaan of wordt gevolgd door een periode van arbeidsgeschiktheid, die in totaal minder dan vier weken bedraagt.

3. In het nieuwe achtste en tiende lid wordt «bedoeld in het zesde lid,» telkens vervangen door: bedoeld in het zevende lid.

4. In het nieuwe tiende lid wordt «bedoeld in het zevende lid» vervangen door: bedoeld in het achtste lid.

F

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het achtste lid, eerste volzin, wordt «Ziektewet» vervangen door: Wet Arbeid en Zorg.

2. In het achtste lid, eerste volzin, wordt «artikel 9, tweede lid» vervangen door: artikel 9, vijfde lid.

3. In het achtste lid, tweede volzin, wordt «tweede tot en met het vijfde lid» vervangen door: tweede, vijfde en zesde lid.

G

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 39, eerste, tweede, derde en vijfde lid» vervangen door: artikel 39, eerste, tweede, vierde en zesde lid.

2. In het derde tot en met negende lid wordt: «eerste, tweede, derde, vijfde en zevende lid» vervangen door: eerste, tweede, vierde, zesde en achtste lid.

3. In het zevende lid wordt «het vierde, vijfde en zesde lid» vervangen door: vijfde, zesde en zevende lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 20 februari 2002

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de negentiende maart 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Zowel op grond van nationale als van internationale ontwikkelingen is de zienswijze doorgedrongen dat omstandigheden, die in verband staan met de zwangerschap en bevalling, niet gelijk gesteld kunnen worden met ziekte. Tot die omstandigheden worden zowel de perioden van arbeidsongeschiktheid in verband met de zwangerschap gerekend als de periode van het zwangerschap- en bevallingsverlof zelf, welke als zodanig 16 weken bedraagt. Deze omstandigheden dienen derhalve los gezien te worden van de periode waarbij na ommekomst op grond van ziekte ontslag kan worden gegeven.

Wat de internationale ontwikkelingen betreft zijn met name de uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 29 mei 1997, nr. C–400/95, Jurisprudentie 1997, blz. I–2725 (Het Larsson-arrest) en van 30 juni 1998, nr. C–394/96 Jurisprudentie 1998, blz. I–4185 (Het Brown-arrest) van belang. Deze uitspraken hebben betrekking op de ontslagbescherming van werkneemsters tijdens en na de zwangerschap, waarop deze werkneemsters op grond van de Europese richtlijn 92/85/EEG aanspraak kunnen maken. In het Brown-arrest is te dier zake uitgesproken dat noch de perioden van arbeidsongeschiktheid tijdens de zwangerschapsperiode en verband houdende met de zwangerschap, noch de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof zelf, mogen worden meegeteld bij de vaststelling van de ontslagtermijnen. Perioden van arbeidsongeschiktheid die wel verband houden met de zwangerschap, maar die zich na het bevallingsverlof manifesteren, mogen daarentegen wel voor de vaststelling van deze ontslagtermijnen worden meegerekend.

De betreffende uitspraken van het Hof van Justitie zien slechts op de relatie tussen afwezigheid wegens zwangerschap en de ontslagtermijnen. De uitspraken laten zich niet uit over de vraag of de bezoldigingsverplichtingen van de werkgever tijdens perioden van arbeidsongeschiktheid wegens de zwangerschap, alsmede tijdens de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof zelf, eveneens geabstraheerd zouden moeten worden van de bij ziekte geldende bezoldigingstermijnen, inclusief de hoogte van de bezoldigingsaanspraken gedurende die termijnen.

Niettemin is aanleiding gezien om wel de bezoldigingsverplichtingen tijdens de periode van het zwangerschap- en bevallingsverlof te abstraheren van de bij ziekte geldende bezoldigingstermijnen. Dit onder meer ook als voortvloeisel van het feit dat:

– de bezoldigingsverplichting van de werkgever tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt verevend over alle overheidswerkgevers en feitelijk gedragen wordt door het Uitvoeringsfonds Overheid (UFO);

– in het kader van het wetsontwerp Arbeid en Zorg voorgesteld is om de periode van het zwangerschap- en bevallingsverlof van het algemene begrip arbeidsongeschiktheid te abstraheren door deze periode niet meer te laten meetellen bij de vaststelling van de wachttijd voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);

– de periode van het zwangerschap- en bevallingsverlof ook in het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BWOO) en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs (BBWO) is geabstraheerd van het begrip arbeidsongeschiktheid, waar het de opschortingstermijn van de wachtgeld- en werkloosheidsuitkering bij ziekte betreft.

Gelet op vorengenoemde ontwikkelingen is geconstateerd dat het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs aan deze ontwikkelingen dient te worden aangepast.

Zo geeft artikel 4 van dit Besluit thans onvoldoende weer dat de periode van het zwangerschaps- en het bevallingsverlof niet meer mag worden meegeteld voor de termijn van 18 maanden waarop bij ziekte aanspraak op de volle bezoldiging bestaat.

Bovendien is artikel 9 van het Besluit ontoereikend, waar in dat artikel alleen de aanspraak op het zwangerschap- en bevallingsverlof tot uiting komt en niet tevens de aanspraak op de volle bezoldiging gedurende dat verlof. In artikel 20 van het Besluit komt ten slotte onvoldoende tot uiting dat bij de vaststelling van de ononderbroken periode van twee jaar arbeidsongeschiktheid, alvorens ontslag kan worden gegeven, niet mogen worden meegeteld de perioden van arbeidsongeschiktheid in verband met- en tijdens de zwangerschap, evenmin als de periode van het zwangerschap- en bevallingsverlof zelf. Bij onderhavige wijziging is het Besluit op deze punten aangepast.

De kosten van de onderhavige aanpassing van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs zijn vrijwel nihil, omdat het om een zeer beperkt aantal belanghebbenden gaat. De eventuele kosten worden opgevangen binnen het bestaande budget.

Dit besluit treedt per dezelfde datum in werking als de Wet Arbeid en Zorg (Staatsblad 2001, nr. 567), te weten per 1 december 2001.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4

In het nieuwe tweede lid van artikel 4 wordt bepaald dat de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof de termijn van 18 maanden, waarop bij ziekte aanspraak op de volle bezoldiging bestaat, en de termijn daarna tot het einde van het dienstverband gedurende welke recht op 80% van de bezoldiging bestaat, doet opschorten. In de praktijk betekent dit dat genoemde termijnen met de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof worden verlengd, die in normale gevallen een periode van 16 weken bedraagt. Er is sprake van opschorting; dit betekent dat de genoemde termijnen na de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof niet opnieuw aanvangen, maar doorlopen.

Artikel 9

Door het nieuwe tweede lid van artikel 9 komt thans niet alleen meer tot uiting dat de betrokkene aanspraak heeft op het zwangerschap- en bevallingsverlof zelf, maar ook op de volle bezoldiging gedurende dat verlof. De uitkering aan de vrouwelijke betrokkene op grond van de Wet Arbeid en Zorg gedurende de periode dat het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, wordt hierop in mindering gebracht.

Artikel 20

Artikel 20, tweede lid, van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs bepaalt dat een ontslag wegens arbeidsongeschiktheid kan plaatsvinden, indien de ongeschiktheid tot het verrichten van de arbeid gedurende een ononderbroken periode van twee jaar heeft geduurd en herstel binnen een periode van zes maanden na deze twee jaar niet te verwachten valt. Afwezigheid gedurende de periode vanaf het begin van de zwangerschap veroorzaakte ziekte mag niet meer meetellen bij de berekening van de periode van twee jaar.

Het nieuwe derde lid van artikel 20 sluit uit dat ziekte veroorzaakt door zwangerschap of bevalling wordt meegeteld bij de berekening van de periode van twee jaar waarna ontslag kon volgen. Omdat zwangerschap en bevalling niet als ziekte mogen worden beschouwd, mag ook de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof niet meetellen bij de berekening van de periode van twee jaar waarna ontslag kan volgen.

Blijkens het Larsson- en het Brown-arrest is het Hof van mening dat ziekte veroorzaakt door de zwangerschap of de bevalling na het einde van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wel mag meetellen bij het berekenen van de periode van twee jaar waarna ontslag mag worden verleend. Besloten is daarom om het oude derde lid van artikel 20 te verdelen in drie onderdelen en een nieuw vierde lid.

Het vierde lid, onderdeel a, komt geheel overeen met het oude lid drie en betreft geen inhoudelijke wijziging.

In het vierde lid, onderdeel b, wordt bepaald dat tijdvakken van ongeschiktheid voor en na de periode van afwezigheid door ziekte wegens zwangerschap of bevalling bij elkaar worden opgeteld. Bij ziekte veroorzaakt door de zwangerschap of bevalling wordt gedurende de beschermde periode in feite een lopende periode van twee jaar opgeschort.

In het vierde lid, onderdeel c, is een mogelijke samenloop van onder a en b genoemde situaties geregeld. Tijdvakken van ziekte voor en na de beschermde periode worden samengeteld indien de periode van arbeidsgeschiktheid voor de zwangerschap en na het einde van het bevallingsverlof tezamen in totaal niet meer dan vier weken bedraagt.

Artikel 40

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de nummering van de leden van dit artikel aan te passen aan de wijziging van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (Besluit van 2 februari 2001, Staatsblad, 84).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Stb. 1995, 703, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 december 2001, Stb. 626.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 april 2002, nr. 68.

Naar boven